ECLI:NL:TGZRAMS:2024:177 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/6912
ECLI: | ECLI:NL:TGZRAMS:2024:177 |
---|---|
Datum uitspraak: | 13-08-2024 |
Datum publicatie: | 13-08-2024 |
Zaaknummer(s): | A2024/6912 |
Onderwerp: | Onzorgvuldige dossiervorming |
Beslissingen: | Ongegrond, kennelijk ongegrond |
Inhoudsindicatie: | Kennelijk ongegronde klacht tegen een internist. Klager kan zich niet vinden in de inhoud van een door de internist opgestelde en aan de huisarts verzonden brief. Hij wil dat het college bevestigt dat de internist een bepaald punt fout heeft opgeschreven en dat het college uitspreekt dat de internist verplicht is om de brief aan te passen zoals door klager gewenst.Het college oordeelt dat de internist niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Daarvoor is redengevend dat het aan de internist als professioneel arts zelf is om de inhoud van de correspondentie aan de huisarts te bepalen, een en ander behoudens evidente fouten die op verzoek kunnen worden gecorrigeerd. Dat er in dit geval sprake is van een evidente fout is het college evenwel niet gebleken. Klacht kennelijk ongegrond. |
A2024/6912
Beslissing van 13 augustus 2024
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG AMSTERDAM
Beslissing in raadkamer van 13 augustus 2024 op de klacht van:
A,
wonende te B,
klager,
tegen
C,
internist,
destijds werkzaam te B,
verweerster, hierna ook: de internist,
gemachtigde: mr. D, werkzaam te D.
1. Waar gaat de zaak over?
1.1 Klager kan zich niet vinden in de inhoud van een door de internist opgestelde
en aan de huisarts verzonden brief. Hij wil dat het college bevestigt dat de internist
een bepaald punt fout heeft opgeschreven en dat het college uitspreekt dat de internist
verplicht is om de brief aan te passen zoals door klager gewenst.
1.2 De internist is van mening dat de brief juist is en dat het recht op aanvulling en correctie van het medisch dossier niet zover gaat dat de patiënt bevoegd is om de volledige redactie van correspondentie en dossiervoering over te nemen.
1.3 Het college komt tot het oordeel dat de klacht van klager kennelijk ongegrond is. ‘Kennelijk’ betekent dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk is dat de klacht niet gegrond kan worden verklaard. Hierna vermeldt het college eerst hoe de procedure is verlopen. Daarna licht het college de beslissing toe.
2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 9 februari 2024;
- het verweerschrift met de bijlagen.
2.2 De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris
van het college in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij geen
gebruik gemaakt.
2.3 Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college de zaak beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig waren.
3. Wat is er gebeurd?
3.1 Klager is sinds 2013 onder behandeling van, onder meer, de polikliniek infectieziekte
in het E te B. Zijn behandelend internist is verweerster.
3.2 Op 31 oktober 2023 heeft klager de internist per e-mail benaderd met het verzoek
om een verklaring aan het medisch dossier van klager toe te voegen. Deze verklaring
zou als volgt moeten luiden:
“Hierbij informeer ik u vriendelijk: ik heb de (ernstige) vermoeidheid vanwege mijn
dagelijkse voorgeschreven medicijnen “Abacavir/Lamivudine Amarox 600 mg/300 mg” en
“Edurant (Rilpivirine) 25 mg”.
Hierbij verklaar ik: ik kan niet werken vanwege de bovengenoemde bijwerking van (ernstige)
vermoeidheid.”
3.3 Verweerster heeft klager vervolgens op 1 november 2023 op de polikliniek gezien en beoordeeld. Tijdens dit consult is een brief van verweerster aan de huisarts ter sprake gekomen. Klager heeft de internist nadien, onder meer, verzocht om een nieuwe brief aan de huisarts te schrijven. De internist heeft aan dit verzoek gehoor gegeven. De desbetreffende brief is op 14 november 2023 voor klager klaargelegd bij de balie van de polikliniek.
3.4 Bij e-mail bericht van 7 januari 2024 heeft klager de internist verzocht de brief
op een bepaald punt te corrigeren. De internist heeft aan dat verzoek voldaan. Ook
deze brief is voor klager klaargelegd bij de balie van de polikliniek en tegelijkertijd
aan de huisarts verzonden. In deze brief van 10 januari 2024 staat, voor zover van
belang, het volgende (letterlijk weergegeven):
“Geachte collega,
Bovengeneomde patiënt werd op 01-11-2023 gezien op de Polikliniek infectieziekten
in het E.
(…)
Anamnese
Op verzoek van patiënt stuur ik deze brief met aangepaste samenvatting, geprint en
ondertekend.
E-mail verstuurd door patiënt 31/10 dat klachten van vermoeidheid ervaart door Kivexa
en dat reden is dat niet kan werken.
In 2017 switch gedaan ivm veel klachten, drugholiday, allen zonder effect
NB cART sinds 20123 in deze combinatie.
Uitleg gegeven over uitslagen.
Geeft aan vermoeidheid te ervaren mgl van cART.
Verschillende opties gegeven:
(…)
Conclusie
Medicamenteus goed ingestelde HIV behandeling
Denkt na over eventueel ander cART regiem ivm vermoeidheidsklachten
(…)”.
3.5 Klager heeft verweerster nadien diverse keren per e-mail benaderd met onder ander het verzoek om een medische verklaring te verstrekken inhoudende dat klager niet kan werken in verband met ernstige vermoeidheid als gevolg van de medicatie die hij slikt. Verweerster heeft aan dat verzoek niet voldaan.
4. De klacht en de reactie van de internist
4.1 Volgens klager heeft de internist onjuist gehandeld, omdat zij in de brief van
10 januari 2024 aan de huisarts heeft opgenomen dat klager vermoeidheid ervaart door
het (enkele) medicijn Kivexa, terwijl klager vermoeidheid ervaart door twee medicijnen,
namelijk Abacavir/Lamivudine 600 mg/300 mg en Rilpivirine 25 mg.
4.2 De internist heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren.
4.3 Het college gaat hierna verder in op de standpunten van partijen.
5. De overwegingen van het college
5.1 De vraag is of de internist de zorg heeft verleend die van haar verwacht mocht
worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende internist.
Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de internist geldende beroepsnormen
en andere professionele standaarden. Dat een zorgverlener beter anders had kunnen
handelen is niet altijd genoeg voor een tuchtrechtelijk verwijt.
5.2 Het college oordeelt dat de internist niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.
Daarvoor is redengevend dat het aan de internist als professioneel arts zelf is om
de inhoud van de correspondentie aan de huisarts te bepalen, een en ander behoudens
evidente fouten die op verzoek kunnen worden gecorrigeerd.
Dat er in dit geval sprake is van een evidente fout is het college evenwel niet gebleken.
In de brief van 10 januari 2024 aan de huisarts leest het college dat klager klachten
van vermoeidheid ervaart door medicijngebruik. In die context heeft de internist onder
het kopje ‘anamnese’ de term ‘cART’ gebruikt, wat staat voor ‘combinatie antiretrovirale
therapie’ en waarmee de combinatie van Kivexa en Rilpivirine wordt bedoeld. Dat een
paar zinnen daarvoor alleen Kivexa wordt genoemd, maakt niet dat de boodschap onjuist
is, te meer niet nu onder het kopje ‘conclusie’ opnieuw staat dat de vermoeidheidsklachten
komen door het ‘cART regiem’.
5.3 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat de klacht kennelijk ongegrond is.
6. De beslissing
De klacht is kennelijk ongegrond.
Deze beslissing is gegeven op 13 augustus 2024 door E.A. Messer, voorzitter, R.P.
Wijne, lid-jurist, M.V. Huisman, C. Keijzer en A. Medema, leden-beroepsgenoten, bijgestaan
door R.C. Kruit, secretaris.