ECLI:NL:TGZRAMS:2024:175 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/6811

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2024:175
Datum uitspraak: 06-08-2024
Datum publicatie: 06-08-2024
Zaaknummer(s): A2024/6811
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond, kennelijk ongegrond
Inhoudsindicatie: Kennelijk ongegronde klacht tegen een huisarts. Klaagster verwijt de huisarts dat zij geen nadere diagnostiek heeft uitgevoerd nadat zij, drie dagen na een val, bij de huisarts kwam om haar ringvinger te laten onderzoeken. Volgens klaagster had zij röntgendiagnostiek moeten uitvoeren, haar moeten doorverwijzen naar de afdeling orthopedie en verbandmiddelen moeten aanbevelen. Het college vindt dat de huisarts inzichtelijk heeft gemaakt hoe haar onderzoek van de vinger is geweest en welke overwegingen haar ertoe hebben gebracht om geen nadere diagnostiek te laten uitvoeren. Er was geen vermoeden van ossaal letsel. Zij was zich bewust van de extra bezorgdheid van klaagster omdat zij violiste is. De huisarts heeft aldus naar het oordeel van het college conform de NHG-richtlijn-Hand- en Polsklachten en daarmee zorgvuldig gehandeld. Dat latere diagnostiek alsnog een (zeer klein) ossaal letsel aantoonde maakt deze conclusie niet anders. Klacht kennelijk ongegrond verklaard.

A2024/6811
Beslissing van 6 augustus 2024

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
AMSTERDAM

Beslissing in raadkamer van 6 augustus 2024 op de klacht van:

A,
wonende te B,
klaagster,

tegen

C,
huisarts,
werkzaam te B,
verweerster, hierna ook: de huisarts,
gemachtigde: mr. T.W.E. Meulemans, werkzaam te Zoetermeer.


1. Waar gaat de zaak over?
1.1 Klaagster kwam drie dagen nadat zij haar ringvinger bij een val had bezeerd bij de huisarts. De huisarts heeft de vinger onderzocht en zag geen aanleiding om röntgendiagnostiek te doen. Vier weken later zag een collega-huisarts klaagster en verwees haar naar de afdeling orthopedie van het D. Daar bleek uit röntgenonderzoek dat er een ongeveer zes weken oude volaire avulsiefractuur in een gewricht van de vinger was. Klaagster is ontevreden over het feit dat de huisarts niet direct nadere diagnostiek heeft uitgevoerd.

1.2 Het college komt tot het oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is. ‘Kennelijk’ betekent dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk is dat de klacht niet gegrond kan worden verklaard. Hierna vermeldt het college eerst hoe de procedure is verlopen. Daarna licht het college de beslissing toe.

1. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 10 januari 2024;
- het verweerschrift met de bijlagen;
- het proces-verbaal van het mondelinge vooronderzoek, gehouden op 6 mei 2024.

2.2 Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college de zaak beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig waren.


3. Wat is er gebeurd?
3.1 Op 2 augustus 2023 heeft de huisarts klaagster gezien. Klaagster kwam met een bezeerde linker ringvinger door een val op 30 juli 2023. De huisarts heeft de vinger bekeken en onderzocht en klaagster daarna met een vangnetadvies naar huis gestuurd.

3.2 Op 8 september 2023 is klaagster gezien door een collega-huisarts die haar vanwege blijvende klachten en een beperkte buigfunctie heeft verwezen naar het D, afdeling orthopedie.

3.3 Röntgenonderzoek op 11 september 2023 in het D toonde dat er sprake was van een ongeveer zes weken oude volaire avulsiefractuur in het proximale interphalangeale gewricht. De orthopeed adviseerde handtherapie en heeft haar doorverwezen naar het E te F.


4. De klacht en de reactie van de huisarts
4.1 Volgens klaagster heeft de huisarts ten onrechte geen nadere diagnostiek uitgevoerd en/of klaagster verwezen en geen verbandmiddelen aanbevolen, terwijl dit op basis van de klachten en de anamnese wel had moeten gebeuren.

4.2 De huisarts heeft het college verzocht klager niet-ontvankelijk te verklaren dan wel de klacht (kennelijk) ongegrond te verklaren.

4.3 Het college gaat hierna verder in op de standpunten van partijen.


5. De overwegingen van het college
Welke criteria gelden bij de beoordeling?
5.1. De vraag is of de huisarts de zorg heeft verleend die van haar verwacht mocht
worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende huisarts. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de huisarts geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden. Dat een zorgverlener beter anders had kunnen handelen is niet altijd genoeg voor een tuchtrechtelijk verwijt.

5.2. Het college oordeelt dat de huisarts niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

5.3. De huisarts heeft in haar verweerschrift aangevoerd dat zij de vinger heeft
onderzocht en een lichtblauwe verkleuring met minimale zwelling heeft geconstateerd. Dit paste goed bij contusie van de val van drie dagen eerder. Zowel het distale interphalangeale gewricht (DIP) als het proximale interphalangeale gewricht (PIP) waren drukgevoelig. Er was geen asdrukpijn. Klaagster had nog kracht in de vinger, de flexie en extensie waren nagenoeg niet pijnlijk of beperkt en er was geen sprake van asdrukpijn. Tijdens het consult is gesproken over de extra zorgen die klaagster had omdat zij violist van beroep is. De huisarts concludeerde na dit onderzoek dat er geen aanleiding was om ossaal letsel te vermoeden en heeft haar overeenkomstig het protocol van de NHG-richtlijn Hand- en Polsklachten niet doorverwezen voor nadere diagnostiek en een afwachtend beleid gevoerd met het advies rust te houden. Dat later röntgenonderzoek toch een ossaal letsel aantoonde - een (heel kleine) volaire avulsiefractuur in het PIP – betreurt de huisarts. Zij merkt daarbij op dat ook als het ossale letsel eerder was geconstateerd dit geen indicatie zou zijn geweest voor een operatieve behandeling. De huisarts wist dat klaagster professioneel violiste was en heeft desondanks ertoe besloten geen röntgendiagnostiek te laten uitvoeren vanwege de lage verdenking op een ossaal letsel. Met het naar huis sturen met een vangnetadvies heeft zij naar haar mening zorgvuldig gehandeld.

5.4. Het college is van oordeel dat de huisarts inzichtelijk heeft gemaakt hoe haar
onderzoek van de vinger op het consult van 2 augustus 2023 is geweest en welke overwegingen haar ertoe hebben gebracht om geen nadere diagnostiek te laten uitvoeren. In het overgelegde medisch journaal is verslag gedaan van dit onderzoek, waaruit ook blijkt dat de huisarts zich bewust was van de extra bezorgdheid van klaagster omdat zij violiste is. Ook is genoteerd dat zij klaagster heeft meegedeeld dat zij bij aanhoudende klachten terug kan komen. De huisarts heeft aldus naar het oordeel van het college conform de genoemde richtlijn en daarmee zorgvuldig gehandeld. Dat latere diagnostiek alsnog een (zeer klein) ossaal letsel aantoonde maakt deze conclusie niet anders.

5.5 Klaagster meent dat door het handelen van de huisarts zij haar situatie (als violiste) niet meer kan verbeteren door (gespecialiseerde) fysiotherapie en dat zij bij het spelen nu een spalk moet dragen, omdat de vinger na genezing in de verkeerde positie is gebogen.
Dat dit gevolg voor klaagster is veroorzaakt door het handelen van de huisarts staat niet vast. Bovendien heeft het college al geoordeeld dat de huisarts geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt van haar handelen op 2 augustus 2023. Als er geen sprake is van verwijtbaar handelen dan kan het voor klaagster teleurstellende herstel van de vinger niet aan de huisarts worden verweten.

Slotsom
5.6 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat de klacht kennelijk ongegrond is.


6. De beslissing
De klacht is kennelijk ongegrond.


Deze beslissing is gegeven op 6 augustus 2024 door R.A. Dozy, voorzitter, R.E. van Hellemondt, lid-jurist, G.J. Dogterom, V.M. Schijf en I. Weenink, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door S. Verdaasdonk, secretaris.