ECLI:NL:TGZRAMS:2024:172 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7045
ECLI: | ECLI:NL:TGZRAMS:2024:172 |
---|---|
Datum uitspraak: | 06-08-2024 |
Datum publicatie: | 06-08-2024 |
Zaaknummer(s): | A2024/7045 |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Ongegronde klacht tegen een huisarts. Klaagster is de echtgenote van een aan sepsis overleden patiënt. Zij verwijt de huisarts dat hij de patiënt niet serieus heeft genomen en onbehoorlijk heeft bejegend tijdens het consult op de huisartsenpost. Ook heeft hij een verkeerde inschatting gemaakt van de situatie en de ernst van de klachten waardoor de diagnose sepsis is gemist. Het is duidelijk geworden dat klaagster en de huisarts het consult anders hebben ervaren. Omdat het college niet bij het gesprek aanwezig was, kan het niet vaststellen hoe het consult precies is verlopen. Bij de beoordeling van het handelen als huisarts moet uitgegaan worden van de in het triageverslag opgenomen informatie. De vier contacten die zijn geweest tussen de patiënt, klaagster en de triagisten zijn niet of onvolledig weergegeven in het triageverslag. Hierdoor heeft de huisarts relevante informatie gemist. Dit valt de huisarts niet aan te rekenen of tuchtrechtelijk te verwijten. Hij mocht de situatie beoordelen op basis van de informatie die hij op dat moment van de triagist had gekregen. Hij mocht er ook op vertrouwen dat die informatie volledig was voor het beoordelen van de hulpvraag van de patiënt. Klacht ongegrond verklaard. |
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
AMSTERDAM
Beslissing van 6 augustus 2024 op de klacht van:
A,
wonende in B,
klaagster,
tegen
C,
huisarts,
werkzaam in B,
verweerder, hierna ook: de huisarts,
gemachtigde: mr. C.W.M. Verberne, werkzaam in Eindhoven.
1. De zaak in het kort
1.1 De echtgenoot van klaagster (hierna patiënt) is overleden aan een sepsis (bloedvergiftiging).
Klaagster verwijt de huisarts dat hij de patiënt niet serieus heeft genomen en onbehoorlijk
heeft bejegend tijdens het consult op de huisartsenpost. Ook heeft hij een verkeerde
inschatting gemaakt van de situatie en de ernst van de klachten waardoor de diagnose
sepsis is gemist. De huisarts heeft het consult anders ervaren dan klaagster. Ook
is de huisarts van mening dat hem het missen van de diagnose niet tuchtrechtelijk
kan worden verweten.
1.2 Het college komt tot het oordeel dat de arts niet tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld. Hierna vermeldt het college eerst hoe de procedure is verlopen. Daarna
licht het college de beslissing toe.
2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 26 maart 2024;
- het verweerschrift met de bijlagen ontvangen op 10 mei 2024.
2.2 De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris
van het college met elkaar in gesprek te gaan. Daarvan hebben zij geen gebruik gemaakt.
2.3 De zaak is behandeld op de openbare zitting van 25 juni 2024. De huisarts is verschenen.
Hij werd bijgestaan door zijn gemachtigde. Klaagster was afwezig met bericht van verhindering.
In plaats van klaagster waren de dochter van klaagster, D, en haar partner aanwezig
tijdens de zitting. De partijen hebben hun standpunten mondeling toegelicht.
3. Wat is er gebeurd?
3.1 Klaagster is de echtgenote van E, geboren op 23 augustus 1948 (hierna: patiënt).
3.2 Verweerder is huisarts. Hij had in de nacht van 8 op 9 juni 2023 dienst op de
huisartsenpost F in B.
3.3 Op 8 juni 2023 hebben klaagster en de patiënt gebeld naar hun eigen huisarts omdat
patiënt een dikke, pijnlijke rechtervoet/-enkel had en ze de volgende dag op vakantie
zouden gaan. Er was geen plek meer op het spreekuur van hun huisarts. Om 14.45 uur
is er wel telefonisch contact geweest tussen hun huisarts en de patiënt. Klaagster
en de patiënt kregen het advies om als zij het niet vertrouwden niet op vakantie te
gaan, maar naar de huisarts te komen.
3.4 Op 8 juni 2023 om 21.35 uur heeft klaagster naar de huisartsenpost gebeld omdat
zij en de patiënt zich ernstig zorgen maakten over de situatie van de patiënt. De
linkerhand van de patiënt was nu ook opgezwollen en hij had veel pijn, was warm, had
koorts en was aan het trillen. Dit contact werd afgesloten met een terugbelafspraak.
In het transscript (pag. 13) staat zover van belang:
“H (triagist): Ja, ik wil wel dat meneer even getemperatuurd wordt, dat u toch even
de temperatuurmeter gaat opzoeken, en dan kunnen we vanuit daar kijken of we eventueel
een afspraak kunnen maken, maar het moet eerst getemperatuurd worden.
M (klaagster): Ja, ik ga op zoek ja.
(……)
M: O, ja, maar ik moet even iemand gaan bellen waar ik een uh… een uh thermometer
kan lenen. Want uh… ja, uh…. wat mijn man zegt: wij zijn….. zijn net verhuisd.
H: Jullie zijn net verhuisd. Jullie hebben geen thermometer. Ik hang dan even op.
Mocht het in de tussentijd zijn, tijdens het zoeken, dat de klachten verergeren, dan
belt u terug. (…) Is dat goed?
D: (patiënt): Ja, Ja.
H: Oke is goed dan bel ik u..
D: bedankt voor je geduld.
H: Geen dank ik bel u zo terug.
D: Ja.
H: Tot zo. Dag.
D: Doei”
3.5 Op 8 juni 2023 om 21.48 uur neemt de huisartsenpost zoals afgesproken contact
op met klaagster en de patiënt. Het was niet gelukt om de temperatuur van de patiënt
te meten. Nadat de triagist overleg heeft gehad met de regiearts van de huisartsenpost
werd er een afspraak gemaakt voor 00.00 uur op de huisartsenpost in B. In het transscript
(pag. 16) staat hierover zover van belang:
“H: Ja ik ga even een afspraak voor u maken. Uhm.. even kijken. U woonde in B. Uh..
B. Ja, ik heb in B in het ziekenhuis heb ik pas om 00.00 uur pas een plek en dat is
best wel laat. Uhm, anders heb ik in G in het H ziekenhuis in G om 22.30 nog.
M: Nee dat gaan we niet-
D: Dat plekje-
M: Dat gaat allemaal niet lukken, nee.
H: Nee, gaat dat allemaal niet lukken?
M: Nee, naar G, nee dat uh…he?
H: Nou, anders heb ik om 00.00 uur in het H ziekenhuis in B. Dat is over 2 uurtjes.
D: Ja, ik weet het niet.
M: Nee, ik weet het ook niet, jongen.
D: Nou dan wachten we wel tot 00.00 uur.
M: Ja.
H: Dan plan ik hem in voor 00.00 uur.
M: En kan niemand bij ons langskomen?
H: Nee, nee, dat heb ik ook al overlegd, maar het moet echt gewoon hier alles. Er
moet uhm… alles moet gewoon bij ons nagecheckt worden, omdat wij-
D: Ja.
H: -hebben
D: Ja, ja, ik snaphet.
M: Ja.
H: Ik heb de afspraak om 0.00 gezet in de H ziekenhuis in B. Mocht het in de tussentijd
zijn dat de klachten verergeren-
D: Ja.
H: -wanneer u bewustzijn gaat verliezen of uhm-
M: Dan bellen we 112, hoor.
H: Ja, nee, dat kan ook en anders mag u ons ook bellen op nummer 1 gaan toetsen, dan
heeft u ook gelijk de spoed-
(…)”
3.6 Op 8 juni 2023 om 22.36 uur hebben klaagster en de patiënt weer contact opgenomen
met de huisartsenpost omdat de situatie van de patiënt was verslechterd. De patiënt
had veel pijn, de hand en de voet/enkel waren erg opgezwollen. Klaagster en de patiënt
maakten zich ernstige zorgen. De triagist heeft naar aanleiding van het telefonisch
contact met klaagster en de patiënt overleg gevoerd met de regiearts of de patiënt
eerder kan worden gezien op de huisartsenpost. Dat kon niet. Om 22.49 uur heeft de
triagist klaagster en de patiënt zoals afgesproken teruggebeld dat de afspraak bij
de huisartsenpost niet wordt vervroegd en dus bleef staan voor 00.00 uur.
3.7 Op 9 juni 2024 rond 00.00 uur werd patiënt op de huisartsenpost gezien door de
huisarts. Hierover staat in het waarnemingsbericht:
‘Contacturgentie U3
(…)
Episode Ander letsel van de huid/subcutis ICPC
Subjectief DA [triagist] Klacht/beloop: partner belt/ vanmiddag telefonisch contact gehad met eha (zie dossier) re-been is opgezwollen en qua kleur blauw paars. op de li-been is er een wondje van de val die niet stopt met bloeden. 1 hand is ook opgezwollen, sinds 17u ong. zit pt te trillen klappertanden .vermoedelijk koorts voelt warm aan. kan niet meer lopen veel pijn been en de hand . Hebben geen thermometer thuis.
Mevr. belt het gaat niet goed. Wil eerder komen. Hij heeft pijn. Nu meneer: Heeft een dwarsleasie en COPD. Is bekend. (..) meneer klinkt niet benauwd. Het is vooral mevr. die erg aandringt.Uitgelegd dat het echt 00.00 wordt. Hulpvraag: beoordelen een check Voorgeschiedenis: zie lsp Medicatie: zie lsp Algemeen: bij verergering klachten contact opnemen
Subjectief HA Gevallen vandaag telefonisch contact eigen HA. Moest het aanzien. Nu zwelling linker hand en toegenomen hematomen onderbenen. Zou koorts hebben, maar niet gemeten. Neemt pcm.
Objectief Fragiele man: oedeem linker hand, wat erytheem en excoriaties die ontstaan wanneer echtgenote de opgeplakte pleisters lostrekt. Enkels bdz: uitgezakte hematomen.
Evaluatie Hematomen en ontvelling handrug links
ICPC (E-regel) S19-ander letsel van de huid/subcutis
Plan Uitleg. Nu geen aanwijzingen voor koorts of infectie. Hand verbonden met vetgaas. Morgen opnieuw verbinden via eigen HA en voorschrift verbandmateriaal + evt sling tvb elevatie linker hand. Idem advies elevatie benen tbv hematoom/zwelling. Besproken dat herstel weken kan duren.
Gemeten waarden op HAP
Datum Bepaling Waarde Referentiewaarde
09-06-2023 00:18 C-reactieve proteine (CRP) 3,5 mg/l max. 10,0 mg/l
09-06-2023 00:18 temperatuur patiënt 37,5 C 36.0-38.0 C’
3.8 Op 9 juni 2023 om 07.55 uur heeft klaagster 112 gebeld omdat de situatie van de
patiënt was verslechterd. Hij werd met spoed overgebracht naar het I. Patiënt is die
dag om 14.00 uur overleden aan een sepsis.
4. De klacht en de reactie van de huisarts
4.1 Klaagster verwijt de huisarts samengevat dat hij:
a) De klachten van de patiënt niet serieus heeft genomen en de patiënt en klaagster
onbehoorlijk heeft bejegend.
b) Een onjuiste inschatting heeft gemaakt van de ernst van de situatie en de diagnose
sepsis heeft gemist.
4.2 Hoewel het de huisarts zeer spijt dat hij de diagnose sepsis bij de patiënt kennelijk
heeft gemist is hij van mening dat hem geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.
Hij betwist dat hij de patiënt en klaagster niet serieus heeft genomen en onbehoorlijk
heeft bejegend. De huisarts heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren.
4.3 Het college gaat hierna verder in op de standpunten van partijen.
5. De overwegingen van het college
De criteria voor de beoordeling
5.1. Het is heel verdrietig dat de echtgenoot van klaagster zo plotseling is komen
te
overlijden. Het overlijden van de patiënt is zeer aangrijpend geweest voor klaagster
en haar kinderen. Duidelijk is dat klaagster en haar kinderen daar nog dagelijks pijn
en gemis van ondervinden. Toch zal ook in dit geval, waar het gaat om de tuchtrechtelijke
toetsing van professioneel handelen, moeten worden beoordeeld of de huisarts ‘binnen
de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening is gebleven’. De kern van klaagsters
klacht – althans zo begrijpt het college de klacht – is dat de huisarts de patiënt
niet serieus heeft genomen en onbehoorlijk heeft bejegend waardoor hij de diagnose
‘sepsis’ heeft gemist.
5.2. Het missen van de juiste diagnose betekent op zichzelf nog niet dat de klacht
gegrond is. De klacht is pas gegrond als vast komt te staan dat de wijze waarop de
huisarts tot de onjuiste diagnose is gekomen in strijd is met de zorgvuldigheid die
van een redelijk handelend en redelijk bekwame beroepsgenoot mag worden verwacht.
De vraag is dus of de huisarts de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht worden.
Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de huisarts geldende beroepsnormen
en andere professionele standaarden. Dat de huisarts beter anders had kunnen handelen
is niet altijd genoeg voor een tuchtrechtelijk verwijt. De toetsing van het handelen
van de huisarts moet plaatsvinden in het licht van wat hem op het moment van zijn
handelen bekend was en bekend kon zijn. Verder geldt het uitgangspunt dat de huisarts
alleen tuchtrechtelijk verantwoordelijk is voor zijn eigen handelen (en niet voor
de triagisten of regiearts).
Klachtonderdeel a) Bejegening
5.3. Klaagster verwijt de huisarts dat hij de patiënt en klaagster niet serieus heeft
genomen en onbehoorlijk heeft behandeld. Tijdens het consult was de huisarts volgens
klaagster kortaf en onvriendelijk. De huisarts stelde geen enkele vraag aan de patiënt
en had een bagatelliserende houding. Ook heeft de huisarts, ondanks het aandringen
van klaagster om voorzichtig te doen, ruw de pleister van de patiënts hand verwijderd
waardoor een stuk huid heeft losgelaten. In de verslaglegging staat ten onrechte dat
klaagster de pleister heeft verwijderd. De huisarts betwist dat hij de patiënt en
klaagster niet serieus heeft genomen of onbehoorlijk heeft bejegend. Hij had zich
goed voorbereid op het consult en hoefde daarom niet veel vragen te stellen. Hij kon
volstaan met vragen die bevestigden dat hij goed was geïnformeerd. Dat doet hij door
een samenvatting te geven van wat hem bekend is over de hulpvraag. De huisarts ontkent
dat hij kortaf of geïrriteerd was en de klachten van de patiënt heeft gebagatelliseerd.
Ter zitting heeft de huisarts erkend dat hij en niet klaagster de pleister van de
patiënt heeft verwijderd. Dit staat verkeerd in het bericht van de huisartsenpost
en in het verweerschrift. Dat het verwijderen van de pleister ruw is gebeurd bestrijdt
hij. De patiënt had een dunne huid en er zat een bruine pleister op die lastig was
te verwijderen. Hierdoor liet de huid los waardoor er een wond ontstond en een bloeding
op trad.
5.4. Duidelijk is wel geworden dat klaagster en de huisarts het consult anders hebben
ervaren. De lezingen over het verloop van het consult lopen uiteen. Omdat het college
niet bij het gesprek aanwezig was en de dochter die ter zitting aanwezig was ook niet
bij het consult aanwezig was, kan het college niet vaststellen hoe het consult precies
is verlopen. Dit heeft als gevolg dat, waar partijen elkaar tegenspreken, niet kan
worden vastgesteld of de huisarts klachtwaardig heeft gehandeld. Dit oordeel berust
niet op het uitgangspunt dat aan het woord van klaagster minder geloof wordt gehecht
dan aan dat van de huisarts. Voor het oordeel dat iets tuchtrechtelijk verwijtbaar
is, moet echter eerst worden vastgesteld welke feiten daaraan ten grondslag gelegd
kunnen worden. Deze feiten kan het college dus, ook als aan het woord van klaagster
evenveel geloof wordt gehecht als aan dat van de huisarts, hier niet vaststellen.
Dit klachtonderdeel is ongegrond.
Klachtonderdeel b) Missen diagnose
5.5. De vraag die voorligt is of de huisarts, met de kennis die hij had op dat moment,
onzorgvuldig en onvolledig onderzoek heeft gedaan waardoor de huisarts de diagnose
‘sepsis’ heeft gemist en de ernst van het lijden van de patiënt heeft onderschat.
Naar het oordeel van het college was de handelswijze van de huisarts gelet op de
kennis van dat moment niet onzorgvuldig.
5.6. De huisarts had dienst op de locatie B van de Huisartsenposten F. Dit is een
organisatie die de huisartsgeneeskundige spoedzorg verzorgt voor aangesloten huisartsenpraktijken
uit de regio. Huisartsenposten F heeft drie locaties: B, J en G. De meldingen uit
de regio -hulpvragen van patiënten- komen binnen bij een callcenter. Dit callcenter
wordt bemand door acht triagisten (die de urgentie van de hulpvraag beoordelen aan
de hand van opgestelde vragen) en een regiearts. De triagisten prioriteren eventueel
in overleg met de regiearts alle meldingen en plannen de spoedconsulten in. De triagisten
en de dienstdoende huisartsen zitten niet op dezelfde locatie. Er is dus geen persoonlijk
contact en/of mondelinge overdracht tussen de dienstdoende huisartsen en de triagisten.
Voor het spoedconsult ontvangen de huisartsen een verslag van de triage. Hierin staat
onder andere een beschrijving van de klachten en de urgentie(code). Het stellen van
de urgentie van de klacht gebeurt door de triagist eventueel in overleg met de regiearts
op basis van een daarvoor bestaand beproefd systeem.
5.7. De huisarts heeft ter zitting verklaard dat hij voorafgaand aan het consult het
HAP
dossier en het medisch dossier via het landelijk schakelpunt heeft bekeken. Hij was
hierdoor op de hoogte van de kwetsbare gezondheid van de patiënt en de aanwezige risicofactoren.
Op basis van de informatie van het triageverslag heeft de huisarts de assistente gevraagd
om direct een CRP te bepalen en heeft hij de temperatuur gemeten. Tijdens het consult
heeft de huisarts een anamnese afgenomen en lichamelijk onderzoek verricht. Uit de
overgelegde transcripten van de telefoongesprekken met de triagist blijkt dat er meer
en ook andere informatie beschikbaar was over de patiënt dan dat opgenomen was in
het triageverslag (waarneembericht). Die informatie zou mogelijk van invloed kunnen
zijn geweest op de klinische beoordeling en het verdere beleid. Het is echter het
triageverslag dat de huisarts heeft kunnen inzien, niet de transcripten die later
van de gesprekken zijn gemaakt. Bij de beoordeling van het handelen als huisarts moet
dan ook uitgegaan worden van de in het triageverslag opgenomen informatie. De vier
contacten die zijn geweest tussen de patiënt, klaagster en de triagisten zijn niet
of onvolledig weergegeven in het triageverslag. Hierdoor heeft de huisarts relevante
informatie gemist. Dit valt de huisarts niet aan te rekenen of tuchtrechtelijk te
verwijten. Hij mocht de situatie beoordelen op basis van de informatie die hij op
dat moment van de triagist had gekregen. Hij mocht er ook op vertrouwen dat die informatie
volledig was voor het beoordelen van de hulpvraag van de patiënt. Dit klachtonderdeel
is ongegrond.
Slotsom
5.8. Uit de overwegingen hiervoor volgt dat (alle onderdelen van) de klacht ongegrond
zijn.
6. De beslissing
Het college:
- verklaart de klacht ongegrond
Deze beslissing is gegeven door R.A. Dozy, voorzitter, R.E. van Hellemondt, lid-jurist,
G.J. Dogterom, V.M. Schijf en I. Weenink, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door S.
Verdaasdonk, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 6 augustus 2024.