ECLI:NL:TGZRAMS:2024:135 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5845

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2024:135
Datum uitspraak: 31-05-2024
Datum publicatie: 31-05-2024
Zaaknummer(s): A2023/5845
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond, kennelijk ongegrond
Inhoudsindicatie: Kennelijk ongegronde klacht tegen een plastisch chirurg. De plastisch chirurg heeft bij klaagster aan beide ogen een boven- en onderooglidcorrectie uitgevoerd. Klaagster verwijt de plastisch chirurg dat hij deze correctie niet naar behoren heeft uitgevoerd, dat hij niet voldoende informatie over de risico’s heeft gegeven en dat hij geen goede nazorg heeft verleend.Het college kan niet vaststellen dat de operatie niet op de juiste wijze is uitgevoerd. Voor de stelling van klaagster dat er te veel huid is weggehaald waardoor haar ogen naar beneden trekken, is in de postoperatieve foto’s geen aanwijzing te vinden. Het is verder voor het college invoelbaar dat klaagster veel last en pijn heeft gehad van strakke littekens, maar dat is de plastisch chirurg niet te verwijten. De littekens voelen namelijk strakker naarmate er meer littekenvorming is, maar de mate van littekenvorming is patiëntgebonden. De plastisch chirurg heeft daar geen invloed op.Verder blijkt dat klaagster voldoende informatie heeft gekregen over de operatie. Het college stelt wat betreft de nazorg vast dat uit de stukken blijkt dat er na de operatie van klaagster uitvoerig contact is geweest tussen klaagster en de plastisch chirurg, onder meer via WhatsApp. De plastisch chirurg is steeds goed bereikbaar en aanspreekbaar geweest, en heeft de vragen van klaagster steeds snel beantwoord. Klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
AMSTERDAM


Beslissing in raadkamer van 31 mei 2024 op de klacht van:


A,
wonende in B,
klaagster,
gemachtigde: C,


tegen


D,
plastisch chirurg,
destijds werkzaam in E,
verweerder, hierna ook: de plastisch chirurg,
gemachtigde: mr. N.I.J.A. Nuijten, werkzaam in Amsterdam.


1. Waar gaat de zaak over?
1.1 De plastisch chirurg heeft op 7 januari 2022 bij klaagster aan beide ogen een boven- en onderooglidcorrectie uitgevoerd. Klaagster verwijt de plastisch chirurg dat hij deze correctie niet naar behoren heeft uitgevoerd, dat hij niet voldoende informatie over de risico’s heeft gegeven en dat hij geen goede nazorg heeft verleend. De plastisch chirurg heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren.


1.2 Het college komt tot het oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is. ‘Kennelijk’ betekent dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk is dat de klacht niet gegrond kan worden verklaard. Hierna licht het college toe hoe het tot deze beslissing is gekomen.

2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 21 juli 2023;
- het verweerschrift met de bijlagen;
- het aanvullende verweerschrift;
- het proces-verbaal van het mondelinge vooronderzoek, gehouden op 6 december 2023;
- de brief van de gemachtigde van klaagster van 16 februari 2024, binnengekomen op 19 februari 2024, met als bijlage de brief aan de huisarts van een (andere) plastisch chirurg die de second opinion heeft uitgevoerd in januari 2024;
- de brief van de gemachtigde van de plastisch chirurg van 28 februari 2024, binnengekomen op 1 maart 2024, met als bijlage de reactie van de plastisch chirurg op de second-opinionbrief.

2.2 Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college de zaak beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig waren.

3. De overwegingen van het college


Welke criteria gelden bij de beoordeling?
3.1 De vraag is of de plastisch chirurg de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende plastisch chirurg. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de plastisch chirurg geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden.

3.2 Het college oordeelt dat de plastisch chirurg niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

Klachtonderdeel a) niet naar behoren uitgevoerde ooglidcorrectie
3.3 Klaagster zegt dat de plastisch chirurg de ooglidcorrectie niet naar behoren heeft uitgevoerd, waardoor haar beide ogen nu naar beneden trekken en er zichtbare en scheve littekens zijn. Zij zegt dat er te veel huid is verwijderd. Volgens de plastisch chirurg heeft hij de operatie lege artis (volgens de regelen der kunst) uitgevoerd, wat inhoudt dat de operatie op de juiste manier is uitgevoerd.


3.4 Uit het operatieverslag blijkt hoe de operatie is uitgevoerd. Vanuit dit verslag is er volgens het college geen enkele aanwijzing dat de operatie niet op de juiste wijze – te weten volgens de richtlijn ‘Chirurgische correctie blepharo-/dermatochalasis, blepharoptosis en wenkbrauwptosis’ van de Federatie Medisch Specialisten- is uitgevoerd. Voor de stelling van klaagster dat er te veel huid is weggehaald waardoor haar ogen naar beneden trekken, is in de postoperatieve foto’s geen aanwijzing te vinden. Als er te veel huid zou zijn verwijderd zou er namelijk op de postoperatieve foto’s een ectropion (naar buiten gedraaide rand van het onderooglid) zichtbaar moeten zijn. Dat is echter niet het geval. Het is verder voor het college invoelbaar dat klaagster veel last en pijn heeft gehad van strakke littekens, maar dat is de plastisch chirurg niet te verwijten. De littekens voelen namelijk strakker naarmate er meer littekenvorming is, maar de mate van littekenvorming is patiëntgebonden. De plastisch chirurg heeft daar geen invloed op. Dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.


Klachtonderdeel b) onvoldoende informatieverstrekking vooraf
3.5 Dit klachtonderdeel is (pas) tijdens het mondeling vooronderzoek door klaagster naar voren gebracht. Omdat de plastisch chirurg er toen ook verweer op heeft gevoerd, bespreekt het college dit klachtonderdeel hier ook. Het klachtonderdeel luidt dat klaagster door de plastisch chirurg niet voldoende is ingelicht over de risico’s en mogelijke complicaties van de ooglidcorrectie. De plastisch chirurg betwist dit. 3.6 Uit het medisch dossier van klaagster blijkt dat de plastisch chirurg tijdens de intake met klaagster op 3 december 2021 uitleg heeft gegeven over de operatie. In het verslag staat genoteerd (letterlijk overgenomen): “Preoperatief zijn alle overwegingen betreffende de correctie met patiënt besproken. Met name gaat het om de redenen voor de behandeling, de te verrichten procedure, het te verwachten resultaat evenals mogelijke complicaties. Met name zijn besproken infectie, nabloeding, motorische en sensibele zenuwuitval, asymmetrie, te veel correctie, te weinig correctie, littekenvorming, lagophtalmus, ectropion en conjunctivitis. Patiënt heeft deze aanvaard en instemming met de correctie schriftelijk bevestigd. De afwijkingen zijn fotografisch gedocumenteerd.”
Uit het medisch dossier blijkt verder dat dit gesprek met klaagster aan de hand van de bijsluiters van de Nederlandse Vereniging voor Plastische Chirurgie (NVPC) is gevoerd. Uit de WhatsAppgesprekken tussen klaagster en de plastisch chirurg blijkt dat de plastisch chirurg op 15 december 2021 (na de intake, maar ruim voor de operatie) zijn eigen folder met informatie over de correctie van boven- en onderoogleden aan klaagster heeft gestuurd. In deze folder wordt tevens voor meer informatie verwezen naar de websites van de NVPC en de NVEPC (Nederlandse Vereniging voor Esthetische Plastische Chirurgie), met het verzoek de informatie op die websites ook te lezen. Dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel c) gebrekkige nazorg
3.7 Klaagster verwijt de plastisch chirurg dat hij gebrekkige nazorg heeft verleend. Volgens haar heeft hij steeds wisselende informatie gegeven over de duur van het herstel en heeft hij niet de littekencrème willen voorschrijven die klaagster eerder had gebruikt. Klaagster wilde deze crème graag gebruiken omdat haar huid hierop niet geïrriteerd had gereageerd. De plastisch chirurg verwees haar voor deze crème naar een verpleegkundige die niet meer in dienst van de kliniek bleek te zijn.
Volgens de plastisch chirurg heeft hij voldoende en juiste nazorg verleend. Hij was altijd laagdrempelig bereikbaar voor klaagster en reageerde snel op haar advies- en overige vragen. De plastisch chirurg heeft klaagster het smeren van crème op littekens afgeraden, omdat het aanbrengen van crème op de huid in de actieve genezingsfase juist voor irritatie zorgt. Omdat klaagster volhardde in haar wens om deze crème voorgeschreven te krijgen, heeft de plastisch chirurg haar doorverwezen naar de verpleegkundige door wie deze crème eerder was gegeven aan klaagster. Hij was er toen niet van op de hoogte dat de verpleegkundige niet meer werkzaam was in de kliniek. De plastisch chirurg zegt verder dat hij klaagster heeft gewezen op de herstelperiode na de operatie, haar heeft verteld dat het herstel afhankelijk is van eventuele complicaties, en dat het definitieve eindresultaat pas na een jaar zichtbaar is. Ook in de meegestuurde bijsluiters/folders staat dit alles duidelijk vermeld.


3.8 Het college stelt vast dat uit de stukken blijkt dat er na de operatie van klaagster uitvoerig contact is geweest tussen klaagster en de plastisch chirurg, onder meer via WhatsApp. De plastisch chirurg is steeds goed bereikbaar en aanspreekbaar geweest, en heeft de vragen van klaagster steeds snel beantwoord. Dat de plastisch chirurg een wisselende termijn voor herstel heeft genoemd aan klaagster vindt het college verklaarbaar, omdat de herstelperiode per persoon kan verschillen en omdat de herstelperiode soms bijgesteld moet worden in de herstelfase, onder meer op grond van de eventuele complicaties. In de overgelegde brochures staat dit ook vermeld. Inzake het niet (willen) voorschrijven van de gevraagde littekencrème merkt het college op dat er geen enkel wetenschappelijk bewijs bestaat dat het voorschrijven van dergelijke crèmes enig effect heeft. Hierdoor is het volgens het college niet onlogisch dat de plastisch chirurg geen littekencrème heeft willen voorschrijven aan klaagster. Ook dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.


Slotsom
3.9 Uit de overwegingen onder 3.4, 3.6 en 3.8 volgt dat alle onderdelen van de klacht kennelijk ongegrond zijn.


4. De beslissing
De klacht is in al haar onderdelen kennelijk ongegrond.


Deze beslissing is gegeven op 31 mei 2024 door E.A. Messer, voorzitter, J.W.D. de Waard en R.A. Christiano, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door M.A.E. Veeren, secretaris.