ECLI:NL:TGZRAMS:2024:126 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5681
ECLI: | ECLI:NL:TGZRAMS:2024:126 |
---|---|
Datum uitspraak: | 24-05-2024 |
Datum publicatie: | 24-05-2024 |
Zaaknummer(s): | A2023/5681 |
Onderwerp: | Onheuse bejegening |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Ongegronde klacht tegen een arts. De arts is werkzaam bij de arbodienst. Klager verwijt de arts a) dat hij tijdens een consult ongepast opmerkingen heeft gemaakt, b) onterecht gevraagd heeft in welke teelbal klager kanker heeft gehad en c) de belastbaarheid onjuist heeft vastgesteld en de PTSS heeft gebagatelliseerd. De opmerking waarvan de arts heeft erkend dat hij deze heeft gemaakt, is niet zodanig ongepast dat daarvan een tuchtrechtelijk verwijt moet worden gemaakt. Voor het overige kan het college niet vaststellen dat de arts de gewraakte opmerkingen heeft gemaakt. De vraag naar de lokalisatie van klagers teelbalkanker was vanuit bedrijfsgeneeskundig opzicht irrelevant en dus overbodig. Dit is echter niet van dusdanig gewicht dat een tuchtrechtelijk gewicht op zijn plaats zou zijn. Ook de klacht over het vaststellen van de belastbaarheid en bagatellisering PTSS is ongegrond. Alle klachtonderdelen zijn ongegrond verklaard. |
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
AMSTERDAM
Beslissing van 24 mei 2024 op de klacht van:
A,
wonende in B, klager,
gemachtigde: C,
tegen
D,
arts,
werkzaam in E,
verweerder, hierna ook: de arts,
gemachtigde: mr. N.W.E. van den Berg, werkzaam in Nieuwegein
1. De zaak in het kort
1.1 De arts is bij een arbodienst werkzaam als arts niet in opleiding. Klager is niet
tevreden over het verloop van een (eenmalig) consult dat hij bij hem heeft gehad.
1.2 Het college komt tot het oordeel dat de klacht ongegrond is. Hierna licht het college dat toe.
2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- - het klaagschrift ontvangen op 26 mei 2023;
- - het verweerschrift met de bijlagen;
- - de aanvullende bijlagen bij het verweerschrift.
2.2 De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris van het college met elkaar in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij geen gebruik gemaakt.
2.3 De zaak is behandeld op de openbare zitting van 15 april 2024. De partijen zijn verschenen; verweerder is bijgestaan door zijn gemachtigde. Zij hebben hun standpunten mondeling toegelicht.
3. Wat is er gebeurd?
3.1 De arts is als arts niet in opleiding werkzaam bij F te E. Hij werkte onder supervisie
van een aldaar werkzame bedrijfsarts. Klager was sinds
29 september 2021 in verzuim. Hij bezocht de arts op 25 april 2023 voor een eenmalig
consult. Hij is daar met de motor naar toe gegaan. Klager heeft een aantal medische
en psychische problemen (gehad), waaronder enkele malen een hartstilstand alsmede
teelbalkanker.
3.2 In de medische kaart staat onder het kopje “Anamnese” onder meer het volgende
(alle citaten letterlijk overgenomen, college): “Machtigingsformulier voor opvragen
medische informatie bij de psycholoog is naar betrokkene op 10-11-2022 gestuurd, betrokkene
heeft tostemming geweigerd. Uitleg aan de werknemer gegeven dat hij niet verplicht
is om toestemming te geven, maar zonder medische informatie van zijn behandelaar kan
ik zijn huidige belastbaarheid niet optimaal beoordelen. Werknemer geeft aan dat hij
momenteel absoluut niet in staat is om arbeid te verrichten, ook geen aangepast werk
rekening houdend met zijn beperkingen.”
3.3 Onder het kopje “Onderzoek” staat:
“Werknemer is met motor voor consult gekomen (rijdt zelf). (…)”
3.4 Onder het kopje “Terugkoppeling/ advies” staat:
“Op 25 april zag ik op mijn spreekuur [klager].
Er is sprake van een medische objectiveerbare aandoening/oorzaak voor de beperkingen.
Weknemer beschikt wel over duurzaam beschikbare mogelijkheden maar heeft beperkingen
ten opzichte van normaal functioneren (zie FML van 25-04-2023).
Mijn advies is te starten met 1-2 uur/dag in aangepast/zittend werk thuis rekening
houdend met zijn beperkingen (zie opgestelde FML). Het werk, als beter gaat, in overleg
tussen de werknemer en zijn leidinggevende qua uren en taken verder op te bouwen.
Volledige en duurzame werkhervatting in werk zonder beperkingen tot einde WIA-wachttijd
is niet te verwachten.
Advies voor werkgeversinterventie: verwijzing naar arbeidsdeskundige om de reïntegratiemogelijkheden
spoor 1 en 2 te onderzoeken en het einddoel reïntegratie te bepalen.
Huidige behandeling is adequaat, een aanvullende medische interventie is niet nodig.”
4. De klacht en de reactie van de arts
4.1 Klager verwijt de arts dat hij
a) tijdens het consult ongepaste opmerkingen heeft gemaakt;
b) onterecht gevraagd heeft in welke teelbal klager kanker heeft gehad;
c) de belastbaarheid van hem onjuist heeft vastgesteld en de PTSS van klager heeft
gebagatelliseerd.
4.2 De arts heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren.
4.3 Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.
5. De overwegingen van het college Welke criteria gelden bij de beoordeling?
5.1 De vraag is of de arts de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht worden.
De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende arts. Bij de beoordeling
wordt rekening gehouden met de voor de zorgverlener geldende beroepsnormen en andere
professionele standaarden. Dat een zorgverlener beter anders had kunnen handelen is
niet altijd genoeg voor een tuchtrechtelijk verwijt.
Klachtonderdeel a) ongepaste opmerkingen
5.2 Klager stelt dat de arts ongepaste opmerkingen heeft gemaakt tijdens het consult.
Zo zou hij in reactie op klager hebben gezegd: “dat is een antwoord van een kind.”
Ook zou de arts hebben gezegd: “Je wordt toch betaald? Dan ga je ook gewoon aan het
werk.” Voorts zou de arts een opmerking hebben gemaakt over de gezichtsbeharing van
klager
(“bikersbaard”) en dat hij graag naar “biker-chickies” kijkt. Ook zou hij klager,
nadat klager had gezegd dat hij snel zijn geduld verliest en dan bijvoorbeeld zijn
laptop kapot maakt, hem hebben uitgedaagd met de woorden: “nou, laat maar zien dan
op mijn laptop. En als je hem kapot maakt, moet je hem betalen.”
5.3 De arts ontkent dat hij deze opmerkingen heeft gemaakt. Wel heeft hij klager een
compliment willen geven over diens “bikersbaard”. Daarmee wilde hij het ijs breken
en spanning wegnemen; dat lukt volgens hem meestal wel door over iemands hobby te
praten.
5.4 Nu beide partijen een verschillende lezing geven van hetgeen tijdens het consult
door de arts is gezegd, kan het college niet als feit vaststellen dat de arts de gewraakte
opmerkingen heeft gemaakt. Hier staat namelijk het woord van de een tegenover dat
van de ander. Dit ligt anders voor de opmerking over de “bikersbaard” van klager,
want de arts heeft erkend dat hij deze heeft gemaakt. Naar het oordeel van het college
had de arts beter op een minder onhandige manier de kennelijk door hem geconstateerde
spanning kunnen trachten weg te nemen. De opmerking is ook weer niet zodanig ongepast
dat hem daarvan een tuchtrechtelijk verwijt moet worden gemaakt.
5.5 Uit de medische kaart, onder “Onderzoek”, blijkt verder: “De stemming is geladen:
geeft aan dat hij kan snel zeer agressief worden en mijn laptop kapot maken. Uitleg
gegeven dat als hij mijn zakelijke laptop kapot maakt dan moet hij de laptop aan mijn
werkgever betallen en zal ik een melding naar mijn werkgever maken voor agressie tijden
consult.” Kennelijk is tussen beiden een misverstand geweest over de vraag over wiens
laptop het ging, die van klager of die van de arts. Uit hetgeen is genoteerd kan het
college verder niet afleiden dat de arts klager heeft uitgedaagd.
5.6 Dit klachtonderdeel is daarom ongegrond.
Klachtonderdeel b) vraag naar lokalisatie teelbalkanker
5.7 Volgens klager heeft de arts tijdens het consult gevraagd of de bij hem in 2020
vastgestelde teelbalkanker links of rechts was gelokaliseerd. Deze vraag is volgens
hem irrelevant. Desgevraagd heeft de arts ook geen uitleg over de relevantie van de
vraag gegeven.
5.8 Volgens de arts was zijn vraag medisch relevant, onder meer omdat teelbalkanker
aan de linkerzijde anders kan uitzaaien dan aan de rechterzijde. Ter onderbouwing
van zijn stelling heeft hij twee wetenschappelijke artikelen overgelegd.
5.9 Naar het oordeel van het college doet de lokalisatie van klagers teelbalkanker
voor het bepalen van diens belastbaarheid in verband met werkhervatting niet ter zake,
zeker nu klager niet langer onder medische behandeling stond voor deze aandoening.
Dat mogelijk vanuit andere medische opzichten die lokalisatie wel belang heeft, zoals
de arts meent, kan daarbij in het midden blijven. Vanuit bedrijfsgeneeskundig opzicht
was de vraag daarnaar in elk geval irrelevant, en dus in de context van een verzuimconsult
overbodig. Dat de arts de vraag beter niet had kunnen stellen, is in dit geval echter
niet van dusdanig gewicht dat een tuchtrechtelijk verwijt op zijn plaats zou zijn.
5.10 Dit klachtonderdeel is daarom ongegrond.
Klachtonderdeel c) onjuiste belastbaarheid en bagatellisering PTSS
5.11 Volgens klager heeft de arts de PTSS waaraan hij lijdt, gebagatelliseerd. PTSS
zou niets voorstellen en over de gevolgen die klager van de PTSS ondervindt, werd
niet gesproken. Ook zou de arts hebben gezegd dat, nu hij met de motor naar het consult
was gekomen, hij ook in staat moest zijn zich te concentreren op het werk. De arts
zou op geen enkele manier blijk hebben gegeven van enige kennis van of begrip voor
de slechte gezondheidstoestand van klager.
5.12 De arts stelt dat hij de PTSS klachten niet heeft gebagatelliseerd. Het is echter niet aan hem om deze diagnose te stellen. Daarom wilde hij informatie opvragen bij de psycholoog, maar daarvoor gaf klager geen toestemming. Verder stelt hij dat iemand die kan motorrijden, doorgaans geen ernstige concentratiebeperking heeft.
5.13 Het college stelt vast dat uit de medische kaart niet blijkt dat de PTSS-klachten
van klager specifiek aan de orde zijn gekomen, waardoor de vraag rijst in hoeverre
deze problematiek aan de orde is geweest tijdens het consult. Het was naar het oordeel
van het college professioneler geweest als de arts de PTSS problematiek ordelijk had
uitgevraagd. Daar staat tegenover dat klager geen toestemming had gegeven informatie
hierover bij de psycholoog op te vragen.
5.14 Dat klager met de motor naar het consult is gekomen wordt weliswaar vermeld in
de medische kaart, maar dat dit feit enige rol van betekenis heeft gespeeld bij de
beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van klager is daaruit niet af te leiden.
Dat de arts geen oog heeft gehad voor klagers (in diens ogen) slechte gezondheidstoestand,
is het college ook overigens niet gebleken, in het bijzonder ook niet uit de medische
kaart.
5.15 Dit klachtonderdeel is daarom ongegrond.
Slotsom
5.16 Hoewel het optreden van de arts in meerdere opzichten voor verbetering vatbaar
is, zijn de opmerkingen/gedragingen niet van zodanige aard dat deze tuchtrechtelijke
verwijtbaar zijn; alle onderdelen van de klacht zijn daarom ongegrond.
6. De beslissing
Het college verklaart de klacht ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door R.A. Dozy, voorzitter, J.C.J. Dute, lid-jurist,
F.M. Brouwer, J. Dogger en R.P.J. Ansem, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door
V.K.M. Hanssen, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 24 mei 2024.