ECLI:NL:TGZRAMS:2024:121 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/6091

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2024:121
Datum uitspraak: 24-05-2024
Datum publicatie: 24-05-2024
Zaaknummer(s): A2023/6091
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen: Gegrond, berisping
Inhoudsindicatie: Gedeeltelijk gegronde klacht tegen een bedrijfsarts. Klager is door de bedrijfsarts volledig arbeidsongeschikt geacht, terwijl klager van mening is dat hij beter gemeld kon worden. De klacht gaat over het advies van de bedrijfsarts, de totstandkoming daarvan en de terugkoppeling naar de werkgever. Daarnaast is klager ontevreden over de aanvraag van een second opinion. Het college overweegt dat uit het advies van de bedrijfsarts niet naar voren is gekomen dat de hij de niet fysieke werkzaamheden en fysieke werkzaamheden in zijn afwegingen heeft betrokken. Het had voor de hand gelegen dat klager in ieder geval deels arbeidsgeschikt was. Voor wat betreft de aanvraag van de second opinion overweegt het college dat volgens de richtlijnen de werknemer de second opinion arts dient te selecteren. Het maken van een voorselectie door de bedrijfsarts is in strijd met de richtlijnen en brengt een schijn van vooringenomenheid met zich. Verder heeft de bedrijfsarts in een terugkoppeling aan de werkgever meer informatie gedeeld dan noodzakelijk was. Gelet op zijn geheimhoudingsverplichting was hij niet bevoegd de betreffende informatie met de werkgever te delen. De overige klachtonderdelen zijn ongegrond. Klacht gedeeltelijk gegrond. Berisping. Publicatie in algemeen belang.

A2023/6091
Beslissing van 24 mei 2024

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG AMSTERDAM

Beslissing van 24 mei 2024 op de klacht van:

A,
wonende in B,
klager,
gemachtigde: mr. E.J. Bijl, werkzaam in Deventer.

tegen

C,
bedrijfsarts,
werkzaam in D,
verweerder, hierna ook: de bedrijfsarts,
gemachtigde: mr. W.S. Oostveen-Kouwenhoven, werkzaam in Amsterdam.

1. Waar gaat de zaak over?
1.1 Op 19 augustus 2022 is klager door de bedrijfsarts volledig arbeidsongeschikt geacht, terwijl klager van mening is dat hij beter gemeld kon worden. Klager is ontevreden over het advies van de bedrijfsarts, de totstandkoming daarvan en de terugkoppeling naar de werkgever. Daarnaast is klager ontevreden over de aanvraag van een second opinion.

1.2 Verweerder is van mening dat hij geen tuchtrechtelijk verwijtbare fouten heeft gemaakt.

1.3 Het college komt tot het oordeel dat een deel van de klachten gegrond is en legt aan de bedrijfsarts een berisping op. Hierna licht het college dat toe.

2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 14 september 2023;
- het verweerschrift met de bijlagen.

2.2 De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris van het college met elkaar in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij geen gebruik gemaakt. 2.3 De zaak is behandeld op de openbare zitting van 15 april 2024. De partijen zijn verschenen. Zij werden bijgestaan door hun gemachtigden. De partijen en hun gemachtigden hebben hun standpunten mondeling toegelicht. De gemachtigden hebben pleitnotities voorgelezen en aan het college en de andere partij overhandigd.

3. Wat is er gebeurd?
3.1 Klager, een inmiddels 50-jarige man, is werkzaam (geweest) als operator Weigh & Dispense bij E voor 38 uur per week. Op 13 september 2021 is klager uitgevallen wegens ernstige rugklachten. Klager is in dat kader begeleid door de bedrijfsarts.

3.2 De bedrijfsarts is werkzaam bij F, een onafhankelijk en landelijk werkende arbodienst die door de werkgever van klager is ingehuurd.

3.3 De bedrijfsarts heeft klager in ieder geval gesproken tijdens de (telefonische) spreekuren op 9 november 2021, 3 december 2021, 4 februari 2022, 4 maart 2022, 2 mei 2022, 30 mei 2022, 10 juni 2022, 8 juli 2022, 19 augustus 2022 en 6 oktober 2022. In dat laatste (telefonische) contact heeft klager aangegeven dat hij de bedrijfsarts niet meer wil spreken.

3.4 Op 19 augustus 2022 heeft de bedrijfsarts een Inzetbaarheidsprofiel (hierna: IZP) en werkhervattingsadvies opgesteld. Klager werd hierin door de bedrijfsarts nog niet belastbaar en volledig arbeidsongeschikt geacht.

3.5 Op 14 november 2022 heeft op verzoek van klager een second opinion plaatsgevonden bij een andere bedrijfsarts. In januari 2023 blijkt uit het deskundigenoordeel dat de verzekeringsarts van het UWV klager weer geschikt achtte voor zijn eigen werk.

4. De klacht en de reactie van de bedrijfsarts
4.1 Klager verwijt de bedrijfsarts dat hij
a) zonder toestemming van klager medische informatie heeft gedeeld met de werkgever van klager;
b) herhaaldelijk door klager aangeboden informatie over zijn arbeidsgeschiktheid niet heeft aangenomen en in strijd met de feiten hardnekkig heeft vastgehouden aan de beoordeling dat klager arbeidsongeschikt was;
c) ten onrechte in het werkhervattingsadvies heeft opgenomen dat klager nog behandeling zou ondergaan;
d) geheel eigenmachtig een IZP heeft opgesteld en definitief heeft gemaakt zonder klager hierin te kennen;
e) een second opinion heeft aangevraagd zonder hierin de vraagstelling vanuit klager op te nemen;
f) onvoldoende professionele afstand heeft gehad of althans in acht heeft genomen ten aanzien van de second opinion arts, waardoor sprake is van een schijn van vooringenomenheid/partijdigheid bij de second opinion;
g) ten onrechte bij de aanvraag van de second opinion heeft aangegeven dat sprake was van een arbeidsconflict;
h) ten onrechte met de werkgever van klager heeft gecommuniceerd dat klager ieder contact met de bedrijfsarts weigerde.

4.2 De bedrijfsarts heeft het college verzocht om de klacht in al zijn onderdelen als ongegrond af te wijzen dan wel om af te zien van het opleggen van een maatregel.

4.3 Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.

5. De overwegingen van het college
Welke criteria gelden bij de beoordeling?
5.1 De vraag is of de bedrijfsarts de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende bedrijfsarts. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de zorgverlener geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden. Dat een zorgverlener beter anders had kunnen handelen is niet altijd genoeg voor een tuchtrechtelijk verwijt.

Klachtonderdeel a) en d) delen van (medische) informatie met de werkgever van klager
5.2 Deze klachtonderdelen lenen zich voor gezamenlijke behandeling. De klachtonderdelen zien op de verwijzing naar revalidatiecentrum G, het delen van de beperkingen van klager en het IZP met de werkgever.

Doorverwijzing naar G en delen medische gegevens

5.3 Over het delen van medische gegevens van klager in de verwijzing naar G overweegt het college het volgende. Uit de KNMG-richtlijn Omgaan met medische gegevens volgt dat alleen met gerichte toestemming van de werknemer een bedrijfsarts informatie mag verstrekken aangaande advies over interventies die al dan niet door de werkgever worden betaald. In dit geval is toestemming nodig als uit de aard van de interventie te herleiden valt wat de aard is van de achterliggende problematiek.

5.4 Uit het medisch dossier blijkt dat op het telefonisch spreekuur van 3 december 2021 is gesproken over een doorverwijzing naar G. Tijdens dit spreekuur is ook besproken dat de werkgever van de doorverwijzing op de hoogte zou worden gebracht, omdat deze het traject betaalt. Daarnaast heeft klager gevraagd om wachtlijstbemiddeling. Uit het dossier blijkt niet dat klager bezwaren heeft geuit tegen de verwijzing naar G en dat de werkgever daarvan op de hoogte is gebracht, zodat dit klachtonderdeel niet slaagt.

Delen van het IZP
5.5 Klager heeft gesteld dat hij niet is betrokken bij de totstandkoming en inhoud van het IZP en dat deze vervolgens definitief is gemaakt en is verstuurd aan de arbeidsdeskundige zonder klager hierin te kennen. De bedrijfsarts heeft in zijn verweerschrift toegelicht dat het concept van het IZP in het systeem als definitief is aangemerkt, omdat de hij heeft nagelaten in het digitale systeem aan te geven dat het om een concept ging. Als gevolg hiervan heeft de arbeidsdeskundige een seintje gekregen dat er een afspraak met klager kon worden ingepland. Het college overweegt dat deze gang van zaken verkeerd en slordig is en heeft geleid tot verwarring en frustratie aan de zijde van klager. Hoewel het college ziet dat de bedrijfsarts hierin onjuist heeft gehandeld, is het college van oordeel dat de fout van de bedrijfsarts niet van zodanig gewicht is dat er sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen. Ook dit klachtonderdeel slaagt niet.

Klachtonderdeel b) advies van de bedrijfsarts omtrent de arbeidsgeschiktheid
5.6 Klager heeft zich op het standpunt gesteld dat de door klager herhaaldelijk aangeboden informatie over zijn arbeidsgeschiktheid door de bedrijfsarts is genegeerd en dat de bedrijfsarts in strijd met de feiten hardnekkig heeft vastgehouden aan de beoordeling dat klager volledig arbeidsongeschikt was. Klager is van mening dat hij volledig beter gemeld had kunnen worden, mede gelet op het feit dat hij voor het consult op 19 augustus 2022 reeds werkzaamheden had hervat op zijn werk.

5.7 De bedrijfsarts heeft hiertegen verweer gevoerd. Tijdens het consult op 19 augustus 2022 heeft klager met de bedrijfsarts besproken dat hij voor zijn overgebleven pijnklachten een afspraak had bij de pijnpoli in het ziekenhuis in H. Klager droeg ten tijde van het consult een voetveer en had amper spierweefsel in zijn been. In aanloop naar dit consult gaf klager tijdens eerdere consulten aan nog veel (pijn) klachten te ervaren. De bedrijfsarts betwist bovendien dat klager tijdens het gesprek heeft aangegeven dat hij zelf vond wel arbeidsgeschikt te zijn. Gelet op het voorgaande, in combinatie met de inschatting van de bedrijfsarts dat hij klager moest beschermen tegen de fysieke arbeid, is hij gerechtvaardigd tot de conclusie gekomen dat klager op 19 augustus 2022 nog volledig arbeidsongeschikt was, aldus nog steeds de bedrijfsarts.

5.8 Tijdens de zitting is naar voren gekomen dat klager op zijn werkplek voor de helft van de tijd fysieke arbeid verrichtte en voor de andere helft van de tijd een coördinerende rol vervulde. De coördinerende rol bracht veel administratieve werkzaamheden met zich. De bedrijfsarts was van deze takenverdeling op de hoogte.

5.9 Het college kan niet vaststellen dat klager zijn visie op zijn arbeidsgeschiktheid tijdens het consult kenbaar heeft gemaakt. Een bedrijfsarts kan een werknemer niet verbieden om zich beter te melden, want de verantwoordelijkheid ligt immers bij de werknemer. In het geval dat klager zijn visie wel kenbaar heeft gemaakt tijdens het consult, is het college van oordeel dat de bedrijfsarts zich terughoudender had moeten opstellen. De bedrijfsarts had in dat geval de visie van klager en zijn eigen medische opinie kunnen opnemen in de terugkoppeling naar de werkgever. De rol van een bedrijfsarts is immers niet om een werknemer te keuren. Hij had klager kunnen waarschuwen en kunnen wijzen op zijn beperkingen. Dat klager door de bedrijfsarts beschermd moest worden in zijn keuze komt niet uit het dossier en het verhandelde ter zitting naar voren. In ieder geval is uit het advies niet kenbaar naar voren gekomen dat de bedrijfsarts de niet-fysieke (en niet-belastende) werkzaamheden en fysieke (en belastende) werkzaamheden in zijn afwegingen heeft betrokken. Dat had hij wel behoren te doen. Met die wetenschap had het voor de hand gelegen dat klager in ieder geval niet volledig arbeidsongeschikt werd geacht zoals de bedrijfsarts heeft beoordeeld.

5.10 Wanneer klager zijn visie over zijn arbeidsgeschiktheid niet heeft aangegeven overweegt het college als volgt. De bedrijfsarts was op de hoogte van de taken van klager op zijn werk. Gelet op zijn gedeeltelijke (niet fysiek zwaar belastende) coördinerende rol op werk, had het voor de hand gelegen om te kijken naar enige vorm van werkbelasting, zoals bijvoorbeeld halve dagen. Zoals hierboven geoordeeld is dat aspect niet kenbaar geworden uit de overwegingen van de bedrijfsarts. Met die wetenschap had het voor de hand gelegen dat klager in ieder geval deels arbeidsgeschikt was en passende werkzaamheden kon uitvoeren.

5.11 De conclusie is dat de bedrijfsarts in beide gevallen anders moeten handelen, zodat dit klachtonderdeel slaagt.

Klachtonderdeel c) ten onrechte in het werkhervattingsadvies opnemen dat klager nog behandeling zou ondergaan
5.12 Tijdens het spreekuur van 19 augustus 2022 zijn de pijnklachten van klager aan de orde geweest. Klager heeft toen aangegeven dat hij nog een afspraak had bij de pijnpoli van het ziekenhuis in H. Volgens klager heeft de bedrijfsarts dit onjuist aangemerkt als ‘een behandeling’ in zijn advies van 19 augustus 2022, wat daardoor ook op die manier is gedeeld met de werkgever.

5.13 De bedrijfsarts heeft verweer gevoerd tegen bovengenoemd klachtonderdeel. Tijdens het gesprek is aan de orde geweest dat er in het ziekenhuis in H gekeken zou worden naar mogelijke oplossingen voor zijn pijnklachten in de vorm van een injectie of TENS.

5.14 Het college oordeelt dat de bedrijfsarts op grond van wat er besproken is tijdens het consult kon aannemen dat er sprake was van een vorm van behandeling in het ziekenhuis, nu een injectie of een TENS-behandeling is aan te merken als een behandeling. Dit klachtonderdeel faalt daarom.

Klachtonderdeel e) en g) communicatie met de second opinion arts
5.15 Deze klachtonderdelen lenen zich voor gezamenlijke behandeling. De klachten zien op de door de werknemer aangevraagde second opinion. De klager stelt dat de second opinion is aangevraagd zonder hierin de vraagstelling van klager te betrekken en dat de bedrijfsarts bij de aanvraag heeft aangegeven dat sprake was van een arbeidsconflict.

5.16 Volgens de bedrijfsarts heeft klager zelf het vragenformulier met daarin de vraagstelling voor de second opinion arts ingevuld en ondertekend.

5.17 Het college overweegt dat in het medisch dossier duidelijk naar voren komt dat klager in de gelegenheid is gesteld om het aanvraagformulier in te vullen en de vraagstelling te formuleren. De klacht van klager is op dit punt ongegrond. Dat de bedrijfsarts met de second opinion arts heeft gesproken over een arbeidsconflict blijkt niet uit het dossier en is door klager verder niet toegelicht. Klager heeft in de vraagstelling bovendien zelf aangegeven dat de werkrelatie met zijn werkgever is verstoord, waardoor het mogelijk is dat de second opinion arts deze conclusie heeft kunnen trekken. Ook dit klachtonderdeel faalt dus.

Klachtonderdeel f) gang van zaken omtrent de aanvraag van de second opinion
5.18 Volgens klager heeft de bedrijfsarts onvoldoende professionele afstand in acht genomen ten aanzien van de second opinion arts. Zo heeft hij de uitgekozen second opinion arts getutoyeerd. Daardoor was er sprake van een schijn van vooringenomenheid, dan wel partijdigheid.

5.19 De bedrijfsarts heeft aangegeven dat hij de second opinion arts niet persoonlijk kent en dat het gebruikelijk is dat collega bedrijfsartsen elkaar tutoyeren. Bij het selecteren van de second opinion arts heeft hij gekeken naar bedrijfsartsen die dicht bij klager in de buurt werkzaam zijn. Vervolgens heeft hij klager de keuze gegeven uit twee bedrijfsartsen, waarna klager er een heeft gekozen.

5.20 Volgens de richtlijnen van de Nederlandse Vereniging voor Arbeids- en Bedrijfsgeneeskunde (hierna: NVAB) dient de werknemer de second opinion arts te selecteren. Hiervoor zijn lijsten opgesteld, waarop bedrijfsartsen zijn ingedeeld op regio en specialisatie. De veronderstelling van de bedrijfsarts dat hij voor klager een voorselectie moest maken op grond van regio is dan ook niet juist. Het college is van oordeel dat van een redelijk handelend bedrijfsarts verwacht wordt dat hij zich aan de toepasselijke richtlijnen houdt, omdat het met name bij een second opinion belangrijk is dat de werknemer zelf kan kiezen door wie hij die laat uitvoeren. Een second opinion moet bij uitstek onafhankelijk zijn. De bedrijfsarts had zich moeten realiseren dat het maken van een voorselectie in strijd is met de geldende richtlijnen en een schijn van vooringenomenheid met zich brengt. Gelet op het voorgaande slaagt dit klachtonderdeel.

Klachtonderdeel h) terugkoppeling aan werkgever
5.21 Op 6 oktober 2022 is er tussen de bedrijfsarts en klager telefonisch contact geweest. De bedrijfsarts heeft in het dossier genoteerd:
Gebeld volgens plan, maar betrokkene heeft zeer duidelijk aan dat hij mij niet meer wilt spreken, helaas kon ik niet met hem bespreken wat de reden hiervoor was. b/ teruggekoppeld aan HR adviseur.’

5.22 De klacht van klager ziet erop dat deze melding aan zijn werkgever de verstandhouding tussen klager en werkgever (verder) onder druk heeft gezet. Volgens klager getuigt dit van een onvoldoende onafhankelijke opstelling van de bedrijfsarts richting de werkgever.

5.23 De bedrijfsarts heeft zich op het standpunt gesteld hij niet meer informatie heeft gedeeld dan noodzakelijk was.

5.24 Anders dan de bedrijfsarts, oordeelt het tuchtcollege dat de bedrijfsarts met de hierboven geciteerde woorden wel meer met (de medewerkster van) de werkgever heeft gedeeld dan noodzakelijk was. Met dit bericht heeft hij gedeeld dat klager de behandelrelatie wilde stoppen. Het college oordeelt dat hij, gelet op zijn geheimhoudingsverplichting, niet bevoegd was deze informatie aan de werkgever te melden. Met name in verstoorde arbeidsverhoudingen ligt het zeer gevoelig welke informatie gedeeld wordt met een werkgever. Daar dient een bedrijfsarts alert op te zijn. Het college komt tot de conclusie dat de bedrijfsarts hier op ontoelaatbare wijze informatie heeft gedeeld en voor een neutralere bewoording had moeten kiezen. Te denken valt aan: ‘de begeleiding van deze werknemer kan niet langer voortduren. Ik acht mezelf niet langer in staat goed te adviseren’. Het klachtonderdeel slaagt daarom.

Slotsom
5.25 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat dat klachtonderdelen b, f en h gegrond zijn en de andere klachtonderdelen ongegrond.

Maatregel
5.26 Daarmee ligt de vraag voor welke gevolgen daaraan verbonden dienen te worden. De bedrijfsarts heeft een voor het college onbegrijpelijk advies opgesteld, in strijd gehandeld met een belangrijke richtlijn van de NVAB en daarnaast informatie gedeeld met de werkgever van klager waartoe hij op grond van zijn geheimhoudingsverplichting niet bevoegd was.

5.27 Het college acht dit handelen van de bedrijfsarts tuchtrechtelijk verwijtbaar. Daar komt bij dat de bedrijfsarts tijdens de zitting geen blijk heeft gegeven van reflectie op zijn handelen. Gelet op de aard en de ernst van de tuchtrechtelijke verwijten, kan niet worden volstaan met een waarschuwing. Het college acht een berisping op zijn plaats.

Publicatie
5.28 In het algemeen belang zal deze beslissing worden gepubliceerd. Dit algemeen belang is erin gelegen dat andere bedrijfsartsen mogelijk iets van deze zaak kunnen leren. De publicatie zal plaatsvinden zonder vermelding van namen of andere tot personen of instanties herleidbare gegevens.

6. De beslissing
Het college:
- verklaart klachtonderdelen b, f en h gegrond;
- legt de bedrijfsarts de maatregel op van een berisping;
- verklaart de klacht voor het overige ongegrond;
- bepaalt dat deze beslissing, nadat die onherroepelijk is geworden, zonder vermelding van namen of andere herleidbare gegevens in de Nederlandse Staatscourant zal worden bekendgemaakt en ter publicatie zal worden aangeboden aan Medisch Contact en Tijdschrift voor Bedrijfs- en Verzekeringsgeneeskunde.

Deze beslissing is gegeven door R.A. Dozy, voorzitter, J.C.J. Dute, lid-jurist, F.M. Brouwer,
J. Dogger en R.P.J. Ansem, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door V.K.M. Hanssen, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 24 mei 2024.