ECLI:NL:TGZRAMS:2024:116 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5680

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2024:116
Datum uitspraak: 21-05-2024
Datum publicatie: 21-05-2024
Zaaknummer(s): A2023/5680
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/Afwijzing
Inhoudsindicatie: Kennelijk ongegronde klacht tegen een huisarts. Klaagster is vanwege oor- en neusklachten verschillende keren bij haar huisartsenpraktijk geweest. Verweerder is één van de huisartsen die klaagster heeft gezien. Klaagster verwijt verweerder in de kern dat hij haar klachten onvoldoende serieus heeft genomen. Het college overweegt als volgt. Het college stelt vast dat verweerder op 10 januari 2022 een passende behandeling heeft ingezet voor de dysfunctionele tuba klachten. Ook op 25 april 2022 is zijn behandelbeslissing passend geweest: uit de kweek kwam een bacterie naar voren die verweerder heeft behandeld met sofradexdruppels. Dit is een passend middel bij een oorontsteking. Het is vervelend dat klaagster zich niet serieus genomen voelt, maar hiervan kan verweerder geen verwijt worden gemaakt. Zijn behandelbeleid is op beide momenten adequaat geweest. Voor het handelen van de andere huisartsen is hij niet verantwoordelijk. De klacht is ongegrond.

A2023/5680

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG AMSTERDAM

Beslissing van 21 mei 2024 op de klacht van:

A,
wonende in B, klaagster,

tegen

C,
huisarts,
voorheen werkzaam in B, verweerder, hierna ook: de huisarts,
gemachtigde: mr. D. Benamari, werkzaam in Utrecht.

1. Waar gaat de zaak over?
1.1 Klaagster is vanwege oor- en neusklachten verschillende keren bij haar huisartsenpraktijk
geweest. Verweerder is één van de huisartsen die klaagster heeft gezien. Klaagster verwijt
verweerder in de kern dat hij haar klachten onvoldoende serieus heeft genomen.

1.2 Het college komt tot het oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is. ‘Kennelijk’ betekent
dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk is dat de klacht
niet gegrond kan worden verklaard. Hierna licht het college toe hoe het tot deze beslissing is
gekomen.

2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 23 mei 2023;
- de brief van klaagster van 26 juli 2023, binnengekomen op 27 juli 2023, met de bijlagen;
- de e-mail van de nieuwe huisarts van klaagster van 10 augustus 2023 met als bijlage het medisch
dossier van klaagster;
- de e-mail van de nieuwe huisarts van klaagster van 27 september 2023 met als bijlage het medisch
dossier van klaagster;
- het verweerschrift;
- de ongedateerde brief van klaagster, binnengekomen op 5 januari 2024, met de bijlagen;
- het proces-verbaal van het mondelinge vooronderzoek, gehouden op 26 januari 2024.

2.2 Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college de zaak
beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig waren.

3. Wat is er gebeurd?
3.1 Verweerder was van 1991 tot 1 januari 2023 medepraktijkhouder van huisartsenpraktijk D. Hij
is sinds 1 januari 2023 met pensioen. Sinds dat moment voert huisarts E (verweerster in zaak
A2023/5678) samen met huisarts F (verweerster in zaak A2023/5679) een duopraktijk,
huisartsenpraktijk G.

3.2 Op 28 december 2021 verzocht klaagster via een email-consult om een herhaalrecept voor zure
oordruppels met triamcinolon in verband met terugkerende eczeem in haar oor. Huisarts E heeft het
herhaalrecept uitgeschreven en een vangnetadvies gegeven.

3.3 Op 6 januari 2022 belde klaagster naar de praktijk omdat de oordruppels onvoldoende hielpen.
Naar aanleiding hiervan is klaagster op 10 januari 2022 op consult geweest bij verweerder. Hij
heeft toen het oor van klaagster onderzocht en zag geen afwijkingen. Hij schreef klaagster
Mometason neusspray voor onder de diagnose dysfunctionele tuba klachten.

3.4 Op 15 april 2022 kwam klaagster op consult bij een huisarts in opleiding van de
huisartsenpraktijk omdat haar klachten niet overgingen. De huisarts in opleiding heeft het volgende
in het dossier genoteerd:
“S: Sinds oktober een verstopte neus links. Wisselend doorzichtig en groen snot. Ook pijnklachten
aan de neus sinds een wondje in oktober na zichzelf gekrabt te hebben en periode drukkend gevoel op
sinussen en hoofdpijn, maar dat is nu over. Geen seizoensgebonden klachten, geen duidelijke
allergische component. Geen koorts gehad. Mometason neusspray gebruikt sinds januari, geen effect.
O: Linker neusgat verminderd doorgankelijk, gezwollen slijmvliezen. Septum mediaan. Rechts gb. Geen
kloppijn sinussen. T 36.4.
E: R08.00 Neuspassageklachten
P: Verwijzing KNO arts gezien persisterende klachten ondanks mometason.”

Tevens noteerde de huisarts in opleiding:
“S: Houdt klachten van linker gehoorgang, komt viezigheid uit, schilfers. Jeuk en pijn met
regelmatig druk en kloppend gevoel. Druppels van eerder hebben eigenlijk nauwelijks geholpen, is
daar na 3 weken mee gestopt. Geen koorts gehad.
O: AS: schilfers en debris in gehoorgang, rode en minimaal gezwollen gehoorgang. Nauwe meatus. TV
iets ingetrokken. AD: gb.
E: H70.00 Otitis externa
P: Via ZorgDomein verwezen naar Laboratorium(…)

Opnieuw druppelen met zure druppels + triamcinolon, kweek gehoorgang afgenomen incl kweek op gisten
(…)”

3.5 Uit de kweek bleek dat sprake was van de Staphylococcus aureus bacterie. Er werden geen
gisten gevonden. Verweerder heeft op 25 april 2022 op basis hiervan sofradexdruppels
voorgeschreven.

3.6 Hierna is verweerder niet meer betrokken geweest bij de contacten met klaagster.

4. De klacht en de reactie van de huisarts
4.1 Klaagster verwijt verweerder in de kern dat hij haar klachten niet serieus heeft genomen dan
wel dat hij niet adequaat heeft gehandeld. Klaagster noemt als voorbeeld dat er niet serieus werd
ingegaan op het verhaal dat zij een vlieg uit haar oor had gehaald die mogelijk een bacteriële
infectie had veroorzaakt.

4.2 Verweerder heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren.

4.3 Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.

5. De overwegingen van het college
De criteria voor de beoordeling
5.1 De vraag is of verweerder de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht worden. De norm
daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende huisarts. Bij de beoordeling wordt rekening
gehouden met de voor de huisarts geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden. Verder
geldt het uitgangspunt dat zorgverleners alleen tuchtrechtelijk verantwoordelijk zijn voor hun
eigen handelen.

Inhoudelijke beoordeling
5.2 Verweerder stelt dat de klacht onterecht is. Hij heeft klaagster op 10 januari 2022 gezien.
Hij heeft toen haar oor onderzocht en geen afwijkingen aangetroffen. In verband met het
gehoorverlies heeft hij Mometason neusdruppels voorgeschreven. Verder heeft hij op 25 april 2022
sofradexdruppels voorgeschreven in verband met de uitslag van de kweek.

5.3 Het college stelt vast dat verweerder op 10 januari 2022 een passende behandeling heeft
ingezet voor de dysfunctionele tuba klachten. Ook op 25 april 2022 is zijn behandelbeslissing
passend geweest: uit de kweek kwam een bacterie naar voren die verweerder heeft behandeld met
sofradexdruppels. Dit is een passend middel bij een oorontsteking. Het college kan niet vaststellen
wat klaagster aan de huisarts heeft verteld over de vlieg in haar oor. Het is vervelend dat
klaagster zich niet serieus genomen voelt, maar hiervan kan verweerder geen verwijt worden gemaakt.
Zijn behandelbeleid is op beide momenten adequaat geweest. Voor het handelen van de andere huisartsen is hij niet verantwoordelijk. De klacht is ongegrond.

Slotsom
5.4 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat de klacht kennelijk ongegrond is.


6. De beslissing

De klacht is kennelijk ongegrond.

Deze beslissing is gegeven op 21 mei 2024 door W.A.H. Melissen, voorzitter, R.E. van Hellemondt,
lid-jurist, V.M. Schijf, I. Weenink en J.W. Sollie, leden-beroepsgenoten,
bijgestaan door E.A. Weiland, secretaris.