ECLI:NL:TGZRAMS:2024:113 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/6632

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2024:113
Datum uitspraak: 21-05-2024
Datum publicatie: 21-05-2024
Zaaknummer(s): A2023/6632
Onderwerp: Grensoverschrijdend gedrag
Beslissingen: Gegrond, geen maatregel
Inhoudsindicatie: Gedeeltelijk gegronde klacht tegen een neurochirurg. De klacht is ingediend door een physician assistant, die tijdens haar opleiding (soms) onder supervisie van de neurochirurg stond. In die periode is tussen klaagster en de neurochirurg appcontact ontstaan waarbij ook foto’s zijn verstuurd. De neurochirurg heeft klaagster toen ook een keer thuis bezocht. Klaagster heeft de neurochirurg te kennen gegeven dat zij met dit contact wilde stoppen. Zij verwijt hem onder andere dat hij die wens niet voldoende heeft gerespecteerd, waardoor zij zich op bepaalde momenten in het ziekenhuis onprettig en onveilig heeft gevoeld. Volgens klaagster heeft de neurochirurg zich op de werkvloer seksueel grensoverschrijdend, bedreigend en intimiderend naar haar gedragen in een ongelijkwaardige relatie, waarbij klaagster zich in een afhankelijke positie bevond, en heeft hij zich als medisch specialist en supervisor niet verantwoordelijk opgesteld. Klaagster heeft een rechtstreeks belang en is ontvankelijk (tweede tuchtnorm). Het is duidelijk dat klaagster en de neurochirurg totaal verschillende perspectieven hebben op de contacten tussen hen en daarbij ook heel verschillende gevoelens hebben. Het college overweegt over de overgelegde appberichten dat daaruit niet kan worden afgeleid dat klaagster het contact van meet af aan onplezierig vond. De neurochirurg heeft wel erkend dat hij met het sturen van de foto’s te ver is gegaan. Ook het huisbezoek was grensoverschrijdend. Volgens de neurochirurg heeft hij bij de contacten met klaagster op het werk nooit de intentie gehad om haar te intimideren en is hij zich er ook niet van bewust geweest dat zijn gedrag dat effect op haar had of zou kunnen hebben. Bij gebreke van objectieve informatie, zoals verklaringen van derden, kan het college niet met voldoende zekerheid vaststellen dat de neurochirurg niet is gestopt met contact zoeken met klaagster. Het is niet gebleken dat hij klaagster nog een noemenswaardig aantal appjes heeft gestuurd of haar bewust op een andere manier onprettig heeft benaderd. Naar het oordeel van het college zijn de door klaagster genoemde gedragingen, zoals het bekijken van haar LinkedIn-profiel en haar aanstaren, niet ernstig genoeg voor een tuchtrechtelijk verwijt. Deels gegronde klacht, geen maatregel, want de neurochirurg is zich bewust van zijn gedrag, patiëntenzorg is niet in gevaar geweest en het is niet gebleken van een duidelijk grensoverschrijdend gedrag van een zekere ernst.

A2023/6632
Beslissing van 21 mei 2024

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG AMSTERDAM

Beslissing van 21 mei 2024 op de klacht van:

A,
wonende in B,
klaagster,

tegen

C,
neurochirurg,
werkzaam in D,
verweerder, hierna ook: de neurochirurg,
gemachtigde: mr. O.L. Nunes, werkzaam in Utrecht.

1. De zaak in het kort
1.1 De neurochirurg werkt twee dagen per week in het ziekenhuis waar klaagster als physician assistant werkzaam is. Eind 2020 was klaagster nog in opleiding en had de neurochirurg soms, tijdens zijn diensten, supervisie over haar. In die periode is tussen klaagster en de neurochirurg appcontact ontstaan waarbij ook foto’s zijn verstuurd. De neurochirurg heeft klaagster toen ook een keer thuis bezocht. In maart 2021 heeft klaagster de neurochirurg te kennen gegeven dat zij met dit contact wilde stoppen. Zij verwijt hem onder andere dat hij die wens niet voldoende heeft gerespecteerd, waardoor zij zich op bepaalde momenten in het ziekenhuis onprettig en onveilig heeft gevoeld. Volgens klaagster heeft de neurochirurg zich op de werkvloer seksueel grensoverschrijdend, bedreigend en intimiderend naar haar gedragen in een ongelijkwaardige relatie, waarbij klaagster zich in een afhankelijke positie bevond, en heeft hij zich als medisch specialist en supervisor niet verantwoordelijk opgesteld.

1.2 De neurochirurg heeft verweer gevoerd. Hij heeft het college verzocht klaagster niet-ontvankelijk te verklaren in haar klacht. Voor het geval het college de klacht toch inhoudelijk beoordeelt, heeft de neurochirurg het college verzocht deze ongegrond te verklaren of, bij gegrondverklaring, geen maatregel op te leggen.

1.3 Het college komt tot het oordeel dat de klacht ontvankelijk is en gedeeltelijk gegrond. Voor het gegronde deel legt het college de neurochirurg geen maatregel op. Hierna vermeldt het college eerst hoe de procedure is verlopen. Daarna licht het college de beslissing toe.

2. De procedure

2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 15 november 2023;
- het verweerschrift met de bijlagen.

2.2 De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris van het college met elkaar in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij geen gebruik gemaakt.

2.3 De zaak is behandeld op de openbare zitting van 9 april 2024. De partijen zijn verschenen, vergezeld van hun echtgenoten. De neurochirurg werd bijgestaan door zijn gemachtigde, die pleitnotities aan het college en klaagster heeft overhandigd en voorgelezen.

3. Wat is er gebeurd?
3.1 De neurochirurg is als zodanig werkzaam in verschillende zorginstellingen, waaronder E (hierna: het ziekenhuis). Hij werkt daar in de regel twee dagen per week. Klaagster was aanvankelijk verpleegkundige in dit ziekenhuis. Zij is inmiddels physician assistant. Zij heeft haar opleiding tot physician assistant in het ziekenhuis op de afdeling neurochirurgie in maart 2021 afgerond.

3.2 Op 10 december 2020 krijgen klaagster en de neurochirurg contact met elkaar via een digitaal kerstdiner. Daarna komt er WhatsAppcontact op gang met een flirtend karakter, waarbij de neurochirurg klaagster “lekker ding” en “knap” noemt, uitspreekt dat hij een zwak voor haar heeft en haar op enig moment misschien toch had moeten verleiden. Klaagster vraagt of hij haar nu niet meer zou durven verleiden, waarop hij schrijft dat hij daar wel eens over fantaseert. Eind januari 2021 stuurt de neurochirurg foto’s van zichzelf aan klaagster, waaronder foto’s van zijn blote buik, van voor en na corona. Op een foto van vóór corona reageert klaagster met “Beest” en een emoticon met een kusje. Op een van de foto’s na corona zijn duidelijk de contouren van de penis van de neurochirurg in een boxershort zichtbaar. De neurochirurg vraagt klaagster een paar keer om ook foto’s van zichzelf aan hem te versturen, van haar gezicht en buik. Zij stuurt hem na enige tijd haar profielfoto. Op 28 januari 2021 bezoekt de neurochirurg klaagster in haar woning.

3.3 Op zaterdag 6 februari 2021 om 15:30 uur stelt de neurochirurg via WhatsApp voor om Signal te gaan gebruiken in plaats van WhatsApp. ’s Nachts om 00:51 uur appt hij “Ok”. De volgende ochtend stuurt klaagster een bericht (alle citaten voor zover van belang en letterlijk weergegeven): “Weet niet waar de ‘Ok’ voor staat maar is het mogelijk de lucht te klaren waarna wij weer normaal tegen elkaar kunnen doen? Het zit mij niet lekker …”. De neurochirurg antwoordt daarop: “Ja is goed”. Op 8 februari 2021 spreekt klaagster de neurochirurg in het ziekenhuis persoonlijk aan met het verzoek het appcontact te stoppen. Dit appcontact is daarna afgenomen. 3.4 In april 2021 proberen partijen een afspraak in persoon te maken, die blijkens de appwisseling een aantal malen door de neurochirurg is uitgesteld en uiteindelijk niet is doorgegaan.

3.5 In augustus 2021 spreken partijen met elkaar over de afsluiting van het appcontact. Op 13 augustus 2021 is er een werkgerelateerde boottocht, waarbij klaagster niet aanwezig is. ’s Avonds stuurt de neurochirurg haar via Signal bericht: “Wel wat gemist hoor vandaag …”. Daarna zien zij elkaar op 12 november 2021 op een congres en op 8 maart 2022 tijdens de lunch op de werkplek.

3.6 Op 10 maart 2022 wendt klaagster zich tot de vertrouwenspersoon van het ziekenhuis. In overleg met de vertrouwenspersoon stuurt zij op 30 mei 2022 een e-mail aan de neurochirurg, die luidt als volgt: ”[voornaam neurochirurg],
Aanleiding voor deze mail is omdat ik mij niet veilig voel in jouw aanwezigheid. Dit is tengevolge van ongepast app contact (waaronder dickpics) waarbij sprake was van een scheve machtsverhouding. Ik heb je hier persoonlijk op aangesproken, hetgeen voor mij niet heeft geresulteerd in een veilige werksfeer.
Hierbij vraag ik je mij niet meer te benaderen en te vermijden dat wij ons samen, zonder aanwezigheid van anderen, in een ruimte bevinden. Hiervoor acht ik het onder andere noodzakelijk dat jouw toekomstige supervisieweken in E tijdens mijn afwezigheid zullen plaatsvinden.
Het verzoek dit te respecteren.
(…)
” De neurochirurg heeft niet op deze e-mail gereageerd.

3.7 Op 23 september 2022 heeft klaagster zich met de vertrouwenspersoon tot de leidinggevende (het afdelingshoofd neurochirurgie) van haar en de neurochirurg gewend met de melding dat zij zich door de neurochirurg geïntimideerd voelde, omdat hij – ondanks haar verzoeken – onvoldoende afstand tot haar hield. Daarop heeft op 3 oktober 2022 een gesprek plaatsgevonden tussen klaagster en de vertrouwenspersoon, een medewerkster van HR die ook eind november 2022 een verslag van het gesprek heeft gemaakt, en de ombudsman van het ziekenhuis. Het verslag, met als datum “september/oktober 2022” vermeldt onder andere (tekst tussen vierkante haken van het college, in plaats van de namen): “[medewerkster HR] vraagt wat [klaagster] verder wil met de klacht. Ze geeft aan gaag prettig te willen werken op de afdeling en zich liever niet met dit soort situaties of nare emoties bezig te willen houden. het heeft lang genoeg geduurd en voor veel ellende gezorgd bij haar. [Medewerkster HR] vraagt wat we kunnen doen om de situatie te verbeteren en [klaagster] geeft aan dat voor nu een officiële klacht nog niet nodig is maar dat er wèl afspraken gemaakt moeten worden. Gedrag van [de neurochirurg] wat als intimiderend wordt ervaren zal moeten stoppen. Concreet dus meer (fysieke) afstand houden, niet meer in deuropeningen ‘hangen’ en zo weinig mogelijk contact/samenzijn. Alleen in belang van patiënt afstemming samen, maar bij voorkeur via een andere collega en zo veel als mogelijk vermijden. [Medewerkster HR] en [leidinggevende] spreken [de neurochirurg] overeen paar dagen weer en zullen dit aangeven aan hem. Tijdens dit gesprek zegt [de neurochirurg] zich aan deze afspraken te houden. Met [klaagster] wordt de komende maanden geëvalueerd of de situatie houdbaar is, anders volgt wederom een gesprek.” Klaagster heeft in de kantlijn opmerkingen gemaakt bij het verslag. Zij schrijft dat zij zich niet zo kan herinneren dat zij heeft gezegd dat een officiële klacht nog niet nodig is, omdat zij niet wist dat dit een mogelijkheid was, en dat de afspraken haars inziens te voorzichtig beschreven staan. Zij wil niet meer met de neurochirurg samenwerken, wat wil zeggen dat hij niet haar supervisor is, zij hem niet hoeft te benaderen voor onderzoek, dat hij tenminste vijf meter fysieke afstand bewaart en haar niet benadert (met blokkeren van de deuropening), zeker niet als zij zich alleen in de ruimte bevindt.

3.8 De leidinggevende heeft vervolgens samen met de medewerkster van HR een gesprek gehad met de neurochirurg. Het verslag hiervan, ook gedateerd “september/oktober 2022”, vermeldt: “[Leidinggevende] start het gesprek met het bericht dat er bij hem een klacht over grensoverschrijdend gedrag van [de neurochirurg] is gemeld. Hij vraagt [de neurochirurg] of hij hier iets van weet en [de neurochirurg] geeft aan dat hij denkt dat het [klaagster] is. [Leidinggevende] geeft een korte samenvatting van het gesprek met [klaagster] en vraagt [de neurochirurg] of dit klopt. [De neurochirurg] zegt dat er inderdaad in 2020 en 2021 “appverkeer is geweest tussen hen beide waarbij foto’s zijn verstuurd”. Hij had de indruk dat dit met wederzijdse instemming was en niet als intimidatie werd ervaren. Ook is er een keer samen afgesproken , maar daar gebeurde niets. In mei 2022 ontving [de neurochirurg] een email van [klaagster] waarin werd aangegeven dat ze zich geïntimideerd voelde en door het eerdere app contact een onveilig gevoel had als ze hem zag. [De neurochirurg] zegt van deze email te zijn geschrokken omdat hij dacht dat het allemaal al was afgesloten. Hij heeft de email niet beantwoord maar realiseert zich dat reageren op deze email wellicht slimmer was geweest. Daarna is hij meer afstand gaan houden.
[Leidinggevende] vraagt [medewerkster HR] met [klaagster] te spreken over “hoe nu verder” waarna een vervolgafspraak met [de neurochirurg] zal plaatsvinden. Na het gesprek met [klaagster] informeren [leidinggevende] en [medewerkster HR] [de neurochirurg] dat [klaagster] geen officiële klacht indient, maar wél een aantal duidelijke
afspraken wil maken. Gedrag wat als intimiderend wordt ervaren door [klaagster] lichten [leidinggevende] en [medewerkster HR] toe en vragen [de neurochirurg] hiervan af te zien. Concreet dus meer (fysieke) afstand houden en zo weinig mogelijk contact/samenzijn. Alleen in belang van patiënt afstemming samen, maar bij voorkeur zo veel als mogelijk vermijden. [De neurochirurg] zegt zich aan deze afspraken te houden en in de toekomst dit niet meer te doen. Met [klaagster] wordt de komende maanden geëvalueerd of de situatie houdbaar is, anders volgt wederom een gesprek, ook met [de neurochirurg]
.”

3.9 Op 11 oktober 2022 en op 7 november 2022 neemt de neurochirurg plaats in de overdrachtsruimte tegenover klaagster. Zij maakt hiervan melding bij HR. Op 17 november 2022 vindt naar aanleiding daarvan een gesprek plaats tussen klaagster, de vertrouwenspersoon en de leidinggevende, waarin klaagster zegt dat de neurochirurg de werkafspraken niet naleeft. Daarop geeft de leidinggevende te kennen dat de wensen van klaagster ten aanzien van de werkafspraken met de neurochirurg zijn besproken, maar dat die werkafspraken nog niet finaal en schriftelijk zijn vastgelegd. Ook deelde de leidinggevende mee dat aan de neurochirurg een officiële waarschuwing wegens grensoverschrijdend gedrag is opgelegd.

3.10 Op 28 november 2022 zijn wel concrete werkafspraken schriftelijk vastgelegd. Hierin staat dat de neurochirurg de overdrachten digitaal zal bijwonen op dagen dat klaagster werkzaam is in de patiëntenzorg en dat klaagster tijdens supervisieweken van de neurochirurg vrijgesteld zal zijn van klinische taken.

3.11 In januari 2023 hebben partijen elkaar nog een keer onverwacht getroffen in een ruimte waarbij klaagster een patiënt moest inbrengen in een multidisciplinair overleg.

3.12 Na januari 2023 heeft klaagster geen ongewenst gedrag meer ervaren van de neurochirurg.

3.13 Op 30 mei 2023 heeft klaagster klachten tegen de neurochirurg en de leidinggevende ingediend bij de klachtencommissie voor medewerkers van het ziekenhuis. Uit het advies van de klachtencommissie aan de raad van bestuur van 14 september 2023 blijkt dat tijdens de hoorzitting in die procedure is gebleken dat de neurochirurg nog geen officiële waarschuwing had ontvangen. Dit is, na de uitspraak van de klachtencommissie waarin dit is geadviseerd, alsnog gebeurd.

4. De klacht en de reactie van de neurochirurg
4.1 Klaagster verwijt de neurochirurg:
a) seksueel grensoverschrijdend handelen en intimidatie op de werkvloer in een ongelijkwaardige relatie, waarbij klaagster zich (als in opleiding) in een afhankelijke positie bevond;
b) dat hij niet heeft voldaan aan herhaalde verzoeken om te stoppen, waardoor klaagster zich onveilig en onprettig heeft gevoeld;
c) dat hij zich niet verantwoordelijk heeft opgesteld in zijn rol als medisch specialist en supervisor om een veilige en professionele manier van communiceren mogelijk te maken omwille van de patiëntenzorg en de patiëntveiligheid;
d) dat hij er verantwoordelijk voor is dat klaagster als melder de gevolgen draagt van zijn gedrag door haar huidige afwezigheid.
Ter zitting heeft klaagster verduidelijkt dat klachtonderdeel a) ook betrekking heeft op de appwisseling en niet alleen op het gedrag van de neurochirurg na februari 2021. Volgens klaagster heeft de neurochirurg begin februari 2021, behalve de hiervoor onder 3.2 genoemde foto’s, ook een drietal dickpics aan haar verstuurd.

4.2 Volgens de neurochirurg dient klaagster niet-ontvankelijk te worden verklaard in de klacht. Als collega heeft zij onvoldoende rechtstreeks belang bij haar klacht. Bovendien kenden zij en de neurochirurg elkaar al negen jaar en heeft het appcontact plaatsgevonden met wederzijdse instemming en uitsluitend in de privésfeer. Door de werkzaamheden van de neurochirurg in andere ziekenhuizen was het beroepsmatige contact met klaagster beperkt. Het gedrag dat klaagster hem verwijt heeft dan ook geen weerslag op de individuele gezondheidszorg, aldus de neurochirurg. Voor het geval het college de klacht wel inhoudelijk beoordeelt, heeft de neurochirurg het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren. Hij erkent dat hij in het appverkeer grensoverschrijdend heeft gehandeld. Hij heeft klaagster echter geen dickpics gestuurd en op de werkvloer heeft hij uitsluitend professioneel jegens haar gehandeld. Mocht het college toch tot een gegrondverklaring komen, dan verzoekt de neurochirurg hem geen maatregel op te leggen.

4.3 Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.

5. De overwegingen van het college
Is klaagster ontvankelijk in de klacht?
5.1 Het staat vast dat tussen partijen geen sprake is geweest van een behandelrelatie. De zogenaamde eerste tuchtnorm – die gaat over goede zorg – is daarom niet van toepassing in deze zaak.

5.2 De zogenaamde tweede tuchtnorm gaat over ander handelen of nalaten dan in het kader van zorgverlening, in strijd met wat een behoorlijk beroepsbeoefenaar betaamt. Een klacht daarover kan ook worden ingediend door een andere zorgverlener, als die daarbij een rechtstreeks eigen belang heeft. Dat belang moet dan bovendien in het kader van de individuele gezondheidszorg kunnen worden geplaatst. Het tuchtrecht is in het algemeen niet bedoeld – en ook niet geschikt – voor de beoordeling van verstoorde verhoudingen tussen zorgverleners onderling. Dat kan echter anders zijn als door die slechte verhoudingen risico’s ontstaan voor de kwaliteit van de patiëntenzorg.

5.3 Nu klaagster stelt dat zij last heeft ondervonden van het gedrag dat zij de neurochirurg verwijt en dit gedrag direct op haar betrekking had, heeft zij voldoende rechtstreeks belang bij haar klacht. De volgende vraag is of dit belang geplaatst kan worden in het kader van de individuele gezondheidszorg. Het college realiseert zich dat veel affectieve relaties op de werkvloer ontstaan en dat het niet wenselijk of nodig is om ieder flirterig contact tussen zorgverleners onderling onder het tuchtrecht te brengen. In dit geval is echter sprake van een ongelijkwaardige positie tussen de betrokken zorgverleners, die bovendien op dezelfde afdeling werkzaam zijn. In de periode van 10 december 2020 tot 1 maart 2021 was klaagster nog in opleiding, en in de periode daarna was nog steeds sprake van een functionele hiërachische verhouding tussen klaagster als physician assistant en de neurochirurg in zijn rol van medisch specialist en supervisor op de dagen dat beiden dienst hadden. Het mag inmiddels, door de maatschappelijke ontwikkelingen en de talloze publicaties over grensoverschrijdend gedrag bij allerlei verschillende organisaties – waaronder ziekenhuizen –, algemeen bekend worden verondersteld dat zulke ongelijkwaardigheid eraan kan bijdragen dat degene die zich in een afhankelijke positie bevindt, contact dat als ongewenst wordt ervaren toch in stand houdt en dit niet ondubbelzinnig afhoudt of verbreekt. Aan die terughoudendheid om grenzen te stellen ligt dan zorg of angst voor de gevolgen in het werk ten grondslag. Daarbij kan gedacht worden aan vrees voor een negatieve beoordeling in het kader van een opleiding of voor vervelend gedrag of andere represailles op de werkvloer. In zoverre kan privécontact – dat wil zeggen contact buiten werktijd en buiten de werkomgeving – tussen zorgverleners in dergelijke verschillende posities niet los worden gezien van de werksituatie. 5.4 Klaagster heeft aangevoerd dat de neurochirurg, ondanks verschillende verzoeken daartoe en na een melding bij beider leidinggevende, onvoldoende afstand tot haar heeft gehouden. Dit leidde volgens haar stellingen tot een voor haar zo onveilig werkklimaat dat er geen veilige en professionele wijze van communicatie meer mogelijk was tussen haar en de neurochirurg omwille van de patiëntenzorg. Los van de vraag of dit is komen vast te staan, is voldoende aannemelijk dat het gedrag dat klaagster de neurochirurg verwijt, van invloed kan zijn geweest op de werksfeer en de mate waarin zij contact met hem in zijn rol van supervisor wilde of durfde te zoeken voor overleg over patiënten. Daardoor kan de kwaliteit van de patiëntenzorg in het gedrang komen.

5.5 Klaagster is dus ontvankelijk in haar klacht en het college zal de klacht inhoudelijk bespreken.

Welke criteria gelden bij de beoordeling?
5.6 De vraag die het college moet beantwoorden is of de neurochirurg heeft gehandeld (of iets heeft nagelaten) in strijd met wat een behoorlijk beroepsbeoefenaar betaamt.

5.7 Het college ziet aanleiding om de klachtonderdelen gezamenlijk te bespreken. Daarbij merkt het college op dat klachtonderdeel d) ziet op de gevolgen van het door klaagster gestelde handelen van de neurochirurg. Het college heeft niet de bevoegdheid daarover uitspraken te doen. Verder is duidelijk dat klaagster ontevreden is over de afwikkeling van de arbeidsrechtelijke situatie door het ziekenhuis. Zoals ter zitting meegedeeld kan het college ook daarover niet oordelen en kan het handelen van de leidinggevende niet aan de neurochirurg worden verweten. Met betrekking tot de klachtonderdelen a), b) en c) overweegt het college als volgt.

5.8 De neurochirurg heeft aangevoerd dat hij altijd in de verondersteling heeft verkeerd dat het appcontact met wederzijds goedvinden plaatsvond, omdat klaagster in die periode nooit via de app of anderszins heeft aangegeven dat zij geen contact met hem (meer) wilde of dat zij niet gediend was van de berichten die hij haar stuurde. Volgens de neurochirurg is hij eind januari 2021 gestopt met het versturen van WhatsAppberichten. In zijn verweerschrift en ter zitting heeft hij ontkend dat hij dickpics aan klaagster heeft verstuurd. Na januari 2021 zou hij geen berichten meer hebben verstuurd. Medio 2021 hebben klaagster en hij afgesproken dat het verstandig was om het contact tussen hen om diverse redenen verder te verbreken en dat de voorliggende periode van vriendschappelijk contact zou worden afgesloten. De neurochirurg meent dat hij op de werkvloer altijd een professionele houding naar klaagster heeft uitgedragen. Hij was ook geen leidinggevende of opleider van klaagster. De e-mail van 30 mei 2022 kwam voor hem als een complete verrassing. Na de melding van klaagster bij de leidinggevende heeft de neurochirurg direct een open en reflectieve houding aangenomen en de gebeurtenissen vanuit zijn perspectief toegelicht. Hij stond open voor een gesprek met klaagster en heeft gezegd dat hij daarbij graag persoonlijk zijn excuus aan klaagster wilde aanbieden. Hij verwijst daarvoor naar het onder 3.8 vermelde gespreksverslag.

5.9 Klaagster heeft ter zitting op het verweerschrift gereageerd. Zij heeft verklaard dat zij in het begin van de appwisseling niet kinderachtig of flauw wilde overkomen. Daarom is zij in eerste instantie op de contactverzoeken van de neurochirurg ingegaan. Eind januari 2021 begon hij seksueel getinte foto’s te versturen – waaronder volgens haar begin februari 2021 ook dickpics, door middel van zichzelf verwijderende berichten via Signal – en ging hij aandringen op foto’s van haar gezicht en buik; toen vond zij het contact niet prettig meer. In haar klaagschrift heeft zij genoteerd dat zij de neurochirurg op het werk heeft aangesproken en hem heeft gezegd dat zij niet wil dat hij haar dergelijke foto’s stuurt. Het appcontact is daarna afgenomen, maar hij heeft in die periode nog wel aangekondigd dat hij weer bij haar thuis langs zou komen, wat zij heeft afgehouden. Ook is hij in dezelfde ruimte achter een computer gaan zitten, terwijl zijn werkplek een paar deuren verderop was. In april 2021 heeft zij de neurochirurg op WhatsApp geblokkeerd en de Signal-app verwijderd. Nadat zij hem had verzocht om weer normaal met elkaar om te gaan, en omdat WhatsApp ook werd gebruikt om overlegmomenten over patiënten af te spreken, heeft zij de neurochirurg weer gedeblokkeerd op WhatsApp. In april 2021 heeft zij verschillende pogingen ondernomen om zijn gedrag persoonlijk met hem te bespreken. Hij annuleerde echter telkens de afspraak en hield ook telefonisch contact af. In juni 2021 stuurde hij haar nog steeds berichten die zichzelf direct wissen en kreeg zij meldingen van LinkedIn dat de neurochirurg haar profiel had bekeken. In augustus 2021 sprak zij hem tijdens het werk – waarbij hij haar supervisor was – aan met het verzoek haar met rust te laten en niet meer te appen, tenzij werkgerelateerd. Volgens klaagster reageerde hij daarop met de uitspraak: “We drinken er een keer een drankje op.” In de periode daarna probeerde zij de neurochirurg te vermijden
door zich ziek te melden als hij supervisie had. Zij had de indruk dat hij op een congres vaak dicht achter haar ging staan. Ook benaderde hij haar in een ruimte en blokkeerde dan de deuropening en staarde haar aan. Daarom heeft zij de vertrouwenspersoon benaderd. Na de e-mail van 30 mei 2022 is geregeld dat de neurochirurg niet haar directe aanspreekpunt meer was tijdens de invulling van ad hoc intervisie, maar hij zocht nog steeds contact door zich te mengen in gesprekken, een gesprek aan te knopen in het bijzijn van anderen, hinderlijk te staren en weinig fysieke afstand te bewaren. Zij heeft van hem geen reactie op haar e-mail gekregen. In september 2022 heeft zij haar leidinggevende geïnformeerd.

5.10 Het is duidelijk dat klaagster en de neurochirurg totaal verschillende perspectieven hebben op de contacten tussen hen en daarbij ook heel verschillende gevoelens hebben. Het college overweegt over de overgelegde appberichten dat daaruit niet kan worden afgeleid dat klaagster het contact van meet af aan onplezierig vond. Daarbij merkt het college op dat het niet over de volledige appwisseling beschikt en dat de chronologie voor het college ook niet helemaal duidelijk is, omdat in de appberichten data ontbreken. In het hiervoor onder 3.4 vermelde Signalbericht dat klaagster op 6 februari 2021 heeft verzonden, heeft zij de neurochirurg echter wel duidelijk gemaakt dat zij zich niet prettig meer voelde bij het contact zoals dat er was. Uiteindelijk heeft de neurochirurg, zowel in deze procedure als eerder, tegenover de leidinggevende en ten tijde van de klachtprocedure in het ziekenhuis, ook erkend dat hij met het sturen van foto’s te ver is gegaan. Hij heeft zich gerealiseerd dat de contacten op enig moment door klaagster als onprettig en onwenselijk werden ervaren en dat hij een grens heeft overschreden. Het college onderschrijft dit. Daarbij laat het college in het midden of de neurochirurg ook dickpics heeft gestuurd. De neurochirurg heeft dit in zijn verweerschrift en ter zitting ontkend. Hij heeft echter niet gereageerd op de e-mail van klaagster van 30 mei 2022 waarin zij dickpics noemt, wat wel voor de hand zou hebben gelegen als daar geen sprake van was geweest. Ook heeft de klachtencommissie hem uitdrukkelijk naar de dickpics gevraagd en ook toen heeft hij niet ontkend dat hij die heeft verstuurd. Hoe dan ook, door foto’s met ontbloot bovenlichaam te sturen en een foto waarop duidelijk de contouren van zijn penis zichtbaar zijn, heeft de neurochirurg – zijn hiërarchische positie ten opzichte van klaagster op de werkvloer in aanmerking genomen – echter al de grens van betamelijkheid overschreden, ook al had klaagster op dat moment (nog) niet laten blijken dat zij het contact niet (meer) wenste. Ook het huisbezoek was in die situatie grensoverschrijdend. Als degene aan de ‘bovenkant’ van de machtsrelatie had de neurochirurg zich er uitdrukkelijk van moeten vergewissen of klaagster, die zich in een afhankelijke positie van hem bevond, dergelijke erotisch getinte foto’s en een bezoek aan haar woning wel echt op prijs stelde. Het is voorstelbaar dat klaagster hierna op de werkvloer contact met de neurochirurg over patiënten zoveel mogelijk is gaan vermijden. In zoverre zijn de klachtonderdelen a) en c) gegrond.

5.11 Ook over de periode na februari 2021 lopen de verklaringen van partijen over de feiten uiteen. Het college twijfelt er niet aan dat klaagster bepaalde gedragingen van de neurochirurg via de app of op het werk als hinderlijk en intimiderend heeft ervaren. Om te kunnen concluderen dat de neurochirurg met bepaalde gedragingen tuchtrechtelijk
verwijtbaar heeft gehandeld, moet echter eerst voldoende komen vast te staan wat hij dan precies heeft gedaan, en vervolgens dat het daarbij gaat om gedragingen die ook objectief als duidelijk grensoverschrijdend gekwalificeerd moeten worden. Het is bij werkzaamheden op eenzelfde afdeling niet altijd mogelijk om elkaar helemaal te mijden. Dat betekent dat niet iedere ontmoeting tussen klaagster en de neurochirurg per definitie als grensoverschrijdend van zijn zijde kan worden beschouwd. Volgens de neurochirurg heeft hij bij de contacten met klaagster op het werk nooit de intentie gehad om haar te intimideren en is hij zich er ook niet van bewust geweest dat zijn gedrag dat effect op haar had of zou kunnen hebben. Bij gebreke van objectieve informatie, zoals verklaringen van derden, kan het college niet met voldoende zekerheid vaststellen dat de neurochirurg niet is gestopt met contact zoeken met klaagster, zoals zij hem verwijt. Het is niet gebleken dat hij klaagster nog een noemenswaardig aantal appjes heeft gestuurd of haar bewust op een andere manier onprettig heeft benaderd. Naar het oordeel van het college zijn de door klaagster genoemde gedragingen, zoals het bekijken van haar LinkedIn-profiel en haar aanstaren, niet ernstig genoeg voor een tuchtrechtelijk verwijt. Vast staat dat de neurochirurg in november 2022, nadat hij door zijn leidinggevende was aangesproken naar aanleiding van de melding van klaagster, twee keer in de overdrachtsruimte tegenover klaagster is gaan zitten. Dat had hij, na de e-mail van klaagster van 30 mei 2022 en het betreffende gesprek met de leidinggevende, beter niet kunnen doen. Het college beschouwt dit echter niet als een zo ernstige overschrijding van de grenzen van betamelijkheid dat dit een tuchtrechtelijk verwijt rechtvaardigt.

Slotsom

5.12 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat klachtonderdelen a) en c) gedeeltelijk gegrond zijn. Voor het overige is de klacht niet gegrond.

Maatregel?

5.13 Nu de klacht gedeeltelijk gegrond is, ziet het college zich voor de vraag gesteld of het noodzakelijk is de neurochirurg een maatregel op te leggen, en zo ja, welke maatregel. Enerzijds had van de neurochirurg meer oplettendheid mogen worden verwacht waar het ging om het appcontact met een collega in opleiding, die zich beroepsmatig ten opzichte van hem in een ondergeschikte positie bevond. Door zijn gebrek aan voldoende bewustzijn hiervan heeft klaagster een moeilijke tijd gehad en zich onprettig gevoeld op haar werk. Het is ook onhandig dat hij niet op haar e-mail van 30 mei 2022 heeft gereageerd en, na de melding van klaagster op het werk, niet duidelijker heeft aangedrongen op een gesprek met haar. Het gespreksverslag waarnaar hij verwijst, maakt geen melding van zijn bereidheid om met klaagster te spreken en haar daarbij zijn excuses aan te bieden. Anderzijds kunnen ook specialisten bepaalde (verliefdheids)gevoelens ontwikkelen en heeft de neurochirurg ter zitting verklaard dat hij zich er nu meer van bewust is dat zijn gedrag vanwege zijn positie anders kan worden geïnterpreteerd dan hij het bedoelt. Verder staat vast dat er geen sprake is geweest van fysieke ongewenste intimiteiten jegens klaagster. Nadat klaagster te kennen had gegeven dat zij niet meer gediend was van het appcontact, is dit ook afgenomen en is niet gebleken van verder duidelijk grensoverschrijdend gedrag van een zekere ernst van de zijde van de neurochirurg. Ook zijn er geen aanwijzingen dat de patiëntenzorg daadwerkelijk in gevaar is geweest. Bovendien is de klacht bij de klachtencommissie gegrond verklaard en heeft de neurochirurg een officiële waarschuwing gekregen van zijn werkgever. Op grond daarvan heeft het college er vertrouwen in dat de neurochirurg zich in de toekomst niet nogmaals zal begeven in grensoverschrijdend contact zoals hij dat met klaagster heeft gedaan. Er is ook niet eerder een tuchtklacht tegen hem ingediend. Gelet op al deze omstandigheden ziet het college af van de oplegging van een maatregel.

6. De beslissing
Het college:
- verklaart de klachtonderdelen a) en c) gedeeltelijk gegrond;
- bepaalt dat geen maatregel wordt opgelegd;
- verklaart de klacht voor het overige ongegrond.

Deze beslissing is gegeven op 21 mei 2024 door N.B. Verkleij, voorzitter, I.K. Spros, lid-jurist, E.J. van Lindert, T.S. Oei en H.M.J. van der Linden-van der Zwaag, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door A. Tingen, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 2024.