ECLI:NL:TGZCTG:2024:89 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2262
ECLI: | ECLI:NL:TGZCTG:2024:89 |
---|---|
Datum uitspraak: | 22-04-2024 |
Datum publicatie: | 30-04-2024 |
Zaaknummer(s): | C2023/2262 |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen een huisarts. Klaagster dient een klacht in namens haar minderjarige dochter. Klaagster verwijt de huisarts dat er zonder nader onderzoek en zonder haar dochter gezien te hebben door de assistente een diagnose is gesteld door de telefoon. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster. |
C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2023/2262 van:
A., wonende te B.,
appellante, klaagster in eerste aanleg,
tegen
C., huisarts, werkzaam te D.,
beklaagde in beide instanties,
gemachtigde: mr. R.J. Peet te Utrecht.
1. Verloop van de procedure
A. - hierna klaagster - heeft op 29 maart 2023 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam
tegen C. - hierna de huisarts - een klacht ingediend. Bij beslissing van
20 oktober 2023, onder nummer A2023/5518 heeft dat College die klacht kennelijk ongegrond
verklaard.
Klaagster is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De huisarts heeft een verweerschrift
in beroep ingediend.
De zaak is behandeld op de terechtzitting van 22 april 2024. De huisarts is daar verschenen,
bijgestaan door haar gemachtigde.
Het Centraal Tuchtcollege heeft na afloop van de mondelinge behandeling op 22 april
2024 de zaak in raadkamer beoordeeld en in het openbaar mondeling uitspraak gedaan.
Wat hierna volgt is een schriftelijke uitwerking van die uitspraak.
2. Beslissing in eerste aanleg
Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing de volgende feiten en overwegingen
ten grondslag gelegd.
“1. Waar gaat de zaak over?
1.1 Klaagster dient een klacht in namens haar minderjarige dochter. Klaagster verwijt
de huisarts dat er op 27 maart 2023 zonder nader onderzoek en zonder haar dochter
gezien te hebben een diagnose is gesteld via de telefoon.
1.2 Het college komt tot het oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is. ‘Kennelijk’
betekent dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk
is dat de klacht niet gegrond kan worden verklaard. Hierna licht het college toe hoe
het tot deze beslissing is gekomen.
2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 29 maart 2023;
- het verweerschrift met de bijlagen;
- de brief van klaagster met daarbij aanvullende stukken, binnengekomen op
8 augustus 2023.
2.2 De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris
van het college in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Alleen klaagster wilde
hiervan gebruikmaken. Dit is tweemaal gepland maar heeft niet plaatsgevonden omdat
klaagster beide keren verhinderd was. Het vooronderzoek is hierna gesloten.
2.3 Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college
de zaak beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig
waren.
3. Wat is er gebeurd?
3.1 Klaagster is de moeder van een meisje, geboren in mei 2017, genaamd E. E. is
patiënte bij de huisartsenpraktijk van de huisarts. Klaagster en de vader van het
meisje zijn niet meer samen. Beide ouders hebben het gezag. Ook is er een gezinsbeschermer
van De Jeugd- & Gezinsbeschermers (DJGB) bij het gezin betrokken.
3.2 Op 27 maart 2023 heeft de vader van E. gebeld naar de praktijk met de vraag
of zijn dochter moest langskomen op het spreekuur. E. hoestte al enkele dagen en had
wat verhoging. Op het moment van bellen was er geen koorts en at en dronk E. goed.
De assistente vertelde dat op basis van deze informatie E. nu niet op spreekuur hoefde
te komen en zij gaf een zelfzorgadvies. Hierna heeft de assistente dit advies besproken
met de huisarts.
3.3 Later die dag belde klaagster naar de praktijk met het verzoek om een afspraak
in te plannen voor haar dochter. De assistente heeft toen het eerder aan vader gegeven
advies herhaald. Hierna is een telefonisch consult afgesproken met klaagster en de
huisarts voor 29 maart 2023.
3.4 Op 29 maart 2023 sprak de huisarts met klaagster. De huisarts legde hierbij
het proces van triage uit. Klaagster vertelde dat zij zich zorgen maakte om haar dochter.
E. zou vaak en zwaar hoesten, ook was er veel groen snot. Klaagster was bang dat er
meer aan de hand zou zijn, bijvoorbeeld streptokokken, astma of een afweerstoornis.
Zij vond dat haar dochter veel te vaak ziek was. Hierop besloot de huisarts een afspraak
in te plannen voor E. om een inschatting te maken van de ernst van de klachten en
te bekijken of er nog extra onderzoeken nodig zouden zijn. Zij heeft hierover een
e-mail gestuurd naar klaagster, de vader van E. en de gezinsbeschermer.
3.5 Op 30 maart 2023 kwam E. samen met haar vader naar het spreekuur. In het medisch
dossier is genoteerd dat het inmiddels weer beter ging met E.. De huisarts heeft haar
onderzocht en zag daarbij geen aanwijzingen voor astma, bronchitis of een keelontsteking.
De huisarts concludeerde dat er sprake was geweest van een milde virale infectie waarvan
E. inmiddels hersteld was. E. was ook ziek geweest in oktober en in december van 2022.
De huisarts heeft hierover genoteerd dat zij deze virale infecties passend vindt bij
de leeftijd van E. en dat er geen aanwijzingen zijn voor een onderliggende ziekte.
Hierna heeft de huisarts dit per e-mail teruggekoppeld aan de betrokkenen.
4. De klacht en de reactie van de huisarts
4.1 Klaagster verwijt de huisarts dat er op 27 maart 2023 zonder nader onderzoek
en zonder E. gezien te hebben een diagnose is gesteld via de telefoon.
4.2 De huisarts heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren.
4.3 Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.
5.1 De overwegingen van het college
Welke criteria gelden bij de beoordeling?
5.1 De vraag is of de huisarts de zorg heeft verleend die van haar verwacht mocht
worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende huisarts.
Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de huisarts geldende beroepsnormen
en andere professionele standaarden.
5.2 Klaagster voert aan dat de huisarts niet via de telefoon haar assistente een
diagnose had mogen laten stellen en dat bovendien de klachten van haar dochter werden
afgedaan als zijnde een virale infectie. De huisarts heeft onvoldoende gekeken naar
andere mogelijke oorzaken van de klachten ondanks de herhaaldelijke verzoeken van
klaagster. Volgens de huisarts zijn alle assistentes van haar praktijk gediplomeerd
en beoordelen zij de ingangsklacht van een patiënt aan de hand van de specifieke triagecriteria
overeenkomstig de NHG-triagewijzer. Dit is ook gebeurd bij de dochter van klaagster.
5.3 Het college overweegt dat op 27 maart 2023 de triage door de praktijkassistente
is uitgevoerd conform de NHG-triagewijzer. Er is gevraagd naar de aanwezigheid van
alarmsymptomen en hiervan was geen sprake. Gelet op de door vader gemelde klachten
van enkel hoesten en verhoging, kon de assistente daarom volstaan met een telefonisch
consult en een zelfzorgadvies. Voor een ander, fysiek onderzoek was op 27 maart 2023
geen aanleiding en ook geen noodzaak. De praktijkassistente verricht de triage onder
de verantwoordelijkheid en supervisie van de huisarts. Nu de praktijkassistente juist
heeft gehandeld, kan de huisarts hierover geen verwijt worden gemaakt.
5.4 In een van de aanvullende stukken van klaagster is een bericht opgenomen van
een GGD-jeugdarts. Haar constatering dat aan één oor het trommelvlies rood kleurt
en het andere oor het trommelverlies wat ingetrokken is, leidt niet tot een ander
oordeel van het college. Immers, deze constateringen zijn niet ongebruikelijk voor
een kind van deze leeftijd en geven geen steun voor de stelling dat het telefonisch
consult op 27 maart 2023 niet deugdelijk was.
Slotsom
5.5 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat de klacht kennelijk ongegrond is.”
3. Vaststaande feiten en omstandigheden
Het Centraal Tuchtcollege gaat bij de beoordeling van het beroep uit van de feiten
die het Regionaal Tuchtcollege heeft weergegeven in overweging 2. “De feiten” van
de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege. Deze weergave is in beroep niet of in
elk geval onvoldoende, bestreden.
4. Beoordeling van het hoger beroep
4.1 Klaagster wil met haar beroep haar klacht in volle omvang door het Central
Tuchtcollege laten beoordelen. Het beroep van klaagster strekt ertoe dat het Centraal
Tuchtcollege de klacht alsnog gegrond verklaart.
4.2 De huisarts heeft verweer gevoerd en verzoekt het Centraal Tuchtcollege om
het beroep van klaagster te verwerpen.
4.3 Het Centraal Tuchtcollege heeft kennisgenomen van de inhoud van de aan het
Regionaal Tuchtcollege voorgelegde klacht door de huisarts gevoerde verweer. Het door
het Regionaal Tuchtcollege opgebouwde zaaksdossier is aan het Centraal Tuchtcollege
gestuurd.
4.4 In beroep hebben partijen het debat schriftelijk nog een keer gevoerd. Daarbij
heeft ieder van hen standpunten ingenomen over de door het Regionaal Tuchtcollege
vastgestelde feiten en de door dat college gegeven beschouwingen en beslissingen.
Tijdens de mondelinge behandeling in beroep heeft de gemachtigde van de huisarts de
standpunten van de huisarts nader toegelicht en heeft de huisarts de vragen van het
Centraal Tuchtcollege beantwoord.
4.5 De bespreking van de zaak in raadkamer na de mondelinge behandeling in beroep
heeft het Centraal Tuchtcollege niet geleid tot het vaststellen van andere feiten
of tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege.
Het Centraal Tuchtcollege voegt aan deze overwegingen nog wel toe dat zowel de wijze
waarop de triage tijdens het telefoongesprek op 27 maart 2023 heeft plaatsgevonden
als het consult, inclusief het lichamelijk onderzoek, op 30 maart 2023 volgens de
vigerende richtlijnen heeft plaatsgevonden.
4.6 Het voorgaande leidt tot het oordeel dat de klacht van klaagster faalt en het
beroep zal worden verworpen.
5. Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verwerpt het beroep.
Deze beslissing is gegeven door E.J. Daalder, voorzitter;
A.S. Gratama en R.H. Zuijderhoudt, leden-juristen en M.K. Dees en M.G.M. Smid-Oostendorp,
leden-beroepsgenoten en M. van Esveld, secretaris.
Uitgesproken ter openbare zitting van 22 april 2024.
Voorzitter w.g. Secretaris w.g.