ECLI:NL:TGZCTG:2024:83 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1894
ECLI: | ECLI:NL:TGZCTG:2024:83 |
---|---|
Datum uitspraak: | 29-04-2024 |
Datum publicatie: | 30-04-2024 |
Zaaknummer(s): | C2023/1894 |
Onderwerp: | Onjuiste verklaring of rapport |
Beslissingen: | Niet-ontvankelijk |
Inhoudsindicatie: | Klager is in beroep gekomen van de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege (RTG) waarbij de klacht van klager door het RTG gegrond is verklaard en aan de orthopedagoog-generalist de maatregel van waarschuwing is opgelegd. Klager heeft in beroep betoogd dat hij – ondanks dat zijn klacht door het RTG gegrond is verklaard – toch in het beroep dient te worden ontvangen. Het klaagschrift van klager bestaat uit dertig klachtonderdelen. Klager is het niet eens met de manier waarop het RTG zijn klacht heeft samengevat en beoordeeld. Klager is van mening dat het RTG ten onrechte niet ieder klachtonderdeel afzonderlijk heeft getoetst. Het RTG mag bij een veelheid van klachten, deze op overzichtelijke en/of samenvattende wijze formuleren en samenhangende klachtonderdelen gezamenlijk behandelen. Het RTG heeft met instemming van klager de klacht samengevat tot twee klachtonderdelen en beide klachtonderdelen gegrond verklaard. Dit betekent dat voor klager gelet op artikel 73 lid 1 onder a Wet BIG geen beroep open staat tegen de beslissing van het RTG. Het Centraal Tuchtcollege verklaart klager niet-ontvankelijk in het beroep. |
C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2023/1894 van:
A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,
tegen
C., orthopedagoog-generalist, (destijds) werkzaam te D.,
verweerster in beide instanties, bijgestaan door
mr. A.W. Hielkema, verbonden aan VvAA juridisch advies en rechtsbijstand
te Utrecht.
1. Verloop van de procedure
A. – hierna klager – heeft op 25 mei 2021 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle
tegen C. – hierna de orthopedagoog-generalist – een klacht ingediend. Bij beslissing
van 24 februari 2023, met nummer Z2021/48, heeft dat college de klacht gegrond verklaard
en aan de orthopedagoog-generalist de maatregel van waarschuwing opgelegd. Klager
heeft op tijd beroep ingesteld tegen deze beslissing. De orthopedagoog-generalist
heeft een verweerschrift in beroep ingediend.
De zaak is op de openbare zitting van het Centraal Tuchtcollege van 20 maart 2024
samen behandeld met zaak C2023/1895. De zaken zijn niet gevoegd. Op de zitting zijn
verschenen, klager en de orthopedagoog-generalist, bijgestaan door mr. Hielkema. Partijen
hebben hun standpunten toegelicht. Klager en mr. Hielkema hebben dat gedaan aan de
hand van spreekaantekeningen die aan het Centraal Tuchtcollege en de wederpartij zijn
overhandigd.
2. Waar gaat de zaak over?
Klager is vader van drie kinderen. De moeder van de kinderen van klager heeft echtscheiding
aangevraagd. In het kader van de echtscheidingsprocedure heeft beklaagde, in opdracht
van het NIFP en op verzoek van het Gerechtshof E., onder supervisie van een GZ-psycholoog
een familierechtelijk onderzoek verricht om duidelijkheid te krijgen welke hoofdverblijfplaats
voor de kinderen passend is wat betreft opvoeding en verzorging. Van dit onderzoek
is een rapport opgesteld.
3. De klacht
Het Regionaal Tuchtcollege is uitgegaan van de volgende klacht:
“Klager verwijt beklaagde:
a. dat zij klager ten onrechte heeft uitgesloten van het NIFP-onderzoek;
b. dat zij een ondeugdelijke rapportage heeft opgesteld.”
4. Beslissing Regionaal Tuchtcollege
Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht gegrond verklaard en dat als volgt gemotiveerd.
Op het onderzoek door de orthopedagoog-generalist en de GZ-psycholoog is de Leidraad
deskundigen in civiele zaken van toepassing. Op basis van deze leidraad is een met
naam genoemde raadsheer-commissaris van het gerechtshof als contactpersoon aangesteld
bij wie de orthopedagoog-generalist en de GZ-psycholoog bij vragen en/of twijfels
terecht konden. Er was vertraging ontstaan in het onderzoek naar klager. Vanwege de
strakke deadline vanuit het hof hebben de orthopedagoog-generalist en de GZ-psycholoog
er, na intern overleg met het NIFP, voor gekozen om het onderzoek af te ronden zonder
dat klager onderzocht was. Het Regionaal Tuchtcollege acht het niet begrijpelijk dat
de orthopedagoog-generalist en de
GZ-psycholoog de situatie omtrent de ontstane vertraging in het onderzoek naar klager
niet met de raadsheer-commissaris hebben besproken. Intern overleg met het NIFP was
onvoldoende. Het Regionaal Tuchtcollege komt tot de conclusie dat dat zij het onderzoek
naar klager niet op deze manier hadden mogen afsluiten. Als gevolg hiervan is het
rapport over klager onvolledig en daarmee ondeugdelijk. Ook de rapporten over de kinderen
zijn onvolledig, omdat klager daarin niet is meegenomen. Aan zowel de orthopedagoog-generalist
als de GZ-psycholoog is een waarschuwing opgelegd.
5. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
5.1 Klager is in beroep gekomen van de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege
waarbij de klacht van klager door het Regionaal Tuchtcollege gegrond is verklaard
en aan de orthopedagoog-generalist de maatregel van waarschuwing is opgelegd. De vraag
is of voor klager in dit geval beroep open staat.
5.2 Artikel 73 eerste lid onder a Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg
(Wet BIG) bepaalt dat door de klager alleen beroep kan worden ingesteld voor zover
zijn klacht ongegrond is verklaard, hij niet-ontvankelijk is verklaard, het college
kennelijk onbevoegd is, of voor zover de klacht kennelijk van onvoldoende gewicht
is.
5.3 Klager heeft in beroep betoogd dat hij – ondanks dat zijn klacht door het Regionaal
Tuchtcollege gegrond is verklaard – toch in het beroep dient te worden ontvangen.
Het klaagschrift van klager d.d. 25 mei 2021 bestaat uit dertig klachtonderdelen.
Klager is het niet eens met de manier waarop het Regionaal Tuchtcollege zijn klacht
heeft samengevat en beoordeeld. Klager is van mening dat het Regionaal Tuchtcollege
ten onrechte niet ieder klachtonderdeel afzonderlijk heeft getoetst.
5.4 Hoewel het de klagende partij is die de klacht formuleert en presenteert, is
het de taak van de tuchtrechter om die klacht zo nodig tot de kern terug te brengen
en/of de verschillende klachtonderdelen in onderling verband en samenhang te beoordelen,
zodat de te nemen beslissing voor een ieder die daarvan kennisneemt begrijpelijk is.
De beslissing wordt in het openbaar uitgesproken en geanonimiseerd gepubliceerd. Dit
betekent dat het de tuchtrechter is toegestaan om bij een veelheid van klachten, deze
op overzichtelijke en/of samenvattende wijze te formuleren en samenhangende klachtonderdelen
gezamenlijk te behandelen. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht van klager samengevat
tot twee klachtonderdelen. Uit het proces-verbaal van het mondeling vooronderzoek
en het proces-verbaal van de zitting bij het Regionaal Tuchtcollege blijkt dat klager
met deze samenvatting heeft ingestemd. Het Regionaal Tuchtcollege heeft beide klachtonderdelen
gegrond verklaard. Dit betekent dat voor klager gelet op artikel 73 lid 1 onder a
Wet BIG geen beroep open staat tegen de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege
van 24 februari 2023.
5.5 Op de zitting in beroep is duidelijk geworden dat klager de orthopedagoog-generalist
en de GZ-psycholoog (ook) verwijt dat zij heimelijk contact hebben onderhouden met
de Gecertificeerde Instelling waar zijn kinderen destijds verbleven. Klager heeft
op 5 december 2022 correspondentie tussen de Gecertificeerde Instelling en de orthopedagoog-generalist
ontvangen waaruit dit contact volgens klager blijkt. Klager heeft deze correspondentie
op 5 januari 2023 ingediend bij het Regionaal Tuchtcollege ten behoeve van de mondelinge
behandeling van de zaak op 20 januari 2023.
5.6 Klager heeft voornoemd verwijt in de procedure bij het Regionaal Tuchtcollege
niet expliciet als klacht geformuleerd. Daarom hoefde het Regionaal Tuchtcollege in
zijn beslissing ook niet op de hiervoor bedoelde correspondentie in te gaan. Indien
klager heeft bedoeld te klagen over het heimelijk onderhouden van contact met de Gecertificeerde
Instelling, dan betreft dit een nieuwe klacht. De orthopedagoog-generalist heeft op
de zitting bevestigd dat zij dit verwijt ook als een nieuwe klacht opvat. Een eerlijk
proces houdt in dat voor de beklaagde voldoende duidelijk moet zijn waartegen de beklaagde
zich moet verweren. Dit verwijt van klager is geen onderdeel geweest van het bij het
Regionaal Tuchtcollege gevoerde debat. De orthopedagoog-generalist heeft zich niet
tegen dit verwijt kunnen verweren.
5.7 Voor zover klager de bedoeling heeft gehad deze klacht voor het eerst aan het
Centraal Tuchtcollege voor te leggen, is hij daarin niet ontvankelijk. Het Centraal
Tuchtcollege kan in beroep namelijk alleen oordelen over die klachten die deel uitmaken
van de oorspronkelijke klacht die aan het Regionaal Tuchtcollege is voorgelegd. Nieuwe
klachten vallen buiten het bereik van het beroep.
5.8 Het voorgaande betekent dat het Centraal Tuchtcollege klager niet ontvankelijk
zal verklaren in zijn beroep.
6. Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verklaart klager niet-ontvankelijk in het beroep.
Deze beslissing is gegeven door: C.H.M. van Altena, voorzitter; A.S. Gratama en
J. Legemaate, leden-juristen en N.A.M. Boom en N. Rombout-van Wamelen, leden-beroepsgenoten
en K.M. ten Pas, secretaris.
Uitgesproken ter openbare zitting van 29 april 2024.
Voorzitter w.g. Secretaris w.g.