ECLI:NL:TGZCTG:2024:69 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1957

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2024:69
Datum uitspraak: 27-03-2024
Datum publicatie: 27-03-2024
Zaaknummer(s): C2023/1957
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen: Ongegrond, staakt de behandeling
Inhoudsindicatie: Klaagster is na het indienen van het beroepschrift overleden. Nabestaande van klaagster wensten de klacht niet voort te zetten. Het Centraal Tuchtcollege ziet geen redenen van algemeen belang aanwezig om de behandeling voort te zetten en staakt de behandeling van het beroep.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2023/1957 van:
A., wonende te B.,
appellante, klaagster in eerste aanleg,
gemachtigde: mr. J.L. van Os,
tegen
C., huisarts, werkzaam te B.,
verweerster in beide instanties,
gemachtigde: mr. S.J. Muntinga.
1.    Verloop van de procedure
A. - hierna klaagster - heeft op 10 februari 2022 bij het Regionaal Tuchtcollege te 
‘s-Hertogenbosch tegen C. - hierna de arts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 12 mei 2023, onder nummer H2022/3922, heeft dat College de klacht ongegrond verklaard. Klaagster is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De arts heeft een verweerschrift in beroep ingediend. 
De gemachtigde van klaagster, mr. Van Os, heeft het Centraal Tuchtcollege bij brief van 17 januari 2024 laten weten dat klaagster op 7 januari 2024 is overleden. Bij brief van 19 januari 2024 is aan mr. Van Os gevraagd om aan het Centraal Tuchtcollege te laten weten of naasten van klaagster de klacht wensen voort te zetten. Hierop heeft mr. Van Os bij brief van 31 januari 2024 laten weten dat de zoon van klaagster de klacht niet wenst voort te zetten. 
Het Centraal Tuchtcollege heeft de zaak in raadkamer behandeld.
2.    Beslissing in eerste aanleg
Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.
        “1. De zaak in het kort 
Klaagster verwijt de huisarts dat zij niet tijdig heeft vastgesteld dat een plekje op de huid van klaagster een plaveiselcelcarcinoom (een vorm van huidkanker) was. De zaak speelde tijdens de eerste coronagolf. De patiënte had een kwetsbare gezondheid en werd door verweerster en haar collega grotendeels gevolgd middels foto’s. Het college overweegt dat de huisarts de patiënte goed in beeld heeft gehouden. Het volgen van de patiënte door middel van foto’s was in de gegeven omstandigheden te billijken. Het college komt tot het oordeel dat de huisarts niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld en dat de klacht ongegrond is. Hierna licht het college dat toe.
        2. De procedure
2.1    Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 10 februari 2022;
- de brief van 4 april 2022 van de secretaris aan klaagster met verzoek om aanvullende informatie;
- de brief van de gemachtigde van klaagster, ontvangen op 7 april 2022;
- de brief van de gemachtigde van de huisarts, ontvangen op 6 mei 2022;
- de brief van de gemachtigde van klaagster, ontvangen op 31 mei 2022, met als bijlage stukken uit het medisch dossier;
- de brief van de gemachtigde van de huisarts, ontvangen op 2 augustus 2022;
- het medisch dossier, ontvangen op 4 oktober 2022;
- het verweerschrift met de bijlagen.
2.2    De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris van het college met elkaar in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij geen gebruik gemaakt.
2.3    De zaak is behandeld op de openbare zitting van 3 april 2023. De huisarts is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. De patiënte en haar gemachtigde waren met bericht van verhindering afwezig.
2.4    De patiënte heeft tevens een klacht ingediend tegen de collega van verweerster. Deze zaak is bekend onder nummer H2022-3920 en is gelijktijdig met deze zaak op de zitting behandeld.
        3. De feiten
3.1     Klaagster werd op 5 februari 2020 gezien door een waarnemend huisarts in de praktijk waar verweerster werkzaam was. Er was sprake van een zwelling rechtsvoor op de thorax. Deze was gegroeid en gevoelig geworden. Afgesproken werd dat klaagster een afspraak zou maken om het plekje te laten verwijderen. 

3.2     Het huisartsenjournaal vermeldt het volgende, voor zover van belang (door het college is vermeld of het contact met verweerster plaatsvond of met de collega in de samenhangende zaak H2022-3920):
“[collega] 27-08-20 P Via D. verwezen naar Heelkunde ETZ,
P locatie E., B. F.. ZD72229868
27-08-20 S geen pijn, geen koorts, wel hinderlijk
o conglomeraat van pustels/talg-achtige lesies bij
o elkaar in totaal nu 3x 4 cm re van sternum
P excsie en PA via POK
[collega] 19-08-20 0 foto: lesie 2 cm, meerdere pustels/atheroom
P afspraak SU voor voor volledige excsie
[collega] 10-08-20 S zwelling ong 2cm, nog aanwezig, pijn-koorts-
S eerder al excisie AC afgeproken (feb) maar toen
S kwam corona
P nu kuur afaken, stuurt over 1 wk een nieuwe foto
P en dan beleid afspreken (excisie hier op
P praktijk?)
[…]
[collega] 05-08-20 S Belt: Heeft boven de bestaande wond een zachte
S zwelling gekregen die pijnlijk is, heeft ook het
S idee dat er pus onder zit. Stuurt foto, kan niet
S naar de praktijk komen, volgens mevr is de ha daar
S van op de hoogt.
P In overleg met NE ab kuur herhaald, As
P maandag opnieuw contact als er geen verbetering
P is, bij verergering van de klachten eerder
P contact.
05-08-20 S Belt: Boven het wondje is opnieuw een zachte
S verdikking gekomen wat pijnlijk is. Geen koorts.
S Gaat foto sturen.
[verweerster] 21-07-20 S Samen met FL naar foto gekeken. Ziet er wederom
S rustiger uit.
P Volgende week weer foto sturen om beloop te
P volgen. Dit teruggemaild aan mevr
[verweerster] 21-07-20 S Foto bekeken: nog rustiger aspect.
P Genezing verder afwachten. Zn contact bij (wederm)
P toename laesie.
[verweerster] 13-07-20 S Samen met FL gekeken naar foto. Ziet er rustiger
S uit. WOnd is vrijwel dicht.
P Volgende week opnieuw een foto sturen.mevr
P teruggemaild.
[verweerster] 03-07-20 S Pte gebeld nav foto. Laesie oogt veel rustiger,
S pustuleuze papels zijn minder groot geworden. Wond
S is vrijwel dicht.
P Kuur nog 5 dgn verlengen, pte stuurt over 1,5 wk
P een nieuwe foto.
[…]
[verweerster] 23-06-20 S Beoordeling laesie coeur re. Geen pijn, behalve
S bij (forse) pressie. Geen koorts gehad.
O Centrale opening (ogend als status na atheroorn) in
O de rand 8-tal pusteleuze papels. Bij inprikken ook
O pussend.
P Toch behandelen met AB. Indien na 1,5 niet veel
P rustiger --> herbeoordeling.
P R/20 st claritromycine tabl 500mg (2.1T)
[verweerster] 22-06-20 S Info:zie foto in mail (H.) . Graag bellen
S voor verder beleid. Mevr durft niet naar praktijk
S te komen ivm haar COPD. Zalf werkt niet. Plek zit
S op het borstbeen.
O Foto: fors erythemateuze laesie met glanzende
O verdikte rand en pus centraal.
P Morgen tijdens visite beoordelen, evt biopt. Pte
P gebeld en dit ook uitgebreid besproken.
[verweerster] 12-06-20 S mevr gebeld en onderstaand doorgegeven.
12-06-20 S mail: Plekje geneest niet. Stuurt een nieuwe foto
S in de mail. Wil het graag afdekken met een gaas.
S Graag beleid.
O Foto: een iets rood onregelmatig plekje matig
O scherp omschreven, iets nat, geen
O ontstekingsbeeld. geen pus.
E ontlaste steenpuist (atheroom zie 5-2)
P Schoonhouden met 2x daags water. gezien geen
P ontsteking nu geen AB(creme). Af dekken met
P gaasje/pleister mag. Indien blijvend open dan SU
P en evt behandelen/verwijderen
[verweerster] 29-05-20 S mevr gebeld onderstaand doorgegeven
29-05-20 S tc; zie journaal 5/2/2020; Bultje is spontaan open
S gebarst, zit een korst op en is rood. Mevr denkt
S dat deze ontstoken is, is ook gevoelig. Wilt graag
S advies.
O foto: net boven rand ondergoed ene beeld van
O gebarsten puist, met rode rand en iets dun
O korstje.
E steenpuist
P gezien lokale roodheid fusidinezuur 3x daags dun
P aanbrengen. Daarnaast 2x daags goed schoonspoelen
P met douchekop. Indien uitbreidende roodheid en/of
P koorts contact opnemen
P R/l5 g fusidinezuur cr 2Omg/g (3. AB)”
        3.3    Het college heeft niet de beschikking gekregen over de foto’s, nu deze niet meer voorhanden zijn.
        4. De klacht en de reactie van verweerster
4.1    Volgens klaagster heeft de huisarts onzorgvuldig gehandeld. Zij heeft niet vastgesteld
Dat er bij klaagster sprake was van een plaveiselcelcarcinoom en heeft derhalve geen adequate behandeling gegeven. Zij heeft de ernst van de situatie te laat vastgesteld.
4.2    Verweerster stelt dat zij binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening is gebleven. Wat betreft de omstandigheden wijst zij er op dat de klachten speelden tijdens de eerste coronagolf. Klaagster had een zeer kwetsbare gezondheid, waaronder COPD gold 4. Zij was heel voorzichtig in haar contact met artsen en met praktijkbezoeken. Om die reden heeft verweerster geprobeerd om zo goed mogelijk op afstand te werken. De plek werd grotendeels gevolgd door middel van foto’s. Verweerster is uitgegaan van de werkdiagnose atheroomcyste. Indien de huidlaesie een andere ontwikkeling had laten zien, zou het beleid worden bijgesteld. Door het telkens geven van een vangnetadvies kon het beloop in de gaten worden gehouden. Op 23 juni 2020 heeft verweerster een visite afgelegd en de plek beoordeeld. De plek leek ontstoken en het doen van een biopt leek haar op dat moment te risicovol. Om die reden besloot zij, in samenspraak met klaagster, een antibioticumkuur voor te schrijven en de ontwikkelingen met foto’s te blijven volgen. Dit is ook meerdere malen gebeurd. Verweerster verzoekt het college om de klacht ongegrond te verklaren. 
        5. De overwegingen van het college
5.1    De vraag is of verweerster de zorg heeft verleend die van haar verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende huisarts. Bij de beoordeling wordt onder meer rekening gehouden met de voor de huisarts op het moment van handelen geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden. Wetenschap achteraf (in dit geval de latere vaststelling in het ziekenhuis dat het om een plaveiselcelcarcinoom ging) wordt bij het oordeel van het college buiten beschouwing gelaten. Verder geldt het uitgangspunt dat zorgverleners alleen tuchtrechtelijk verantwoordelijk zijn voor hun eigen handelen. 
5.2    Het college betrekt in haar overwegingen de omstandigheden waarin de behandeling van klaagster plaatsvond. Het betrof hier de eerste coronaperiode, waarin veel onzekerheid heerste. Ook heeft verweerster rekening gehouden met de wens van klaagster om fysieke contacten zo veel mogelijk te vermijden. Klaagster was gezien haar gezondheid beducht voor een besmetting met het coronavirus, die voor haar zeer schadelijk had kunnen zijn. Verweerster heeft op 22 juni 2020 genoteerd dat er sprake was van een “fors erythemateuze laesie met glanzende verdikte rand en pus centraal”. In deze omschrijving ziet het college aanwijzing dat verweerster zich bewust was van de mogelijkheid dat er sprake was van maligniteit. In dit licht was het volgens het college ook logisch dat verweerster de volgende dag, op 23 juni 2020, een visite heeft afgelegd om de laesie met eigen ogen te zien. Op dat moment heeft zij besloten nog geen biopt te doen, maar antibiotica voor te schrijven. Van deze afweging kan naar het oordeel van het college niet worden gezegd dat een redelijk handelend huisarts dit niet gedaan zou hebben. Dat op dat moment ook een ander beleid denkbaar was geweest, is nog niet voldoende voor de conclusie dat verweerster anders had moeten handelen. Wat betreft het volgen van plekjes op de huid vanaf foto’s, merkt het college op dat dit normaliter (buiten de situatie zoals toen het geval) niet optimaal is, maar in de gegeven omstandigheden wel te billijken. De opvolging van het beleid is naar oordeel van het college verder consequent geweest. Voor de goede orde merkt het college op dat de foto’s geen deel uitmaken van het procesdossier, nu deze niet meer beschikbaar zijn. De klacht is ongegrond.
5.3     In het algemeen belang zal deze beslissing worden gepubliceerd. Dit algemeen belang is erin gelegen dat andere zorgverleners mogelijk iets kunnen leren van wat hiervoor is overwogen over het moeten werken onder bijzondere omstandigheden. De publicatie zal plaatsvinden zonder vermelding van namen of andere tot personen of instanties herleidbare gegevens.”.
3.    Voortzetting van de behandeling van het beroep
3.1       Klaagster heeft het Centraal Tuchtcollege verzocht de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege te vernietigen en de klacht alsnog gegrond te verklaren. De arts heeft het Centraal Tuchtcollege verzocht het beroep te verwerpen en de bestreden beslissing in stand te laten.  
3.2       Zoals uit het hiervoor beschreven verloop van de procedure blijkt, is klaagster na de indiening van het beroepschrift overleden. Op de vraag of nabestaanden van klaagster de behandeling van de zaak willen voortzetten, heeft de gemachtigde van klaagster het Centraal Tuchtcollege laten weten dat de zoon van klaagster de behandeling van de zaak niet wenst voort te zetten. 
3.3       Ingevolge artikel 73, lid 11, gelezen in samenhang met artikel 65d, lid 5 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg, kan het Centraal Tuchtcollege bij het overlijden van klaagster om redenen van algemeen belang beslissen dat de behandeling van het beroep wordt voortgezet. Het Centraal Tuchtcollege acht in dit geval geen redenen ontleend aan het algemeen belang aanwezig op grond waarvan de behandeling van het beroep dient te worden voortgezet.
3.4     Dit betekent dat de behandeling van het beroep zal worden gestaakt.

4.    Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
staakt de behandeling van het beroep. 
Deze beslissing is gegeven door S.M. Evers, voorzitter, 
Y. Buruma en H.M. Wattendorff, leden juristen, M.G.M. Smid-Oostendorp en 
C.J. van der Hoeven, leden beroepsgenoten en N. Germeraad-van der Velden, secretaris.
Uitgesproken ter openbare zitting van 27 maart 2024.
Voorzitter  w.g.    Secretaris  w.g.