ECLI:NL:TGZCTG:2024:37 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1917
ECLI: | ECLI:NL:TGZCTG:2024:37 |
---|---|
Datum uitspraak: | 14-02-2024 |
Datum publicatie: | 14-02-2024 |
Zaaknummer(s): | C2023/1917 |
Onderwerp: | Overige klachten |
Beslissingen: | Niet-ontvankelijk |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen bedrijfsarts. Klager verwijt de bedrijfsarts dat hij a) geen juiste voorstelling van zaken heeft gegeven in zijn terugkoppeling van het spreekuur, b) informatievoorziening en correspondentie aan klager en zijn werkgever niet gelijktijdig naar deze partijen heeft gestuurd, en c) een passieve houding heeft aangenomen en een onduidelijk advies heeft verstrekt. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het door klager ingestelde beroep tegen die beslissing. |
C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2023/1917 van:
A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,
tegen
G., bedrijfsarts, werkzaam te D., verweerder in beide instanties.
1. Verloop van de procedure
A. - hierna klager - heeft op 30 maart 2022 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam
tegen G. - hierna de bedrijfsarts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 31 maart
2023, onder nummer A2022/4119, heeft dat College de klacht kennelijk ongegrond verklaard.
Klager is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De bedrijfsarts heeft geen
verweerschrift in beroep ingediend. Vervolgens heeft klager nog enkele producties
in het geding gebracht. De zaak is in beroep tegelijkertijd maar niet gevoegd met
de zaken C2023/1916 en C2023/1918 behandeld op de openbare terechtzitting van het
Centraal Tuchtcollege van 24 januari 2024, waar zijn verschenen klager en de bedrijfsarts.
De zaak is over en weer toegelicht. Klager heeft dat gedaan aan de hand van spreekaantekeningen
die hij aan het Centraal Tuchtcollege heeft overhandigd.
2. Beslissing in eerste aanleg
Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag
gelegd.
“1. De zaak in het kort
1.1 Klager is in het kader van verzuimbegeleiding behandeld door meerdere
bedrijfsartsen van E., waar ook de bedrijfsarts werkzaam is. De bedrijfsarts heeft
klager eenmalig gezien tijdens een spreekuur op 10 januari 2018, waar de bedrijfsarts
als toehoorder aanwezig was. Klager heeft klachten over het handelen van de bedrijfsarts
tijdens en na afloop van dit spreekuur.
1.2 Het college komt tot het oordeel dat de klacht, in al haar onderdelen, kennelijk
ongegrond is. ‘Kennelijk’ betekent in deze beslissing dat duidelijk is dat de klacht
niet gegrond kan worden verklaard zonder dat het nodig is om nog vragen aan de partijen
te stellen. Hierna licht het college toe hoe het tot zijn beslissing is gekomen.
2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 30 maart 2022;
- het verweerschrift.
2.2 De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris
van het college in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij geen
gebruik gemaakt.
2.3 Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college
de zaak beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig
waren.
3. De klacht en de reactie van de bedrijfsarts
3.1 Klager verwijt de bedrijfsarts dat hij:
a. geen juiste voorstelling van zaken heeft gegeven in zijn terugkoppeling van
het spreekuur van 10 januari 2018;
b. informatievoorziening en correspondentie aan klager en zijn werkgever niet
gelijktijdig naar deze partijen heeft gestuurd;
c. een passieve houding heeft aangenomen en een onduidelijk advies heeft verstrekt.
3.2 De bedrijfsarts heeft de klacht bestreden.
3.3 Het college gaat hieronder in op de standpunten van partijen.
4. De overwegingen van het college
De bedrijfsarts was als toehoorder aanwezig op 10 januari 2018
4.1 De klachtonderdelen betreffende de terugkoppeling van het spreekuur, de informatievoorziening
en het gegeven advies lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
4.2 De bedrijfsarts was op 10 januari 2018 pas recent gestart als bedrijfsarts
bij E.. Om te worden ingewerkt was hij die dag als toehoorder aanwezig bij het spreekuur
van een collega bedrijfsarts, tegen wie klager ook een klacht heeft ingediend (A2022/4117).
De bedrijfsarts was dus niet bij klager betrokken als behandelaar. Hij was dan ook
niet verantwoordelijk voor het advies en ook niet voor de terugkoppeling daarvan en
de correspondentie daarover.
De passieve houding ten aanzien van de toegang tot de second opinion
4.3 Volgens klager heeft de bedrijfsarts tijdens het spreekuur passief gehandeld
door niet actief na te gaan of de second opinion die klager op 9 januari 2018 naar
zijn e-mailadres had gestuurd, inderdaad door hem was ontvangen. De bedrijfsarts bestrijdt
dat hij hierin passief is geweest. Volgens de bedrijfsarts heeft hij gedurende het
spreekuur – terwijl zijn collega met klager sprak – alles in het werk gesteld om de
second opinion te achterhalen. De bedrijfsarts had nog geen toegang tot zijn e-mailaccount,
omdat hij zijn inloggegevens hiervan nog niet had ontvangen. De bedrijfsarts heeft
geprobeerd om zijn inloggegevens te verkrijgen, maar dat lukte op dat moment niet.
Volgens de bedrijfsarts hebben hij en zijn collega vervolgens voorgesteld dat klager
de second opinion naar de collega bedrijfsarts zou mailen, maar wilde klager dit niet.
Klager en de bedrijfsarts hebben dus verschillende lezingen van hoe er is gehandeld
en het college kan niet bepalen welke versie de juiste is. Het college kan dan ook
niet vaststellen dat de bedrijfsarts passief is geweest bij het verkrijgen van inzage
in de second opinion.
4.4 De conclusie is dat de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond is.”.
3. Vaststaande feiten en omstandigheden
Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten
en omstandigheden zoals deze zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en
hiervoor onder “1. De zaak in het kort” zijn weergegeven.
4. Beoordeling van het beroep
4.1 Het beroep van klager strekt ertoe dat de klacht alsnog gegrond wordt verklaard.
Hij verzoekt daarnaast om de bedrijfsarts te veroordelen in de door hem gemaakte proceskosten.
4.2 De bedrijfsarts kan zich vinden in de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege
en stelt zich daarom op het standpunt dat het beroep van klager moet worden verworpen.
4.3 Het Centraal Tuchtcollege heeft kennis genomen van de inhoud van de aan het
Regionaal Tuchtcollege voorgelegde klacht en het debat dat partijen daarover bij dat
tuchtcollege hebben gevoerd. Het door het Regionaal Tuchtcollege opgebouwde zaaksdossier
is aan het Centraal Tuchtcollege gestuurd en door het Centraal Tuchtcollege bestudeerd.
In beroep hebben partijen het debat schriftelijk nog een keer gevoerd. Daarbij heeft
ieder van hen standpunten zijn ingenomen over de door het Regionaal Tuchtcollege vastgestelde
feiten en de door dat college gegeven beschouwingen en beslissingen. Tijdens de mondelinge
behandeling op 24 januari 2024 is dat debat voortgezet.
4.4 Uit het oogpunt van een goede en eerlijke procesorde kunnen in beroep alleen
die klachten ter beoordeling aan het Centraal Tuchtcollege worden voorgelegd die deel
uitmaken van de oorspronkelijke klacht die aan het Regionaal Tuchtcollege is voorgelegd.
Nieuwe klachten vallen buiten het bereik van het beroep. Voor zover in beroep sprake
is van uitbreiding van de klacht, kan klager daarin dus niet worden ontvangen.
4.5 De behandeling van de zaak in beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding
gegeven tot de vaststelling van andere feiten of tot andere beschouwingen en beslissingen
dan die van het Regionaal Tuchtcollege. Het Centraal Tuchtcollege is het eens met
wat het Regionaal Tuchtcollege onder ‘4. De overwegingen van het college’ heeft overwogen
en neemt dat hier over. Het Centraal Tuchtcollege is het eens met het oordeel van
het Regionaal Tuchtcollege dat de bedrijfsarts niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft
gehandeld. Dit betekent dat het beroep zal worden verworpen.
4.6 Gelet op het voorgaande bestaat er geen reden voor een proceskostenveroordeling
zoals door klager gevraagd.
5. Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verklaart klager niet-ontvankelijk voor zover hij in beroep nieuwe
klachten heeft ingediend;
verwerpt het beroep.
Deze beslissing is gegeven door: C.H.M. van Altena, voorzitter; T. Dompeling en
H.M. Wattendorff, leden-juristen en E.H. Groenewegen en A.H.J.M. Sterk, leden-beroepsgenoten
en N. Germeraad-van der Velden, secretaris.
Uitgesproken ter openbare zitting van 14 februari 2024.
Voorzitter w.g. Secretaris w.g.