ECLI:NL:TGZCTG:2024:36 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1916
ECLI: | ECLI:NL:TGZCTG:2024:36 |
---|---|
Datum uitspraak: | 14-02-2024 |
Datum publicatie: | 14-02-2024 |
Zaaknummer(s): | C2023/1916 |
Onderwerp: | Overige klachten |
Beslissingen: | Niet-ontvankelijk |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen bedrijfsarts. Klager verwijt de bedrijfsarts dat hij a) geen juiste voorstelling van zaken heeft gegeven in zijn terugkoppeling van het spreekuur, b) informatievoorziening en correspondentie aan klager en zijn werkgever niet gelijktijdig naar deze partijen heeft gestuurd, en c) een passieve houding heeft aangenomen en een onduidelijk advies heeft verstrekt. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het door klager ingestelde beroep tegen die beslissing. |
C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2023/1916 van:
A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,
tegen
C., bedrijfsarts, werkzaam te D., verweerder in beide instanties,
gemachtigde: mr. M.J. de Groot.
1. Verloop van de procedure
A. - hierna klager - heeft op 30 maart 2022 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam
tegen C. - hierna de bedrijfsarts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 31 maart
2023, onder nummer A2022/4117, heeft dat College de klacht ongegrond verklaard.
Klager is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De bedrijfsarts heeft een
verweerschrift in beroep ingediend. Vervolgens zijn nog enkele producties in het
geding gebracht. De zaak is in beroep tegelijkertijd maar niet gevoegd met de
zaken C2023/1917 en C2023/1918 behandeld op de openbare terechtzitting van het
Centraal Tuchtcollege van 24 januari 2024, waar zijn verschenen klager en de bedrijfsarts,
laatstgenoemde bijgestaan door mr. De Groot. De zaak is over en weer toegelicht.
Klager heeft dat gedaan aan de hand van spreekaantekeningen die hij aan het Centraal
Tuchtcollege heeft overhandigd.
2. Beslissing in eerste aanleg
Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag
gelegd.
“ 1. De zaak in het kort
1.1 Klager is in het kader van verzuimbegeleiding behandeld door meerdere
bedrijfsartsen van E., waar ook de bedrijfsarts (als zzp-er) destijds werkzaam voor
was. De bedrijfsarts heeft klager eenmalig gezien tijdens een spreekuur op 10 januari
2018. Klager heeft klachten over het handelen van de bedrijfsarts tijdens en na afloop
van dit spreekuur.
2. Het college komt tot het oordeel dat de bedrijfsarts niet tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld. Hierna licht het college toe hoe het tot zijn beslissing is gekomen.
De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 30 maart 2022;
- het verweerschrift met de bijlage.
2.2 De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris
van het college in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij geen
gebruik gemaakt.
2.3 De zaak is behandeld op de openbare zitting van 17 februari 2023. De partijen
zijn verschenen. Zij werden bijgestaan door hun gemachtigden. De partijen en hun gemachtigden
hebben hun standpunten mondeling toegelicht.
3. De feiten
3.1 De bedrijfsarts is sinds 2016 zelfstandig gevestigd bedrijfsarts. In 2017/2018
heeft hij in opdracht van E. voor de F., destijds de werkgever van klager, werkzaamheden
verricht.
3.2 Klager is vóór zijn consult met de bedrijfsarts begeleid door verschillende
bedrijfsartsen binnen E.. Omdat klager ontevreden was over de begeleiding van de bedrijfsartsen
van E. had hij een second opinion aangevraagd bij een onafhankelijke bedrijfsarts.
Op 21 december 2017 heeft klager deze second opinion ontvangen. Hierin staat (alle
citaten voor zover van belang en inclusief eventuele taal- en typefouten):
“(…) omdat medewerker zich onveilig voelt bij de werkgever is aan te bevelen het eerstvolgend
spreekuur niet op de locatie van de werkgever te laten plaatsvinden. (…)”
Klager kreeg namelijk onder andere een onveilig gevoel van het feit dat de behandeling
van de bedrijfsartsen plaatsvond in het gebouw waar ook zijn werkgever gevestigd is.
3.3 Het consult van klager met de bedrijfsarts was (eenmalig) ingepland op het
spreekuur van de bedrijfsarts van 10 januari 2018. Die dag werd een collega van de
bedrijfsarts door de bedrijfsarts ingewerkt, deze collega (hierna de collega bedrijfsarts)
was daarom als toehoorder bij het spreekuur aanwezig. Hiervan is klager per brief
van 15 december 2017 op de hoogte gesteld.
3.4 Op 9 januari 2018 heeft klager de second opinion per e-mail doorgestuurd naar
het
e-mailadres van de collega bedrijfsarts.
3.5 Op 10 januari 2018 verscheen klager op het consult bij de bedrijfsarts – in
het gebouw waar zijn werkgever is gevestigd – en vroeg of de door hem verstuurde second
opinion was ontvangen en gelezen. Dit was niet het geval. De collega bedrijfsarts
had nog geen inlog-gegevens van zijn e-mailaccount. De bedrijfsarts heeft vervolgens
op de gang met klager gesproken, terwijl de collega bedrijfsarts – zonder succes –
probeerde om toegang te krijgen tot zijn e-mailaccount zodat de second opinion kon
worden ingezien.
3.6 Na circa 30-45 minuten is het gesprek beëindigd. De bedrijfsarts heeft vervolgens
als terugkoppeling genoteerd:
“Hij geeft aan dat hij inmiddels een second opinion heeft gehad bij een andere bedrijfsarts.
Het advies van deze bedrijfsarts heeft mij niet bereikt.
Op grond van het gevoerde gesprek kan ik betrokkene niet beoordelen op zijn belastbaarheid.
Werknemer geeft aan dat hij verder geen begeleiding wenst van een bedrijfsarts van
E..
Mocht de ziekmelding aanhouden en een vervolgconsult wenselijk is, dan adviseer ik
hierover contact op te nemen met het secretariaat van E..”
3.7 Op 13 januari 2018 heeft klager een e-mail gestuurd naar (onder andere) ‘......@E..nl’,
waarin hij onder andere schrijft dat hij heeft geconstateerd dat de bedrijfsarts een
advies heeft uitgebracht en verstuurd naar zijn werkgever, zonder gelijktijdige berichtgeving
aan hem.
4. De klacht en de reactie van de bedrijfsarts
4.1 Klager verwijt de bedrijfsarts dat hij:
a) geen juiste voorstelling van zaken heeft gegeven in zijn terugkoppeling van
het spreekuur van 10 januari 2018;
b) informatievoorziening en correspondentie aan klager en zijn werkgever niet
gelijktijdig naar deze partijen heeft gestuurd;
c) een passieve houding heeft aangenomen en een onduidelijk advies heeft verstrekt.
4.2 De bedrijfsarts heeft de klacht bestreden.
4.3 Het college gaat hieronder in op de standpunten van partijen.
5. De overwegingen van het college
Welke criteria gelden bij de beoordeling?
5.1 De vraag is of de bedrijfsarts de zorg heeft verleend die van hem verwacht
mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende bedrijfsarts.
Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de bedrijfsarts geldende beroepsnormen
en andere professionele standaarden.
Klachtonderdeel a) Onjuiste terugkoppeling van het spreekuur van 10 januari 2018
5.2 Klager vindt dat de bedrijfsarts een onjuiste terugkoppeling van het spreekuur
heeft gegeven, omdat een correcte en duidelijke context in de terugkoppeling ontbreekt.
Zo heeft de bedrijfsarts niet vermeld dat de second opinion vanwege een technisch
probleem niet kon worden ingezien en dat hij klager naar huis heeft gestuurd nadat
die aangaf dat uit de second opinion volgde dat het spreekuur niet op de locatie van
de werkgever diende plaats te vinden. Ook stelt klager dat hij weliswaar niet tevreden
was over de dienstverlening van E., maar dat hij niet heeft gezegd dat hij geen verdere
begeleiding van E. wenste. De terugkoppeling van de bedrijfsarts heeft grote gevolgen
gehad voor klager, omdat zijn werkgever vervolgens zijn loon heeft opgeschort.
5.3 Zowel in het verweerschrift als tijdens de zitting heeft de bedrijfsarts verklaard
dat hij klager heeft geïnformeerd over wat hij aan de werkgever zou terugkoppelen.
Besproken is dat hij zou vermelden dat klager was geweest, maar dat de bedrijfsarts
zijn belastbaarheid niet kon beoordelen en dat klager de wens had om niet meer begeleid
te worden door E.. Dit is op de zitting door klager bevestigd, maar volgens klager
zou de bedrijfsarts ook vermelden dat er IT-problemen waren waardoor de second opinion
niet ingezien kon worden. Daarnaast zijn volgens klager zijn zorgen om een loonopschorting
besproken – nu de bedrijfsarts zijn belastbaarheid niet kon beoordelen – en de bedrijfsarts
zou hebben gezegd dat klager zich hier geen zorgen om moest maken. Tijdens de zitting
heeft de bedrijfsarts uitgelegd dat hij de hoop had dat de werkgever naar aanleiding
van zijn terugkoppeling een andere arbodienst zou inschakelen voor klager.
5.4 Het college is van oordeel dat de terugkoppeling zoals de bedrijfsarts heeft
opgesteld voldoende neutraal is. Wellicht had de bedrijfsarts, mede gelet op zijn
bedoeling met de terugkoppeling, beter kunnen volstaan met de mededeling dat het spreekuur
niet goed was verlopen en het advies om een nieuw consult bij een andere bedrijfsarts
(eventueel van een andere arbodienst) in te plannen, maar de terugkoppeling zoals
door de bedrijfsarts verwoord, is niet onzorgvuldig. Dat de werkgever van klager vervolgens
tot een loonopschorting is overgegaan kan de bedrijfsarts niet worden aangerekend.
5.5 Dit klachtonderdeel is ongegrond.
Klachtonderdeel b) Correspondentie niet gelijktijdig naar klager en zijn werkgever
verstuurd
5.6 Op 12 januari 2018 heeft de gemachtigde van klagers werkgever per e-mail klager
erover geïnformeerd dat zijn werkgever over zou gaan tot een loonopschorting. In deze
e-mail staat dat de werkgever op die dag de terugkoppeling van het spreekuur van 10
januari 2018 heeft ontvangen. Klager had echter op dat moment nog geen terugkoppeling
ontvangen. Hij ontving deze pas later per post. Op de e-mail van
13 januari 2018, waarin klager zijn ongenoegen hierover uit, heeft de bedrijfsarts
niet gereageerd.
5.7 De bedrijfsarts heeft toegelicht dat hij na afloop van een spreekuur een terugkoppeling
schrijft en opslaat in het elektronische systeem, waarna het secretariaat de terugkoppeling
naar zowel werkgever als werknemer verstuurt. Als hierin bij het secretariaat iets
is misgegaan, kan dat niet de bedrijfsarts worden verweten. Ook is het mogelijk dat
de werkgever kan inloggen in het elektronische systeem en op die manier direct inzage
heeft in de opgeslagen terugkoppelingen, terwijl klager deze inzage niet heeft. De
e-mail van 13 januari 2018 heeft de bedrijfsarts destijds niet ontvangen.
5.8 De door de bedrijfsarts omschreven werkwijze is niet ongebruikelijk of onzorgvuldig.
Dat klager later dan zijn werkgever inzage heeft gehad in de terugkoppeling van de
bedrijfsarts is vervelend, maar dit kan de bedrijfsarts niet worden verweten. Over
de e-mail van 13 januari 2018 is de bedrijfsarts kennelijk niet geïnformeerd. Dat
hij hier niet op heeft gereageerd, kan hem daarom ook niet worden verweten.
5.9 Dit klachtonderdeel is ongegrond.
Klachtonderdeel c) Passieve houding en een onduidelijk advies
5.10 Klager vindt dat de bedrijfsarts passief heeft gehandeld door niet actief
na te gaan of de second opinion was ontvangen. Ook heeft de bedrijfsarts volgens klager
een onduidelijke en niet voortvarende houding aangenomen door in zijn terugkoppeling
slechts te verwijzen naar het secretariaat van E. als de ziekmelding zou aanhouden.
5.11 Klager heeft niet weersproken dat tijdens het spreekuur de collega bedrijfsarts
naar zijn spreekkamer is gegaan en heeft geprobeerd om toegang te krijgen tot de second
opinion in zijn e-mail inbox, terwijl de bedrijfsarts (op de gang) met klager in gesprek
is gegaan. Klager heeft op de zitting zelfs bevestigd dat dit een goed en prettig
gesprek is geweest en dat dit inderdaad 30 tot 45 minuten heeft geduurd. Van een passieve
houding van de bedrijfsarts tijdens het spreekuur was dan ook geen sprake.
5.12 Ten aanzien van het advies verwijst het college naar wat hiervoor onder 5.4
is geschreven. Naar het oordeel van het college is er geen sprake van een onduidelijk
advies. Het feit dat de bedrijfsarts verwijst naar het secretariaat van E. voor een
eventuele vervolgafspraak, maakt ook niet dat de bedrijfsarts passief heeft gehandeld.
De bedrijfsarts was niet de dossierhouder, maar hij was gevraagd om klager eenmalig
op zijn spreekuur te zien. Tijdens de zitting heeft de bedrijfsarts bovendien verklaard
dat hij na 10 januari 2018 met een klantassistant en de stafmanager heeft besproken
dat klager opnieuw moest worden uitgenodigd en zolang er nog geen andere dossierhouder
bekend was klager bij hem ingepland kon worden. Klager is vrij kort daarop door de
stafmanager, tegen wie klager ook een klacht heeft ingediend (A2022/4120) gezien.
5.13 Dit klachtonderdeel is ongegrond.
Slotsom
5.14 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat alle onderdelen van de klacht ongegrond
zijn.”.
3. Vaststaande feiten en omstandigheden
Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten
en omstandigheden zoals deze zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en hiervoor
onder “3. De feiten” zijn weergegeven.
4. Beoordeling van het beroep
4.1 Het beroep van klager strekt ertoe dat zijn klacht alsnog gegrond wordt verklaard.
Hij verzoekt daarnaast om de bedrijfsarts te veroordelen in de door hem gemaakte proceskosten.
4.2 De bedrijfsarts stelt zich op het standpunt dat klager niet-ontvankelijk moet
worden verklaard voor zover hij in beroep nieuwe klachten indient. Voor het overige
moet het beroep van klager volgens de bedrijfsarts worden verworpen.
4.3 Het Centraal Tuchtcollege heeft kennis genomen van de inhoud van de aan het
Regionaal Tuchtcollege voorgelegde klacht en het debat dat partijen daarover bij dat
tuchtcollege hebben gevoerd. Het door het Regionaal Tuchtcollege opgebouwde zaaksdossier
is aan het Centraal Tuchtcollege gestuurd en door het Centraal Tuchtcollege bestudeerd.
In beroep hebben partijen het debat schriftelijk nog een keer gevoerd. Daarbij heeft
ieder van hen standpunten zijn ingenomen over de door het Regionaal Tuchtcollege vastgestelde
feiten en de door dat college gegeven beschouwingen en beslissingen. Tijdens de mondelinge
behandeling op 24 januari 2024 is dat debat voortgezet.
4.4 Uit het oogpunt van een goede en eerlijke procesorde kunnen in beroep alleen
die klachten ter beoordeling aan het Centraal Tuchtcollege worden voorgelegd die deel
uitmaken van de oorspronkelijke klacht die aan het Regionaal Tuchtcollege is voorgelegd.
Nieuwe klachten vallen buiten het bereik van het beroep. Voor zover in beroep sprake
is van uitbreiding van de klacht, kan klager daarin dus niet worden ontvangen.
4.5 De behandeling van de zaak in beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding
gegeven tot de vaststelling van andere feiten of tot andere beschouwingen en beslissingen
dan die van het Regionaal Tuchtcollege. Het Centraal Tuchtcollege is het eens met
wat het Regionaal Tuchtcollege onder ‘5. De overwegingen van het college’ heeft overwogen
en neemt dat hier over. Het Centraal Tuchtcollege is het eens met het oordeel van
het Regionaal Tuchtcollege dat de bedrijfsarts niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft
gehandeld. Dit betekent dat het beroep zal worden verworpen.
4.6 Gelet op het voorgaande bestaat er geen reden voor een proceskostenveroordeling
zoals door klager gevraagd.
5. Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verklaart klager niet-ontvankelijk voor zover hij in beroep
nieuwe klachten heeft ingediend;
verwerpt het beroep.
Deze beslissing is gegeven door: C.H.M. van Altena, voorzitter; T. Dompeling en
H.M. Wattendorff, leden-juristen en E.H. Groenewegen en A.H.J.M. Sterk, leden-beroepsgenoten
en N. Germeraad-van der Velden, secretaris.
Uitgesproken ter openbare zitting van 14 februari 2024.
Voorzitter w.g. Secretaris w.g.