ECLI:NL:TGZCTG:2024:34 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1865
ECLI: | ECLI:NL:TGZCTG:2024:34 |
---|---|
Datum uitspraak: | 14-02-2024 |
Datum publicatie: | 14-02-2024 |
Zaaknummer(s): | C2023/1865 |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | Niet-ontvankelijk |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen een dermatoloog. Klaagster was doorverwezen naar het ziekenhuis waar de dermatoloog werkzaam is voor een laserbehandeling van littekens op haar wang. Er hebben verschillende behandelingen plaatsgevonden, waaronder een resurfacing behandeling. Klaagster verwijt de dermatoloog dat er tijdens de resurfacing behandeling iets mis is gegaan, waardoor zich een litteken heeft ontwikkeld op haar wang en dat klaagster op de spoedeisende hulp naar huis is gestuurd met zalf. Het Regionaal Tuchtcollege oordeelt dat de beide klachtonderdelen feitelijke grondslag missen. De dermatoloog heeft de resurfacing behandeling niet verricht en was hier ook verder niet bij betrokken. De dermatoloog heeft verklaard klaagster nooit gesproken en/of gezien te hebben tijdens zijn diensten op de spoedeisende hulp. Het Regionaal Tuchtcollege ziet geen reden om aan de verklaring van de dermatoloog te twijfelen. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster tegen deze beslissing. |
C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2023/1865 van:
A., wonende te B., appellante, klaagster in eerste aanleg,
tegen
C., dermatoloog, werkzaam te D., verweerder in beide instanties, gemachtigde:
mr. A.M. den Hertog-de Visser, werkzaam te Rotterdam.
1. Verloop van de procedure
A. – hierna klaagster – heeft op 1 november 2021 bij het Regionaal Tuchtcollege te
Amsterdam tegen C. – hierna de dermatoloog – een klacht ingediend. Bij beslissing
van 21 februari 2023, onder nummer A2021/3600, heeft dat college de klacht kennelijk
ongegrond verklaard. Klaagster is op tijd in beroep gekomen tegen deze beslissing.
De dermatoloog heeft een verweerschrift in beroep ingediend.
De zaak is op de openbare zitting van het Centraal Tuchtcollege van 24 januari 2024
behandeld. Op de zitting zijn verschenen klaagster, en de dermatoloog, bijgestaan
door mr. den Hartog-de Visser. Partijen hebben hun standpunten nader toegelicht.
Mr. den Hartog-de Visser heeft dat gedaan aan de hand van spreekaantekeningen die
zij aan het Centraal Tuchtcollege en de wederpartij heeft overhandigd.
2. Beslissing in eerste aanleg
Het Regionaal Tuchtcollege heeft het volgende overwogen en geoordeeld:
“2. Waar gaat de zaak over?
2.1 Klaagster heeft een zeldzame vorm van littekenvorming (atrophoderma vermiculata).
Op 15 mei 2017 heeft klaagster het spreekuur van de polikliniek dermatologie van het
E. in D. bezocht waar de dermatoloog werkzaam is. Het F. had klaagster doorverwezen
naar het E. voor een laserbehandeling van littekens op haar rechterwang.
2.2 De dermatoloog had die dag supervisie over de polikliniek. De arts-assistent
in opleiding die haar onderzocht stelde dezelfde diagnose als de artsen in het F..
Tijdens het consult van 15 mei 2017 heeft er ook een proefbehandeling plaatsgevonden
met fractionele laser onder supervisie van de dermatoloog.
2.3 Op 28 juni 2017 is klaagster op de polikliniek gezien door een collega van
de dermatoloog. Vanwege de toename van de pigmentatie heeft er geen verdere behandeling
plaatsgevonden. Er werd een nieuwe afspraak gemaakt voor
12 september 2017. Op deze afspraak is klaagster niet verschenen. Dat geldt ook
voor de afspraak van 19 juni 2018.
2.4 Op 8 november 2018 en 20 december 2018 hebben collega’s van de dermatoloog
de fractionele laserbehandeling voortgezet. De afspraak op 28 februari 2019 werd afgezegd
door klaagster.
2.5 Op 1 maart 2019 werd klaagster door een collega van de dermatoloog gezien op
de polikliniek. Klaagster gaf toen aan dat er wel enige verbetering zichtbaar was,
maar dat het niet erg opschoot. De drie daaropvolgende afspraken (13 mei 2019,
27 juni 2019 en 31 oktober 2019) is klaagster niet op de consulten verschenen. Naar
aanleiding hiervan is telefonisch contact gezocht met klaagster. Op 14 januari 2020
heeft klaagster meegedeeld de behandeling te willen voorzetten.
2.6 Op 7 februari 2020, 8 april 2020 en 25 mei 2020 hebben de vierde, vijfde en
zesde fractionele laserbehandeling plaatsgevonden. Bij de laatste behandeling was
de dermatoloog als supervisor betrokken.
2.7 Op 20 juli 2020 hebben de dermatoloog, een arts-assistent en klaagster de behandeling
geëvalueerd en andere behandelopties besproken. Klaagster vond dat slechts een klein
gebiedje van het litteken was verbeterd.
2.8 Op 3 september 2020 heeft er een resurfacing behandeling plaatsgevonden met
een 200 micrometer laser. De behandeling is ‘onder een roesje’ op de operatiekamer
verricht door een collega van de dermatoloog. In de periode die daarop volgt vinden
een aantal controle afspraken plaats bij collega’s van de dermatoloog.
2.9 Op 4 juni 2021 zag een collega staflid van de dermatoloog klaagster. Deze constateerde
een hypertrofisch litteken in het behandelde gebied en adviseerde klaagster om deze
complicatie en de mogelijke corrigerende behandelingen te bespreken met degene die
de behandeling had uitgevoerd en de dermatoloog.
2.10 Op 6 september 2021 heeft de dermatoloog klaagster op haar verzoek teruggebeld
over de complicatie. Klaagster heeft tijdens dit telefoongesprek verteld dat ze teleurgesteld
was over het resultaat van de behandeling en dat ze huiverig was voor de voorgestelde
corrigerende behandelingen. Verweerder heeft klaagster naar aanleiding hiervan uitgenodigd
om op het spreekuur te komen om de behandelalternatieven te bespreken.
2.11 Op 27 september 2021 heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen de dermatoloog,
een arts-assistent en klaagster op het laser spreekuur. Tijdens dit consult heeft
de dermatoloog besproken dat de littekenvorming een uiterst zeldzame complicatie is
van de laserresurfacing. Er werd besproken dat de littekenvorming mogelijk verbeterd
zou kunnen worden met behulp van een vaatlaser. Een proefbehandeling daarmee werd
aangeboden.
2.12 Op 11 oktober 2021 gaf klaagster aan dat zij toch graag een proefbehandeling
wil. Op 18 oktober 2021 heeft de dermatoloog de proefbehandeling met een vaatlaser
uitgevoerd.
2.13 Op 22 november 2021 zou bij goed resultaat van de proefbehandeling de behandeling
met de vaatlaser plaatsvinden. Klaagster is niet op de afspraak verschenen.
2.14 Op 3 december 2021 heeft de dermatoloog het klaagschrift ontvangen.
3. Wat houdt de klacht in?
Klaagster verwijt de dermatoloog dat:
1) tijdens de behandeling die klaagster op 3 september 2020 heeft ondergaan er
iets mis is gegaan, waardoor zich een litteken heeft ontwikkeld op haar rechterwang.
Ook verwijt klaagster de dermatoloog dat er na deze behandeling te weinig is gekeken
naar haar wang;
2) zij op de spoedeisende hulp naar huis is gestuurd met zalf.
4. Wat is het verweer?
De dermatoloog heeft de klacht bestreden. In het verweerschrift voert hij aan dat
hij op een aantal momenten rechtstreeks of als supervisor van arts-assistenten betrokken
was bij de behandeling van klaagster. Hij was echter niet bij de hele behandeling
van klaagster betrokken. Op de momenten dat hij dat wel was vindt de dermatoloog dat
hij zorgvuldig heeft gehandeld. Er valt hem dan ook niet iets tuchtrechtelijk te verwijten.
Verweerder vindt het heel spijtig dat de behandeling van klaagster niet het gewenste
resultaat heeft gehad. Hij had gehoopt dat het voor klaagster anders was verlopen.
5. Wat zijn de overwegingen van het college?
5.1 Het college komt tot de conclusie dat dermatoloog niet tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld. Het college licht dat als volgt toe.
5.2 De vraag is of de dermatoloog de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht
worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende dermatoloog.
Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de zorgverlener geldende beroepsnormen
en de stand van de wetenschap ten tijde van het handelen en met hetgeen toen in de
beroepsgroep gebruikelijk was. Anders gezegd: beoordeeld moet worden of de dermatoloog
voldoende zorgvuldig en deskundig heeft gehandeld.
5.3 Verder gaat het tuchtrecht uit van persoonlijke verwijtbaarheid. Dit houdt
in dat de dermatoloog niet tuchtrechtelijk aansprakelijk kan worden gehouden voor
het handelen van anderen als hij daarbij niet persoonlijk betrokken was en/of over
dat handelen geen supervisie had.
Klachtonderdeel 1: Onzorgvuldig handelen tijdens de operatie van 3 september 2020
5.4 Klaagster verwijt de dermatoloog dat er iets mis is gegaan tijdens de operatie
van 3 september 2020 waardoor een litteken is ontstaan op haar wang.
5.5 Dit klachtonderdeel mist feitelijke grondslag, omdat de dermatoloog deze behandeling
niet heeft verricht en hij ook verder niet betrokken was bij de behandeling op 3
september 2020. De laserbehandeling is die dag uitgevoerd door een collega staflid
van de dermatoloog. De dermatoloog kan dan ook niet tuchtrechtelijk aansprakelijk
worden gehouden voor eventuele onzorgvuldigheden ten aanzien van de behandeling op
3 september 2020. Het college hecht eraan op te merken dat littekenvorming een zeldzame,
bekende complicatie is van de laserbehandeling die klaagster heeft ondergaan. Het
enkele feit dat een complicatie optreedt, wil niet zeggen dat de behandeling onjuist
of onzorgvuldig is uitgevoerd. Op grond van de overlegde stukken is het college van
oordeel dat de behandeling en de nacontroles lege artis zijn uitgevoerd. Dit klachtonderdeel
is ongegrond.
Klachtonderdeel 2: Behandeling Spoedeisende Hulp
5.6 Klaagster verwijt de dermatoloog dat zij meerdere malen de spoedeisende hulp
heeft bezocht maar steeds met zalf naar huis is gestuurd.
5.7 Ook dit klachtonderdeel mist feitelijke grondslag. De dermatoloog verklaart
in zijn verweerschrift dat hij klaagster nooit heeft gesproken en/of gezien tijdens
zijn diensten op de spoedeisende hulp. Het college ziet geen redenen om aan zijn verklaring
te twijfelen. In het medisch dossier zijn geen aantekeningen terug te vinden van bezoeken
van klaagster aan de spoedeisende hulp van het E.. Ook heeft klaagster niet op een
andere manier kunnen aantonen dat zij de spoedeisende hulp van het E. meerdere malen
heeft bezocht en daar door of onder supervisie van de dermatoloog is gezien. Dit klachtonderdeel
is dan ook ongegrond.
Conclusie
5.8 De conclusie is dat de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond is.”
3. Vaststaande feiten en omstandigheden
Het Centraal Tuchtcollege gaat bij de beoordeling van het beroep uit van de feiten
weergegeven in overweging 2. “Waar gaat de zaak over?” van de beslissing van het Regionaal
Tuchtcollege. Deze weergave is in beroep niet of in elk geval onvoldoende, bestreden.
4. Beoordeling van het beroep
Omvang van de zaak in beroep
4.1 Klaagster is het niet eens met de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege.
Zij wil met haar beroep de klacht in volle omvang door het Centraal Tuchtcollege laten
beoordelen. Het beroep van klaagster strekt ertoe dat het Centraal Tuchtcollege de
klacht alsnog gegrond verklaart.
4.2 De dermatoloog heeft in beroep gemotiveerd verweer gevoerd. Hij is van mening
dat het beroep van klaagster moet worden verworpen en de beslissing van het Regionaal
Tuchtcollege moet worden bevestigd.
4.3 Klaagster heeft in beroep aangevoerd dat zij de behandeling nooit zou hebben
ondergegaan als zij geïnformeerd zou zijn over de mogelijkheid dat de opgetreden complicatie
zich zou voordoen. Dit is een nieuwe klacht want in de procedure bij het Regionaal
Tuchtcollege is deze klacht niet aangevoerd. De procedure in beroep is bedoeld om
het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege over klachten of bepaalde onderdelen daarvan
ter beoordeling aan het Centraal Tuchtcollege voor te leggen. In beroep kunnen dan
ook geen nieuwe klachten aan het Centraal Tuchtcollege worden voorgelegd. Wat deze
nieuwe klacht betreft zal het Centraal Tuchtcollege klaagster dan ook niet-ontvankelijk
verklaren in haar beroep.
Inhoudelijke beoordeling
4.4 Het Centraal Tuchtcollege heeft kennisgenomen van de inhoud van de aan het
Regionaal Tuchtcollege voorgelegde klacht en het debat dat partijen daarover schriftelijk
en mondeling bij dat tuchtcollege hebben gevoerd. Het door het Regionaal Tuchtcollege
opgebouwde zaaksdossier is aan het Centraal Tuchtcollege gestuurd en door het Centraal
Tuchtcollege bestudeerd. In beroep hebben partijen het debat schriftelijk nog een
keer gevoerd. Daarbij heeft ieder van hen standpunten ingenomen over de door het Regionaal
Tuchtcollege vastgestelde feiten en de door dat college gegeven beschouwingen en beslissingen.
Tijdens de mondelinge behandeling op
24 januari 2024 is dat debat voortgezet.
4.5 De behandeling van de zaak in beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding
gegeven tot de vaststelling van andere feiten of tot andere beschouwingen en beslissingen
dan die van het Regionaal Tuchtcollege. Het Centraal Tuchtcollege is het eens met
wat het Regionaal Tuchtcollege onder ‘5. Wat zijn de overwegingen van het college?’
heeft overwogen en neemt deze overwegingen hier over. Ook het Centraal Tuchtcollege
is van oordeel dat de dermatoloog niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.
De dermatoloog heeft de behandeling op 3 september 2020 niet zelf uitgevoerd en was
verder ook niet betrokken bij de behandeling van klaagster op die dag. Van het feit
dat klaagster zich heeft gemeld op de spoedeisende hulp van het F. in plaats van het
E. kan de dermatoloog evenmin een verwijt worden gemaakt. De dermatoloog heeft op
de zitting benadrukt dat het hier om een zeldzame complicatie gaat, dat klaagster
nog steeds welkom is maar dat zij van het aanbod om het litteken aan te pakken geen
gebruik heeft willen maken en dat hij het betreurt dat zij geen vertrouwen in verdere
behandeling heeft. Omdat er van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen niet is gebleken
heeft het Regionaal Tuchtcollege de klacht terecht ongegrond verklaard.
4.6 Dit alles betekent dat het beroep zal worden verworpen.
5. Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verklaart klaagster niet-ontvankelijk in het beroep voor zover zij daarin een
nieuwe klacht naar voren heeft gebracht;
verwerpt het beroep voor het overige.
Deze beslissing is gegeven door: C.H.M. van Altena, voorzitter; T. Dompeling en
H.M. Wattendorff, leden-juristen en A.Y. Goedkoop en W.F.A. Kolkman, leden-beroepsgenoten
en E. van der Linde, secretaris.
Uitgesproken ter openbare zitting van 14 februari 2024.
Voorzitter w.g. Secretaris w.g.