ECLI:NL:TGZCTG:2024:33 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2272
ECLI: | ECLI:NL:TGZCTG:2024:33 |
---|---|
Datum uitspraak: | 13-02-2024 |
Datum publicatie: | 14-02-2024 |
Zaaknummer(s): | C2023/2272 |
Onderwerp: | Overige klachten |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing. Klacht tegen een tandarts. De voorzitter van het RTG heeft geoordeeld dat het handelen en nalaten van de tandarts, waarover in deze procedure wordt geklaagd, al is beoordeeld in een eerdere procedure. De voorzitter van het RTG heeft de klacht daarom kennelijk niet ontvankelijk verklaard.Naar het oordeel van de voorzitter van het CTG heeft de voorzitter van het RTG terecht het standpunt ingenomen dat er sprake is van de ‘ne bis in idem’ situatie en de klacht terecht niet ontvankelijk verklaard. Het beroep leidt daarom niet tot een andere beslissing dan die van het RTG en op die grond verwerpt de voorzitter van het CTG het beroep van klaagster. |
D E V O O R Z I T T E R VAN H E T C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2023/2272 van:
A., wonende te B.,
appellante, klaagster in eerste aanleg,
hierna: klaagster,
tegen
C., tandarts, werkzaam te D.,
verweerder in beide instanties.
1. Verloop van de procedure
Klaagster heeft op 14 juli 2023 een klacht ingediend bij het Regionaal Tuchtcollege
te ’s-Hertogenbosch. Bij beslissing van 23 oktober 2023, nummer H2023/5814, heeft
de voorzitter van dat college de klacht kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
Klaagster is van die beslissing tijdig in beroep gekomen.
2. Ontvankelijkheid van het beroep
2.1 De voorzitter van het Centraal Tuchtcollege heeft het beroep beoordeeld op
basis van de volgende stukken:
- het beroepschrift, ontvangen op 24 november 2023;
- het aanvullend beroepschrift, ontvangen op 16 januari 2024;
- De stukken uit het dossier van het Regionaal Tuchtcollege te ’s- Hertogenbosch
met nummer H2023/5814;
- De beslissing van het Centraal Tuchtcollege met nummer C2021/1179.
2.2 De voorzitter van het Regionaal Tuchtcollege heeft geoordeeld dat het handelen
en nalaten van de tandarts, waarover in deze procedure wordt geklaagd, al is beoordeeld
in een eerdere procedure. In die (eerdere) procedure heeft het Regionaal Tuchtcollege
op 10 november 2021 (in de beslissing van 23 oktober 2023 staat per abuis 10 november
2023) onder nummer E2021/3083 uitspraak gedaan. Het Centraal Tuchtcollege heeft in
de beslissing van 7 september 2022 (in de beslissing van
23 oktober 2023 staat per abuis 7 september 2023) onder nummer C2021/1179 (in de beslissing
van 23 oktober 2023 staat per abuis 2022:157) een eindbeslissing genomen.
2.3 Artikel 51 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet
BIG) bepaalt dat niemand nogmaals berecht kan worden ter zake van enig handelen of
nalaten waarover te zijnen aanzien een onherroepelijk geworden tuchtrechtelijke eindbeslissing
is genomen. Dit wordt het “ne bis in idem” beginsel genoemd.
2.4 De door klaagster op 14 juli 2023 tegen de tandarts ingediende klacht heeft
opnieuw betrekking op de behandeling door de tandarts in 2019. De kern van de klachten
van klaagster is, zowel in deze als in de eerdere tuchtprocedure, dat de tandarts
de ingreep van 26 september 2019 niet goed heeft uitgevoerd. Klaagster voert aan dat
zij zich niet kan verenigen met de beslissing van het Centraal Tuchtcollege van 7
september 2022. Klaagster betoogt – kort samengevat – dat de tandarts tijdens de behandeling
in 2019 fouten heeft gemaakt waarvan zij nu nog dagelijks de gevolgen ondervindt.
2.5 De voorzitter van het Centraal Tuchtcollege is gezien het voorgaande van oordeel
dat de huidige klacht van klaagster betrekking heeft op hetzelfde feitencomplex als
de eerder door haar tegen de tandarts ingediende klacht en dat klaagster dus klaagt
over hetzelfde handelen en nalaten van de tandarts als waarover al eerder onherroepelijk
is geoordeeld. Klaagster heeft met haar betoog geen nieuwe feiten of omstandigheden
naar voren gebracht die een nieuwe behandeling van haar klacht rechtvaardigen.
2.6 Naar het oordeel van de voorzitter van het Centraal Tuchtcollege heeft de voorzitter
van het Regionaal Tuchtcollege terecht het standpunt ingenomen dat er sprake is van
de ‘ne bis in idem’ situatie en heeft de klacht terecht niet-ontvankelijk verklaard.
Het beroep leidt daarom niet tot een andere beslissing dan die van het Regionaal Tuchtcollege
en op die grond verwerpt de voorzitter van het Centraal Tuchtcollege het beroep, als
bedoeld in artikel 73a Wet BIG.
3. Beslissing
De voorzitter van het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verwerpt het beroep.
Aldus gewezen op en ondertekend door mr. J.M. Rowel-van der Linde, voorzitter.
Voorzitter w.g.
Tegen deze beslissing kunt u binnen veertien dagen na de dag van verzending van het
afschrift ervan schriftelijk verzet doen bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg.