ECLI:NL:TGZCTG:2024:31 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1989
ECLI: | ECLI:NL:TGZCTG:2024:31 |
---|---|
Datum uitspraak: | 05-02-2024 |
Datum publicatie: | 13-02-2024 |
Zaaknummer(s): | C2023/1989 |
Onderwerp: | Overige klachten |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen een psychiater. Klager was onder behandeling bij het FACT-team van een GGZ-instelling. De psychiater was als zorgverantwoordelijke bij de behandeling van klager betrokken. In het kader van de aanvraag voor een zorgmachtiging op grond van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) heeft de psychiater een zorgplan opgesteld. Klager is van mening dat dit zorgplan feitelijke onjuistheden en onjuiste bevindingen bevat en dat de diagnose onvoldoende is onderbouwd. Het Regionaal Tuchtcollege acht de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing. |
C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2023/1989 van:
A., wonende te B.,
appellant, klager in eerste aanleg,
tegen
C., psychiater, werkzaam te B.,
verweerster in beide instanties,
gemachtigde: mr. T.A.M. van Oosterhout, advocaat te Utrecht.
1. Verloop van de procedure
A. – hierna klager – heeft op 20 oktober 2022 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam
tegen C. – hierna de psychiater – een klacht ingediend. Bij beslissing van 26 mei
2023, onder nummer A2022/5047, heeft dat college de klacht kennelijk ongegrond verklaard.
Klager is op tijd in beroep gekomen tegen deze beslissing. De psychiater heeft een
verweerschrift in beroep ingediend.
De zaak is op de openbare zitting van het Centraal Tuchtcollege van 5 februari 2024
tegelijk behandeld met de zaak C2023/1990. De zaken zijn niet gevoegd. Op de zitting
is verschenen de psychiater, bijgestaan door mr. Van Oosterhout. Klager is op juiste
wijze uitgenodigd voor de zitting, maar is niet verschenen. De psychiater heeft haar
standpunt toegelicht.
Het Centraal Tuchtcollege heeft na afloop van de mondelinge behandeling op
5 februari 2024 de zaak in raadkamer beoordeeld en in het openbaar mondeling uitspraak
gedaan. Wat hierna volgt is een schriftelijke uitwerking van die uitspraak.
2. Beslissing in eerste aanleg
Het Regionaal Tuchtcollege heeft het volgende overwogen en geoordeeld:
“3. De feiten
3.1 Klager, geboren in 1991, heeft in 2017 voor het eerst psychiatrische zorg
gekregen in verband met psychotische symptomen, mogelijk geluxeerd door drugsgebruik.
Van 2018 tot 2021 was hij onder behandeling bij D. (D.) voor persisterende psychotische
klachten. Sinds oktober 2021 was klager onder behandeling bij het E. De psychiater
maakt deel uit van dit team en was als zorgverantwoordelijke bij de behandeling van
klager betrokken.
3.2 Op 1 september 2021 heeft klager aangifte gedaan bij de politie van een mishandeling
door een groep van 30 personen, maar dit heeft niet geleid tot een veroordeling. Klager
is sindsdien bezig met het verzamelen van gegevens voor het procesdossier en heeft
via social media een deel van de groep aangesproken. De politie heeft zorgen geuit
bij het E. over de manier waarop klager met deze zaak bezig is.
3.3 De psychiater heeft vanaf 20 december 2021 meerdere gesprekken met klager gevoerd.
In juni 2022 heeft de psychiater aan klager meegedeeld dat een traject zou worden
gestart om een zorgmachtiging aan te vragen. Op 30 juni 2022 heeft de psychiater een
zorgplan opgesteld. Hierin heeft zij beschreven dat er sprake is van een psychiatrische
stoornis en daaruit voortkomend ernstig nadeel, namelijk maatschappelijke teloorgang.
Als diagnose heeft zij vermeld ‘Schizofrenie en in het verleden stoornis in cocaïnegebruik’.
3.4 De psychiater is tot oktober 2022 betrokken geweest bij de zorgverlening aan
klager. Hierna is de behandeling gestopt.
4. De klacht en de reactie van de psychiater
4.1 Klager verwijt de psychiater dat zij:
a) de diagnose ‘psychose’ onvoldoende heeft onderbouwd;
b) een zorgplan heeft opgesteld dat feitelijke onjuistheden en onjuiste bevindingen
bevat;
c) een smaad- en lastercampagne heeft gevoerd;
d) een valse geneeskundige/medische verklaring heeft opgesteld en daarmee valsheid
in geschrifte heeft gepleegd.
4.2 De psychiater heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren.
5. De overwegingen van het college
De criteria voor de beoordeling
5.1 De vraag is of de psychiater de zorg heeft verleend die van haar verwacht mocht
worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende psychiater.
Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de psychiater geldende beroepsnormen
en andere professionele standaarden.
Klachtonderdeel a) onderbouwing diagnose
5.2 Klager is van mening dat de psychater op basis van ‘kul redenaties’ de diagnose
psychose heeft gesteld. In het zorgplan heeft de psychiater als diagnose vermeld ‘schizofrenie
en in het verleden stoornis in cocaïnegebruik’. Naar het oordeel van het college is
deze diagnose voldoende onderbouwd. In het medisch dossier heeft de psychiater meerdere
observaties beschreven waarbij sprake was van (betrekkings)wanen. Daarnaast bestond
er een vermoeden dat klager dingen hoorde die er niet zijn. Zo heeft klager tijdens
een observatie door de psychiater gemeld dat hij klopgeluiden hoorde en zijn er ook
door zijn moeder en woonbegeleiders zorgen geuit over de klopervaringen. Ook heeft
klager in een van de gesprekken met de psychiater gezegd dat hij in het verleden stemmen
hoorde. In stukken van de behandelaar van het D. werd als diagnose vermeld ‘ongespecificeerde
schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis en een stoornis in alcohol-,
cocaïne- en nicotinegebruik’. De psychiater heeft toegelicht dat zij een psychotische
stoornis door middelengebruik minder waarschijnlijk achtte, omdat klager in gesprekken
met haar heeft verklaard dat hij geen drugs meer gebruikte. Op grond hiervan kan het
college niet vaststellen dat de psychiater een onjuiste of onvoldoende onderbouwde
diagnose heeft gesteld. Klachtonderdeel a is ongegrond.
Klachtonderdeel b) onjuistheden in het zorgplan
5.3 Klager is van mening dat het volledige zorgplan onjuist is, terwijl dit de
basis is geweest voor de aanvraag van de zorgmachtiging. De psychiater heeft toegelicht
dat het zorgplan is opgesteld aan de hand van gesprekken die zij met klager en de
moeder van klager heeft gevoerd, observaties door haar en andere behandelaren en informatie
die zij heeft gekregen van de politie, de huisarts en de vorige behandelaren van klager.
In het zorgplan heeft zij een samenvatting gegeven van haar bevindingen uit het medisch
dossier. Naar het oordeel van het college heeft de psychiater haar bevindingen voldoende
onderbouwd. Daarnaast is niet gebleken dat het zorgplan feitelijke onjuistheden bevat.
Klachtonderdeel b is daarom ongegrond.
Klachtonderdeel c) smaad- en lastercampagne
5.4 Dit klachtonderdeel is niet onderbouwd. Voor zover dit klachtonderdeel ziet
op de procedure rondom de aanvraag van de zorgmachtiging, slaagt dit verwijt niet.
Naar het oordeel van het college is deze aanvraag op goede gronden gedaan. In het
dossier heeft de psychiater geconcludeerd dat klager psychotische symptomen vertoonde.
Vanuit de woonbegeleiding, het E. en de moeder van klager werden zorgen over klager
geuit omdat zij minder contact met hem kregen en hij achterdochtig was. Op basis van
dossieronderzoek concludeerde de psychiater dat klager beter functioneerde toen hij
was ingesteld op antipsychotica. Klager vond zichzelf echter niet psychotisch en nam
de antipsychotica ongestructureerd in. De psychiater heeft in het zorgplan verder
beschreven dat de aanleiding voor de aanvraag maatschappelijke teloorgang is. Klager
was dagelijks bezig met dossiervorming naar aanleiding van de mishandeling. Vanuit
de politie zijn zorgen geuit over de manier waarop hij met deze zaak omgaat, omdat
hij daarmee de agressie van anderen oproept. Ook de moeder heeft laten weten dat zij
zich zorgen om klager maakt omdat zij ziet dat hij teloor gaat en zichzelf isoleert.
Het ernstig nadeel kon niet worden afgewend door vrijwillige inname van antipsychotica.
De psychiater concludeerde dat de aanvraag voor een zorgmachtiging proportioneel,
doelmatig en subsidiair was. Het college kan deze overwegingen volgen. Op grond van
het bovenstaande heeft het college geen aanwijzing dat er sprake is van smaad of laster.
Klachtonderdeel c is ook ongegrond.
Klachtonderdeel d) valse verklaring
5.5 Klager heeft dit klachtonderdeel niet onderbouwd. Voor zover dit klachtonderdeel
ziet op het door de psychiater opgesteld zorgplan, is dit verwijt niet terecht nu
niet gebleken is dat het zorgplan onjuistheden bevat. In het dossier zijn verder ook
geen aanwijzingen te vinden dat de psychiater een valse medische verklaring heeft
opgesteld. Ook klachtonderdeel d is daarom ongegrond.
Slotsom
5.6 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat alle onderdelen van de klacht kennelijk
ongegrond zijn.”
3. Vaststaande feiten en omstandigheden
Het Centraal Tuchtcollege gaat bij de beoordeling van het beroep uit van de feiten
weergegeven in overweging 3. “De feiten” van de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege.
Deze weergave is in beroep niet of in elk geval onvoldoende, bestreden.
4. Beoordeling van het beroep
Omvang van de zaak in beroep
4.1 Klager is het niet eens met de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege. Hij
wil met zijn beroep de klacht in volle omvang door het Centraal Tuchtcollege laten
beoordelen. Het beroep van klager strekt ertoe dat het Centraal Tuchtcollege de klacht
alsnog gegrond verklaart.
4.2 De psychiater heeft in beroep gemotiveerd verweer gevoerd. Zij is van mening
dat het beroep van klager moet worden verworpen en de beslissing van het Regionaal
Tuchtcollege moet worden bevestigd.
Inhoudelijke beoordeling
4.3 Het Centraal Tuchtcollege heeft kennisgenomen van de inhoud van de aan het
Regionaal Tuchtcollege voorgelegde klacht en het debat dat partijen daarover schriftelijk
en mondeling bij dat tuchtcollege hebben gevoerd. Het door het Regionaal Tuchtcollege
opgebouwde zaaksdossier is aan het Centraal Tuchtcollege gestuurd en door het Centraal
Tuchtcollege bestudeerd. In beroep hebben partijen het debat schriftelijk nog een
keer gevoerd. Daarbij heeft ieder van hen standpunten ingenomen over de door het Regionaal
Tuchtcollege vastgestelde feiten en de door dat college gegeven beschouwingen en beslissingen.
4.4 De behandeling van de zaak in beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding
gegeven tot de vaststelling van andere feiten of tot andere beschouwingen en beslissingen
dan die van het Regionaal Tuchtcollege. Het Centraal Tuchtcollege is het eens met
wat het Regionaal Tuchtcollege onder ‘5. De overwegingen van het college’ heeft overwogen
en neemt deze hier over. Daarmee sluit het Centraal Tuchtcollege zich aan bij het
oordeel van het Regionaal Tuchtcollege dat de psychiater niet tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld. Dit betekent dat het beroep zal worden verworpen.
5. Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verwerpt het beroep.
Deze beslissing is gegeven door J.M. Rowel-van der Linde, voorzitter,
L.F. Gerretsen-Visser en A.S. Gratama, leden-juristen en I.A. de Boer en J.A.M. Rutgers,
leden-beroepsgenoten, en E. van der Linde, secretaris.
Uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 februari 2024.
Voorzitter w.g. Secretaris w.g.