ECLI:NL:TGZCTG:2024:206 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2495
ECLI: | ECLI:NL:TGZCTG:2024:206 |
---|---|
Datum uitspraak: | 23-12-2024 |
Datum publicatie: | 06-01-2025 |
Zaaknummer(s): | C2024/2495 |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen een chirurg-intensivist. Klaagster was opgenomen in het ziekenhuis waar de chirurg-intensivist werkzaam is, in verband met ernstige klachten door een covid-infectie. Klaagster is overgeplaatst naar de intensive care.Als gevolg van een complicatie na het inbrengen van een arterielijn, is de rechterhand van klaagster ernstig bedreigd geweest. Klaagster is in verband met deze complicatie geopereerd. Klaagster heeft blijvende schade aan haar rechterhand. De chirurg-intensivist was op twee momenten de superviserend intensivist. Klaagster verwijt de chirurg-intensivist dat zij niet naar haar heeft geluisterd en niet heeft genoteerd dat bij klaagster geen arterielijn en/of een infuus mocht worden geprikt en heeft nagelaten de noodzakelijke zorg aan de arm van klaagster te verlenen. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege is het eens met dit oordeel en verwerpt het beroep van klaagster tegen deze beslissing. |
C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2024/2495 van:
A., wonende te B.,
appellante, klaagster in eerste aanleg,
tegen
C., chirurg-intensivist, werkzaam in D.,
verweerster in beide instanties,
hierna: de chirurg-intensivist,
gemachtigde: mr. D. Zwartjens, werkzaam te Leiden.
1. De kern van de zaak
Klaagster was van 27 november tot 14 december 2021 opgenomen in het ziekenhuis waar
de chirurg-intensivist werkzaam, is in verband met ernstige klachten door een covid-infectie.
Klaagster is op 28 november 2021 overgeplaatst naar de intensive care.
Als gevolg van een complicatie na het inbrengen van een arterielijn, is de rechterhand
van klaagster ernstig bedreigd geweest. Klaagster is in verband met deze complicatie
op 3 december 2021 geopereerd. Klaagster heeft blijvende schade aan haar rechterhand.
De chirurg-intensivist was op 28 november 2021 en 2 december 2021 de superviserend
intensivist. Klaagster verwijt de chirurg-intensivist dat zij niet naar haar heeft
geluisterd en niet heeft genoteerd dat bij klaagster geen arterielijn en/of een infuus
mocht worden geprikt en heeft nagelaten de noodzakelijke zorg aan de arm van klaagster
te verlenen.
2. Verloop van de procedure
2.1 Klaagster heeft op 7 november 2023 bij het Regionaal Tuchtcollege voor de
Gezondheidszorg in Amsterdam een klacht ingediend tegen de chirurg-intensivist. Bij
beslissing in raadkamer van 31 mei 2024 met nummer A2023/6594, heeft dat college de
klacht kennelijk ongegrond verklaard.
2.2 Klaagster heeft op tijd beroep ingesteld tegen deze beslissing. De chirurg-intensivist
heeft een verweerschrift in beroep ingediend.
2.3 Het Centraal Tuchtcollege heeft op 24 oktober 2024 (brief d.d. 23 oktober
2024 met bijlagen) en 28 oktober 2024 (brief d.d. 24 oktober 2024 met bijlagen) nog
aanvullende stukken ontvangen van klaagster.
2.4 De zaak is tegelijkertijd maar niet gevoegd met zaak C2024/2354 behandeld
op de zitting van het Centraal Tuchtcollege van 11 november 2024. Klaagster was op
de zitting aanwezig, vergezeld door haar echtgenoot. De chirurg-intensivist was ook
op de zitting aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde. Partijen hebben vragen van
het Centraal Tuchtcollege beantwoord en hun standpunten nader toegelicht. Klaagster
heeft dat gedaan aan de hand van spreekaantekeningen die zij aan het college en de
wederpartij heeft overhandigd.
3. Het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege
Het Regionaal Tuchtcollege heeft het volgende overwogen en geoordeeld:
“1. Waar gaat de zaak over?
1.1 Klaagster was van 27 november tot 14 december 2021 opgenomen in het E. in
D. (hierna: het ziekenhuis) in verband met respiratoire insufficiëntie (ademhalingsfalen)
bij een COVID-infectie. De klacht van klaagster is gericht tegen meerdere zorgverleners
van het ziekenhuis. Haar klacht tegen de chirurg heeft betrekking op twee verschillende
data in die periode, en houdt in dat de chirurg niet naar klaagster heeft geluisterd
en niet heeft genoteerd dat bij klaagster geen arterielijn (lijn in slagader) of infuus
geprikt mocht worden, en dat de chirurg heeft nagelaten noodzakelijke zorg omtrent
de arm van klaagster te verlenen.
1.2 Het college komt tot het oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is. ‘Kennelijk’
betekent dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk
is dat de klacht niet gegrond kan worden verklaard. Hierna licht het college toe hoe
het tot deze beslissing is gekomen.
2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 7 november 2023;
- het aanvullende klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 7 november 2023;
- het verweerschrift met de bijlagen.
2.2 De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris
van het college in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij geen
gebruik gemaakt.
2.3 Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het
college de zaak beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij
aanwezig waren.
3. Wat is er gebeurd?
3.1 Klaagster is op 27 november 2021 opgenomen in het ziekenhuis in verband met
respiratoire insufficiëntie bij een COVID-infectie. Op 28 november 2021 volgde overplaatsing
naar de Intensive care (IC). Besloten is een arterielijn aan te brengen in de arm
van klaagster. Op 28 november 2021 werd deze in de arteria radialis links (de linkerbovenarm)
ingebracht. De chirurg was op deze dag de superviserend intensivist. De arterielijn
sneuvelde en er werd een nieuwe ingebracht in de rechterbovenarm van klaagster op
30 november 2021. Deze sneuvelde echter ook. Daarna is op 1 december 2021 een arterielijn
ingebracht in de arteria brachialis rechts (de rechteronderarm).
3.2 Tijdens het verblijf op de IC is bij klaagster een trombus (bloedstolsel)
ontstaan in deze arteria brachialis waardoor klaagsters hand (met name de duim en
wijsvinger) werd bedreigd. Op 2 december 2021 is de toestand van klaagster beoordeeld.
De chirurg was die dag de superviserend intensivist. Op 3 december 2021 is de hand
van klaagster door een vaatchirurg geopereerd.
4. De klacht en de reactie van de chirurg
4.1 Klaagster verwijt de chirurg dat zij:
a) niet heeft geluisterd naar klaagster en niet heeft genoteerd dat bij klaagster
geen arterielijn en/of een infuus mocht worden geprikt omdat dit afknelt; en
b) heeft nagelaten de noodzakelijke zorg aan de arm te verlenen.
4.2 De chirurg heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren.
4.3 Het college gaat hierna verder in op de standpunten van partijen.
5. De overwegingen van het college
Welke criteria gelden bij de beoordeling?
5.1 De vraag is of de chirurg de zorg heeft verleend die van haar verwacht mocht
worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende chirurg. Bij
de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de chirurg geldende beroepsnormen
en andere professionele standaarden. Verder geldt het uitgangspunt dat zorgverleners
alleen tuchtrechtelijk verantwoordelijk zijn voor hun eigen handelen.
5.2 Het college oordeelt dat de chirurg niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft
gehandeld.
Klachtonderdeel a) niet luisteren en niet noteren dat geen arterielijn mocht worden
aangelegd
5.3 Klaagster zegt dat zij de verpleging heeft verzocht geen arterielijn of infuus
te prikken, maar elke keer gewoon bloed af te nemen om te voorkomen dat er problemen
zouden ontstaan. Als reden daarvoor heeft zij aangevoerd dat dit namelijk eerder,
in een ander ziekenhuis, mis was gegaan. Dit zou opgetekend staan in haar medisch
dossier van dat andere ziekenhuis, met de opmerking dat er extra aandacht aan een
infuus dan wel arterielijn moet worden besteed bij klaagster. Er is echter niet naar
klaagster geluisterd toen zij dit vertelde aan de behandelaars in het ziekenhuis,
en haar medisch dossier uit het andere ziekenhuis is ook niet geraadpleegd door hen.
Verder zegt klaagster dat zij geen toestemming voor het prikken van de arterielijn
heeft gegeven.
Volgens de chirurg was zij tijdens de opname van klaagster op de IC niet bekend
met het feit dat klaagster zou hebben aangegeven dat zij geen arterielijn of infuus
geprikt wilde hebben. Dat is haar niet door klaagster verteld, het is niet in familiegesprekken
vermeld en het is haar ook niet overgedragen. Het medisch en verpleegkundig dossier
vermeldt ook geen wens om geen arterielijn of infuus geplaatst te krijgen. De chirurg
merkt op dat het niet goed denkbaar is dat een arterielijn ingebracht kan worden bij
een wakkere patiënt die dit pertinent zou weigeren of toestemming hiervoor zou onthouden.
De chirurg was overigens enkel de superviserend intensivist op de dag –
28 november 2021- van het plaatsen van de arterielijn in de linkerarm, terwijl de
problemen met de hand zich later voordeden aan de rechterkant. Voor zover klaagster
met haar klacht heeft bedoeld dat zij specifiek zou hebben gezegd dat zij niet in
haar rechterarm mocht worden geprikt, stelt de chirurg dat zij niet was betrokken
op de data – te weten 30 november 2021 en 1 december 2021- waarop de twee arterielijnen
in de rechterarm werden aangebracht.
5.4 Het college kan op grond van het medisch en verpleegkundig dossier niet vaststellen
dat klaagster heeft aangegeven dat zij geen arterielijn (of infuus) wilde of mocht
krijgen. Ook kan op grond van de stukken en wat hierover is vastgelegd in het patiëntendossier
niet worden vastgesteld dat er reden was voor de chirurg om navraag bij het andere
ziekenhuis te doen over een eventuele (medische) reden om geen arterielijn aan te
leggen. Het college is het met de chirurg eens dat het ook niet goed denkbaar is dat
bij een wakkere patiënt zonder toestemming (of zelfs met verzet) een arterielijn wordt
aangebracht.
5.5 Voor zover klaagster bedoeld heeft dat de chirurg had moeten weten dat zij
specifiek niet in haar rechterarm geprikt mocht worden voor een arterielijn of infuus,
stelt het college vast dat de chirurg slechts als superviserend intensivist op de
IC werkzaam was op de dag dat de arterielijn in de linkerarm van klaagster werd aangebracht.
Op de dagen dat de arterielijnen in de rechterarm van klaagster werden ingebracht
was de chirurg niet betrokken. Hiervoor kan zij dan ook niet tuchtrechtelijk verantwoordelijk
zijn.
5.6 Op grond van het bovenstaande is dit klachtonderdeel kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel b) nalaten van noodzakelijke zorg aan arm
5.7 Het verwijt van klaagster houdt in dat de chirurg heeft nagelaten de noodzakelijke
zorg aan de arm van klaagster te geven waardoor deze in een zodanige staat is geraakt
dat zij er niets meer mee kan doen. De chirurg heeft daarbij ook niet geluisterd naar
de man van klaagster, die duidelijk aangaf dat het niet goed ging met de arm van klaagster,
en zij besloot pas na zijn woede-uitbarsting te helpen, volgens klaagster. Terwijl
klaagster tintelingen in haar arm had, een dof gevoel en last van kou (vermoedelijk
door een slechte doorstroming) bleven de behandelaars maar zeggen dat zij af moest
wachten, aldus klaagster.
5.8 Uit het medisch dossier blijkt dat de eerste klachten aan de rechterhand
van klaagster in de namiddag van 1 december 2021 optraden, en de operatie aan de hand
op 3 december 2021 volgde. De chirurg was binnen die periode enkel op 2 december 2021
overdag de superviserend intensivist op de IC. De overdracht vanuit de nachtdienst
was (onder meer) dat klaagster tintelingen in haar rechterwijsvinger had, maar verder
geen gevoelsstoornissen, en dat de motoriek intact was. De chirurg stelt dat zij in
de ochtend van 2 december 2021 direct een proactief beleid heeft gevoerd. Er werd
onder andere antistolling toegediend. Van een CT-scan werd vooralsnog afgezien vanwege
de conditie van klaagster. Toen aan het eind van de ochtend of het begin van de middag
sprake was van progressie van de klachten met tintelingen in alle digiti en pijn in
de hele hand, werd de chirurg gevraagd klaagster mede te beoordelen. Zij heeft toen
actie ondernomen door de vaatchirurg erbij te laten komen en door nadere diagnostiek
te plegen naar de ernst en de aard van de problematiek. Hierbij is geen sprake geweest
van een afwachtend beleid, aldus de chirurg. Na multidisciplinair overleg werd besloten
tot een CT-scan ter nadere evaluatie van de anatomie en met name de vraag of sprake
was van een dissectie. Hiervoor was het noodzakelijk klaagster te intuberen. Hierover
heeft de chirurg met klaagster en haar man overlegd. Klaagster en haar man stemden
in met de intubatie en een eventuele operatie. De chirurg zegt verder geen getuige
te zijn geweest van een woede-uitbarsting van de man van klaagster, en zij heeft daarover
ook niets overgedragen gekregen. Ook het medisch dossier vermeldt hier niets over.
Aan het eind van de middag is de dienst van de chirurg geëindigd. Bij het verdere
verloop was zij niet betrokken.
5.9 Het college is van oordeel dat op grond van het medisch dossier duidelijk
wordt dat de chirurg adequaat en tijdig heeft gehandeld, en daarbij de noodzakelijke
medische zorg heeft verleend. In de ochtend van 2 december 2021 heeft zij de klachten
die klaagster aan haar hand ervoer serieus genomen en volgens de richtlijnen gehandeld.
Toen later die dag sprake was van progressie van deze klachten, heeft de chirurg nadere
diagnostiek laten uitvoeren en de vaatchirurg in consult gevraagd. Het college kan
op basis van de stukken niet vaststellen dat een woede-uitbarsting van de echtgenoot
heeft plaatsgevonden of dat de chirurg pas daarna de klachten van klaagster serieus
heeft genomen. Hoewel het voor het college invoelbaar is dat het verdrietig is voor
klaagster dat zij veel restklachten aan haar hand of arm heeft overgehouden, is dit
de chirurg niet te verwijten. Dit klachtonderdeel is daarom kennelijk ongegrond.
Slotsom
5.10 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat beide onderdelen van de klacht kennelijk
ongegrond zijn.”
4. Vaststaande feiten en omstandigheden
Het Centraal Tuchtcollege gaat bij de beoordeling van het beroep uit van de feiten
weergegeven in overweging 3. “Wat is er gebeurd” van de beslissing van het Regionaal
Tuchtcollege. Deze weergave is in beroep niet of in elk geval onvoldoende, bestreden.
5. Het oordeel van het Centraal Tuchtcollege
5.1 Het Centraal Tuchtcollege bespreekt hierna het beroep. De conclusie is dat
het Regionaal Tuchtcollege de klacht in alle onderdelen terecht ongegrond heeft verklaard.
Dit oordeel wordt hierna toegelicht.
Omvang van het beroep
5.2 Klaagster is het niet eens met de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege.
Klaagster wil met haar beroep bereiken dat het Centraal Tuchtcollege haar klacht in
volle omvang (her)beoordeelt en in beroep alsnog gegrond verklaart.
5.3 De chirurg-intensivist heeft verweer gevoerd. Zij kan zich vinden in de beslissing
van het Regionaal Tuchtcollege en verzoekt het Centraal Tuchtcollege om het beroep
van klaagster te verwerpen.
Inhoudelijke beoordeling
5.4 Op basis van de stukken en de mondelinge toelichting daarop komt het Centraal
Tuchtcollege tot het oordeel dat het Regionaal Tuchtcollege de klacht terecht in alle
onderdelen ongegrond heeft verklaard. Het Centraal Tuchtcollege kan net als het Regionaal
Tuchtcollege niet vaststellen of klaagster heeft aangegeven dat zij geen arterielijn
(of infuus) wilde of mocht krijgen. De chirurg-intensivist kan daarom niet verweten
worden dat zij hier op 28 november 2021 geen rekening mee heeft gehouden en dit niet
heeft genoteerd. Het Centraal Tuchtcollege deelt voorts het oordeel dat de chirurg-intensivist
op 2 december 2021 adequaat en tijdig heeft gehandeld en daarbij de noodzakelijke
medische zorg heeft verleend. Het debat tijdens de zitting geeft het college ten aanzien
van dit klachtonderdeel wel aanleiding tot een paar aanvullende opmerkingen.
5.5 Uit de toelichting op de zitting en het medisch dossier volgt dat er op
2 december 2021 meer speelde dan alleen de hand van klaagster. De algehele toestand
van klaagster ten gevolge van de covid-besmetting ging achteruit. De antistolling
die vanaf de ochtend werd toegediend, was niet alleen voor de hand als behandeling
danwel bescherming tegen mogelijk aanwezige trombose (stolsel) maar ook voor de ademhalingsproblemen
door covid, als behandeling danwel bescherming tegen mogelijke longembolieën die bij
covid vaak voorkomen. Op dat moment heeft de chirurg-intensivist een CT-scan van de
hand van klaagster overwogen. Klaagster zou daarvoor geïntubeerd moeten worden. In
verband met de conditie van klaagster werd daar op dat moment vanaf gezien. Toen aan
het begin van de middag van 2 december 2021 bleek dat er sprake was van progressie
van de klachten aan de hand van klaagster heeft de chirurg-intensivist de vaatchirurg
in consult gevraagd. De chirurg-intensivist vond het wenselijk dat met intuberen werd
gewacht totdat klaagster door de vaatchirurg was gezien zodat de vaatchirurg ook de
motoriek en sensibiliteit van de hand kon beoordelen. Na beoordeling door de 6e jaars
AIOS (in opleiding tot vaatchirurg) en multidisciplinair overleg werd besloten tot
een CT-scan en werden de voorbereidingen getroffen voor de intubatie. Op dat moment
was de dienst van de chirurg-intensivist ten einde. Na intubatie was klaagster gezien
haar slechte respiratoire status niet stabiel genoeg om direct aan haar hand te worden
geopereerd. Ook later op de avond en in de nacht van 2 op 3 december was klaagster
voor een operatie nog onvoldoende stabiel. Het Centraal Tuchtcollege is tegen die
achtergrond van oordeel dat op 2 december 2021 op goede gronden is besloten om klaagster
(nog) niet te opereren.
5.6 Omdat het Centraal Tuchtcollege net als het Regionaal Tuchtcollege van oordeel
is dat de klacht ongegrond is, zal het beroep van klaagster worden verworpen.
6. Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verwerpt het beroep.
Deze beslissing is gegeven door S.M. Evers, voorzitter;
A.S. Gratama en J. Legemaate, leden-juristen en R.H.H. Bemelmans en W.P. Zuidema,
leden-beroepsgenoten en bijgestaan door K.M. ten Pas, secretaris.
Uitgesproken ter openbare zitting van 23 december2024.
Voorzitter w.g. Secretaris w.g.