ECLI:NL:TGZCTG:2024:202 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2430
ECLI: | ECLI:NL:TGZCTG:2024:202 |
---|---|
Datum uitspraak: | 23-12-2024 |
Datum publicatie: | 06-01-2025 |
Zaaknummer(s): | C2024/2430 |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Klacht van een dochter van een patiënt met vasculair parkinsonisme tegen een specialist ouderengeneeskunde. De patiënt verbleef sinds september 2023 in de woonzorginstelling waar de specialist ouderengeneeskunde werkte. Klaagster verwijt de specialist ouderengeneeskunde onzorgvuldige communicatie na een uitspraak van de Geschillencommissie Zorg, waarbij de specialist ouderengeneeskundige zich volgens klaagster niet toetsbaar heeft opgesteld en er geen ruimte is geweest voor een gesprek over het gevoerde medicatiebeleid. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht in al haar onderdelen ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster tegen de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege. |
C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2024/2430 van
A., wonende in B., appellante, klaagster in eerste aanleg,
hierna: klaagster, gemachtigde: mr. C. Grondsma, advocaat te Leeuwarden.
tegen
I., specialist ouderengeneeskunde, (destijds) werkzaam in B.,
verweerster in beide instanties, hierna: de specialist ouderengeneeskunde, gemachtigde:
mr. D. Kuijken, advocaat te Groningen.
1. Procesverloop
Klaagster heeft op 17 januari 2023 bij het Regionaal Tuchtcollege in Zwolle een
klacht ingediend tegen de specialist ouderengeneeskunde. Dat college heeft in zijn
beslissing van 8 maart 2024, onder nummer Z2023/5285, de klacht kennelijk ongegrond
verklaard. Klaagster heeft tegen die beslissing tijdig beroep ingesteld. De specialist
ouderengeneeskunde heeft een verweerschrift in beroep ingediend. Het Centraal Tuchtcollege
heeft nadien van klaagster nog aanvullende stukken ontvangen.
De zaak is in beroep tegelijkertijd maar niet gevoegd met de zaken C2024/2428 en
C2024/2429 behandeld op de openbare zitting van het Centraal Tuchtcollege van 6 november
2024. Klaagster en de specialist ouderengeneeskunde waren beiden aanwezig. Klaagster
werd bijgestaan door mr. C. Grondsma. De specialist ouderengeneeskunde werd bijgestaan
door mr. D. Kuijken, voornoemd, en door mr. S.M.T.B. Huuskes, advocaat te Groningen.
Partijen hebben hun standpunten op de zitting verder toegelicht. Als getuige is gehoord
mevrouw D.. Zij is als teamleider werkzaam bij de thuiszorgorganisatie die aan de
vader van klaagster thuiszorg verleende.
2. Beslissing in eerste aanleg
Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag
gelegd.
“1. De zaak in het kort
1.1 De vader van klaagster verbleef in de woonzorginstelling waar de specialist
ouderengeneeskunde werkte. Klaagster verwijt de specialist ouderengeneeskunde onzorgvuldige
communicatie na een uitspraak van de Geschillencommissie Zorg, waarbij de specialist
ouderengeneeskunde zich volgens klaagster niet toetsbaar heeft opgesteld en er geen
ruimte is geweest voor een gesprek over het gevoerde medicatiebeleid.
1.2 Het college komt tot het oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is. ‘Kennelijk’
betekent dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk
is dat de klacht niet gegrond kan worden verklaard. Hierna licht het college toe hoe
het tot deze beslissing is gekomen.
2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 17 januari 2023;
- het verweerschrift, ontvangen op 26 april 2023;
- de repliek met bijlage, ontvangen op 15 juni 2023;
- de dupliek, ontvangen op 29 juni 2023;
- de brief van 25 september 2023 van de gemachtigde van klaagster, met bijlagen;
- het proces-verbaal van het mondelinge vooronderzoek, gehouden op 5 oktober
2023, met aangehecht een brief van de gemachtigde van klaagster van 5 oktober 2023
met bijlage, een brief van de gemachtigde van de specialist ouderengeneeskunde van
26 oktober 2023 en een brief van de gemachtigde van klaagster van 30 oktober 2023;
- de brief van de gemachtigde van de specialist ouderengeneeskunde van
20 oktober 2023 met bijlagen;
- de brief van de gemachtigde van klaagster van 15 november 2023.
2.2 De klacht werd oorspronkelijk mede namens E. ingediend. Na zijn overlijden
in maart 2023 werd de klacht voortgezet door de overgebleven klaagster, zijn dochter.
2.3 Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het
college de zaak beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij
aanwezig waren. Gelijktijdig met de klacht tegen de specialist ouderengeneeskunde
zijn klachten ingediend tegen een verpleegkundig specialist en een specialist ouderengeneeskunde.
Deze klachten hangen samen met de klacht tegen de specialist ouderengeneeskunde en
hebben als kenmerk Z2023/5283 en Z2023/5284. In alle zaken wordt gelijktijdig uitspraak
gedaan.
3. De feiten
3.1 De klacht gaat over de behandeling van E., geboren in 1935 en overleden in
2023 (hierna: patiënt). Patiënt leed aan vasculair parkinsonisme en verbleef sinds
4 september 2020 op een woonzorglocatie van F.. De verpleegkundig specialist voerde
het opnamegesprek met patiënt en zijn dochters.
3.2 In oktober 2020 werd de dosering levodopa met carbidopa (Sinemet) – die de
patiënt al bij opname gebruikte - in overleg met patiënt en familie door de verpleegkundig
specialist verhoogd van 4 x 125 mg per dag naar 4 x 187,5 mg per dag.
3.3 Klaagster e-mailde op 28 december 2020 aan de verpleegkundig specialist en
specialist ouderengeneeskunde de heer G. dat zij zich zorgen maakte over verwardheid
bij haar vader. Ze verzocht de Sinemet terug te brengen naar de oude dosering. Op
29 december 2020 stuurde klaagster een tweede e-mail en op 30 december 2020 een derde
e-mail. Die dag nam een collega van de verpleegkundig specialist contact op met klaagster
en verlaagde zij de dosis Sinemet. Zij noteerde te letten op vochtinname.
3.4 Begin 2021 vroeg klaagster de neuroloog waar patiënt onder behandeling was
geweest per e-mail advies over de medicatie. De neuroloog liet in een e-mail van
3 februari 2021 weten dat het in het algemeen, zeker bij de diagnose vasculair parkinsonisme,
bijzonder raadzaam kon zijn om de levodopa te verlagen. Hij schreef voorts:
“- Madopar disper (wordt sneller opgenomen na de levodopa/carbidopa en wordt vooral
bij start problemen gegeven) staken.
- Een week later levodopa/carbidopa verlagen naar 4dd 62,5 mg.
- Indien na twee weken geen duidelijk negatieve effecten zoals toegenomen verstijving
kan de levodopa/carbidopa gestaakt worden.”
3.5 Klaagster stuurde de e-mail van de neuroloog de volgende dag door naar de
verpleegkundig specialist en specialist ouderengeneeskunde G.. Zij schreef onder meer
het voorstel van de neuroloog met haar vader besproken te hebben en dat hij het voorstel
graag zou volgen.
3.6 De verpleegkundig specialist besprak het verzoek van klaagster op
5 februari 2021 met patiënt. Deze gaf aan geen acute wijziging van de medicatie
te willen. Op 10 februari 2021 vond een gesprek plaats met onder meer klaagster, de
patiënt en de verpleegkundig specialist. Besloten werd het voorstel van de neuroloog
te volgen.
3.7 Klaagster stuurde op 11 februari 2021 een brief aan de klachtencoördinator
van F..
3.8 Op 12 maart 2021 sprak klaagster met specialist ouderengeneeskunde G., de
verpleegkundig specialist, de leidinggevende zorg van de locatie en de clustermanager.
In een brief van 18 maart 2021 beschreef de clustermanager de gemaakte afspraken en
stelde hij voor de klacht als afgehandeld te beschouwen.
3.9 Klaagster diende op 2 juli 2021 een klacht in bij de Geschillencommissie
Zorg. De klacht had betrekking op de kwaliteit van zorg bij F. en verlies van mobiliteit
van patiënt na verhuizing naar de zorglocatie van F..
3.10 Ondertussen was na het staken van de medicatie vanaf begin maart 2021 de
dosis weer stapsgewijs opgehoogd tot uiteindelijk per 6 oktober 2021 een dosis van
125 mg 4dd.
3.11 Mondelinge behandeling van de klacht vond plaats op 18 januari 2022. De
specialist ouderengeneeskunde was hier niet bij aanwezig. Het Bindend Advies van de
Geschillencommissie werd op 24 februari 2022 verzonden. Voor zover de klacht ging
over de controle op vochtinname werd deze gegrond verklaard. Voor zover de klacht
ging over het constateren van urineweginfecties werd deze gedeeltelijk gegrond verklaard.
De klacht over medicatiebeleid, mobiliteit en communicatie en bejegening werd ongegrond
verklaard.
3.12 Op 25 februari 2022 vond er een gesprek plaats over het vervolg van de zorg.
Aanwezig bij dit gesprek waren klaagster, de cliëntondersteuner, de verpleegkundig
specialist, de clustermanager en de leidinggevende van de locatie. De specialist ouderengeneeskunde
zou aanwezig zijn, maar was verhinderd. Het Bindend Advies zou op een later moment
worden besproken.
3.13 Een vervolggesprek vond plaats op 17 juni 2022. Aanwezig waren klaagster,
de cliëntondersteuner, de verpleegkundig specialist, de leidinggevende van de locatie
en de specialist ouderengeneeskunde. De verpleegkundig specialist gaf in het gesprek
een toelichting op het medicatiebeleid. Het door klaagster gemaakte verslag van dit
gesprek stuurde zij naar de clustermanager.
3.14 Na de zomer ontstond tussen klaagster en de leidinggevende van de locatie
een mailwisseling over een te plannen vervolgafspraak. In deze mailwisseling bestond
een verschil van mening over de inhoud van deze afspraak. De leidinggevende wilde
dat het gesprek alleen zou gaan over de vraag of klaagster en patiënt nog vertrouwen
in de zorg hadden, klaagster wilde dat het gesprek zou gaan over de medisch inhoudelijke
keuzes die in het verleden waren gemaakt. De specialist ouderengeneeskunde was niet
op de hoogte van de inhoud van deze mailwisseling. De verpleegkundig specialist en
specialist ouderengeneeskunde H. nodigden klaagster per brief uit voor een gesprek
op 23 november 2022. Klaagster wees vervolgens in een e-mail van 16 november 2022
op de mailwisseling met de leidinggevende. Zij gaf ook aan dat zij niet zou deelnemen
aan het gesprek van 23 november 2022 tenzij alsnog aan haar wensen ten aanzien van
het gesprek tegemoet zou worden gekomen en niet de heer H. maar de specialist ouderengeneeskunde
aanwezig zou zijn. Hierop werd een nieuwe datum voor het gesprek voorgesteld, zodat
de specialist ouderengeneeskunde aanwezig kon zijn. Daarbij werd aangegeven dat zij
als onderwerp van gesprek de medische beleidsafspraken voor de toekomst wilden agenderen.
Klaagster reageerde in een e-mail van 23 november 2022. Zij drong erop aan dat het
gesprek van 2 december 2022 zou plaatsvinden “waarbij u zich ten aanzien van de te
bespreken onderwerpen beperkt tot het verleden en u zich daarbij toetsbaar gaat opstellen”.
3.15 Bij het gesprek dat op 2 december 2022 plaatsvond werden de medisch
inhoudelijke keuzes uit het verleden niet opnieuw besproken.
4. De klacht en de reactie van de specialist ouderengeneeskunde
4.1 Klaagster verwijt de specialist ouderengeneeskunde:
onzorgvuldige communicatie na de uitspraak van de Geschillencommissie, waarbij de
specialist ouderengeneeskunde zich niet toetsbaar heeft opgesteld. Tijdens de gesprekken
na de uitspraak van de Geschillencommissie is nooit ruimte geweest voor een gesprek
over het medicatiebeleid t.a.v. de levodopa.
4.2 De specialist ouderengeneeskunde heeft het college verzocht de klacht ongegrond
te verklaren. Zij voert aan dat zij na het Bindend Advies van de Geschillencommissie
Zorg op 25 februari 2022 en 17 juni 2022 ter ondersteuning van de verpleegkundig specialist
bij gesprekken met klaagster aanwezig is geweest. Zij is niet verantwoordelijk geweest
voor het medicatiebeleid of de behandeling. Bij het gesprek van 17 juni 2022 heeft
de verpleegkundig specialist uitgebreid toegelicht hoe de aanpassing van de medicatie
is verlopen en dat er zorgvuldig en weloverwogen is gehandeld. Het is niet zo dat
de specialist ouderengeneeskunde daarna niet meer in gesprek wilde met klaagster.
Er was echter al maximaal geprobeerd de vragen van klaagster te beantwoorden en de
genomen beslissingen toe te lichten, er was geen nieuwe informatie of perspectieven.
Nog een gesprek over het medicatiebeleid was daarmee niet zinvol. De specialist ouderengeneeskunde
heeft daarom wel geweigerd nogmaals in gesprek te gaan met klaagster over het medicatiebeleid.
4.3 Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.
5. De overwegingen van het college
5.1 Het verwijt dat de specialist ouderengeneeskunde zich niet toetsbaar opstelt
slaagt niet. Het door de verpleegkundig specialist gevoerde medicatiebeleid en de
communicatie daarover was niet onzorgvuldig. De klacht van klaagster bij de geschillencommissie
was op dit punt ook ongegrond verklaard. Ondanks de ongegrondverklaring van de klacht
heeft de verpleegkundig specialist in het gesprek van 17 juni 2022, waarbij ook de
specialist ouderengeneeskunde aanwezig was, nog een toelichting gegeven op het medicatiebeleid.
Uit de correspondentie die daarop volgde blijkt dat klaagster het met deze toelichting
niet eens was. Hierop hebben de verpleegkundig specialist en de specialist ouderengeneeskunde
de inschatting gemaakt dat het niet waarschijnlijk was dat het nogmaals met elkaar
in gesprek gaan over het gevoerde medicatiebeleid tot een wijziging van standpunten
zou leiden, te meer nu er geen nieuwe informatie beschikbaar was. Het college acht
het in de gegeven omstandigheden niet onzorgvuldig het gesprek van 2 december 2022
te beperken tot de aan patiënt nog te geven zorg.
Slotsom
5.2 Uit het voorgaande dat de klacht kennelijk ongegrond is.”
3. Vaststaande feiten en omstandigheden
Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten
en omstandigheden zoals vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en hiervoor weergegeven
onder “3. De feiten”. Die weergave is in beroep niet of in elk geval onvoldoende bestreden.
4. Beoordeling van het beroep
4.1 Klaagster is het niet eens met de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege.
Zij wil met haar beroep bereiken dat het Centraal Tuchtcollege de klacht in volle
omvang opnieuw beoordeelt en alsnog gegrond verklaart.
4.2 De specialist ouderengeneeskunde heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Zij verzoekt
het Centraal Tuchtcollege het beroep van klaagster te verwerpen.
4.3 Op basis van de stukken en de mondelinge toelichting daarop komt het Centraal
Tuchtcollege tot het oordeel dat het Regionaal Tuchtcollege de klacht terecht in al
haar onderdelen ongegrond heeft verklaard. Het Centraal Tuchtcollege overweegt dat
de behandeling van de zaak in beroep geen aanleiding geeft tot andere beschouwingen
en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege, en neemt datgene wat het Regionaal
Tuchtcollege onder ‘5. De overwegingen van het college’ heeft overwogen hier over.
Daarmee sluit het Centraal Tuchtcollege zich aan bij het oordeel van het Regionaal
Tuchtcollege dat de specialist ouderengeneeskunde niet tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld.
4.4 Het Centraal Tuchtcollege zal het beroep verwerpen.
5. De beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verwerpt het beroep.
Deze beslissing is gegeven door: Z.J. Oosting, voorzitter, Y. Buruma en T. Dompeling,
leden juristen en H.J. Hasper en M.C. Gerritsen-Prins, leden beroepsgenoten, bijgestaan
door E.D. Boer, secretaris.
Uitgesproken ter openbare zitting van 23 december 2024.
Voorzitter w.g. Secretaris w.g.