ECLI:NL:TGZCTG:2024:199 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2425

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2024:199
Datum uitspraak: 27-11-2024
Datum publicatie: 17-12-2024
Zaaknummer(s): C2024/2425
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen een huisarts. De voorzitter van het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk niet-ontvankelijk verklaard omdat onvoldoende duidelijk is wat klaagster de huisarts verwijt. Het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat de klacht wel voldoende duidelijk is. Klaagster verzocht de huisarts om een verwijzing voor Mond-Kaak-Aangezichtschirurgie. Klaagster verwijt de huisarts dat hij een verkeerde verwijsbrief heeft gemaakt. Het Centraal Tuchtcollege doet de zaak zelf af en verklaart de klacht ongegrond.

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2024/2425 van:
A., wonende te B.,
appellante, klaagster in eerste aanleg,
hierna: klaagster
tegen
C., huisarts, D., destijds werkzaam te E.,
verweerder in beide instanties,
hierna: de huisarts,
gemachtigde: mr. C.J. van der Ham, werkzaam te Utrecht.
1. De zaak in het kort
Klacht tegen een huisarts. De voorzitter van het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk niet-ontvankelijk verklaard omdat onvoldoende duidelijk is wat klaagster de huisarts verwijt. Het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat de klacht wel voldoende duidelijk is. Klaagster verzocht de huisarts om een verwijzing voor Mond-Kaak-Aangezichtschirurgie. Klaagster verwijt de huisarts dat hij een verkeerde verwijsbrief heeft gemaakt. Het Centraal Tuchtcollege doet de zaak zelf af en verklaart de klacht ongegrond.
2. Verloop van de procedure
2.1 Klaagster heeft op 19 december 2023 bij het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg in Zwolle een klacht ingediend tegen de huisarts. Bij beslissing van 5 maart 2024 met nummer Z2023/6756, heeft de voorzitter van dat college klaagster kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
2.2 Klaagster heeft op tijd beroep ingesteld tegen deze beslissing.
2.3 De zaak is behandeld op de zitting van het Centraal Tuchtcollege van
27 november 2024. De huisarts was daar met zijn gemachtigde aanwezig. De huisarts heeft zijn standpunt op de zitting verder toegelicht. Klaagster is met bericht van verhindering niet verschenen.
2.4 Het Centraal Tuchtcollege heeft na afloop van de mondelinge behandeling op
27 november 2024 de zaak in raadkamer beoordeeld en in het openbaar mondeling
uitspraak gedaan. Wat hierna volgt is een schriftelijke uitwerking van die uitspraak.
3. Het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege
De voorzitter van het Regionaal Tuchtcollege heeft het volgende overwogen en geoordeeld:
“Een klaagschrift moet voldoen aan een aantal krachtens de wet gestelde eisen. Onder meer moet in het klaagschrift staan wat de klacht is, wat de feiten zijn en wat de reden is voor de klacht. Ook moet duidelijk zijn over wie wordt geklaagd. Omdat het inleidend klaagschrift niet aan de eisen voldoet, heeft de secretaris van het college klaagster bij brief van 31 januari 2024 gevraagd om een aantal vragen te beantwoorden en een termijn gegeven tot 16 februari 2024 voor het indienen van een aanvullend klaagschrift. Naar aanleiding van de mail van 6 februari 2024 is de gegeven termijn verlengd tot en met 1 maart 2024.
Klaagster heeft na 31 januari 2024 een handgeschreven stuk en meerdere mails gestuurd. In deze aanvullende brief en e-mails is onvoldoende antwoord gegeven op de gestelde vragen. Hierdoor is het nog altijd onduidelijk wat de huisarts en/of andere zorgverleners volgens klaagster niet goed hebben gedaan en wie welk verwijt kan worden gemaakt.
Vanwege deze gebreken is de voorzitter van oordeel dat klaagster kennelijk niet-ontvankelijk is.
4. Het oordeel van het Centraal Tuchtcollege
Omvang van het beroep
4.1 In beroep heeft klaagster haar klacht herhaald en nader toegelicht. Het beroep heeft tot doel – zo begrijpt het Centraal Tuchtcollege – dat klaagster alsnog wordt ontvangen in haar klacht en dat de klacht gegrond wordt verklaard.
4.2 De huisarts heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Hij verzoekt het Centraal Tuchtcollege om het beroep van klaagster te verwerpen.
Ontvankelijkheid van de klacht
4.3 Uit het klaagschrift en de door het Regionaal Tuchtcollege van klaagster ontvangen correspondentie volgt dat klaagster de huisarts per e-mail heeft verzocht om een verwijzing naar de Mond-Kaak-Aangezichtschirurgie (MKA) van het F. en zij de huisarts verwijt dat hij de verkeerde verwijsbrief heeft verstuurd. Het Centraal Tuchtcollege is – anders dan de voorzitter van het Regionaal Tuchtcollege – van oordeel dat de klacht voldoende duidelijk is. Dit betekent dat de voorzitter van het Regionaal Tuchtcollege klaagster ten onrechte kennelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard.
4.4 Omdat het Centraal Tuchtcollege van oordeel is dat klager wel kan worden ontvangen in de klacht, kan de beslissing van de voorzitter van het Regionaal Tuchtcollege niet in stand blijven. Gelet op het bepaalde in artikel 73 lid 9 wet BIG, doet het Centraal Tuchtcollege de zaak zelf af.
Feiten
4.5 Het Centraal Tuchtcollege gaat bij de beoordeling van de klacht uit van de volgende feiten:
4.6 De huisarts is als zodanig werkzaam en praktijkhouder van een huisartsenpraktijk in G. Klaagster is sinds 28 november 2022 patiënt bij deze praktijk. De huisarts is niet de vaste huisarts van klaagster.
4.7 Klaagster vraagt de huisartsenpraktijk in een e-mail van 7 december 2022 om een verwijzing naar de Mond-Kaak-Aangezichtschirurgie (MKA) van het F.
4.8 De huisarts maakt naar aanleiding van dit verzoek op 8 december 2022 via Zorgdomein een verwijzing in orde naar het F. De verwijzing vermeldt als naam zorgproduct: ‘Mondziekten en kaakchirurgie’ en als toegangspad: ‘Gebits(prothese)problematiek’.
4.9 De huisarts laat klaagster dezelfde dag per e-mail weten dat de verwijzing is gemaakt.
4.10 Op 21 december 2022 neemt het F. contact op met de praktijk omdat zij de verwijzing niet duidelijk genoeg vinden en aanvullende informatie wensen. De huisarts laat dit per e-mail aan klaagster weten en vraagt klaagster wie haar vorige tandarts was. Klaagster reageert dezelfde dag op de e-mail van de huisarts. De huisarts beantwoordt deze e-mail van klaagster met de mededeling dat hij niet snapt wat klaagster bedoelt en stelt voor dat klaagster een afspraak maakt op de praktijk. Klaagster maakt geen afspraak.
4.11 Op 16 januari 2023 neemt klaagster contact op met de praktijk en vraagt om een kopie van de verwijzing van 8 december 2022. De assistente van de huisarts verstuurt de gevraagde kopie dezelfde dag per e-mail aan klaagster. In reactie op deze e-mail geeft klaagster aan dat de verwijzing niet klopt omdat het een verwijzing naar bijzondere tandheelkunde betreft en klaagster had gevraagd om een verwijzing naar kaakchirurgie. Klaagster vraagt om een verwijzing naar MKA Utrecht. In reactie op deze e-mail vraagt de huisarts klaagster om een afspraak te maken voor het spreekuur.
4.12 Op 17 januari 2023 neemt klaagster contact op met de praktijk en vraagt om een nieuwe verwijzing naar de MKA Utrecht. Na overleg met de huisarts nodigt de assistente klaagster nogmaals uit voor het spreekuur.

4.13 Op 9 februari 2023 stuurt klaagster opnieuw een e-mail naar de praktijk over de verwijzing. Naar aanleiding van deze e-mail nodigt de huisarts klaagster weer uit voor het spreekuur.
4.14 Klaagster maakt geen afspraak voor het spreekuur. Hierna is de huisarts niet meer betrokken geweest bij de zorg voor klaagster.
De klacht en het verweer van de huisarts
4.15 Klaagster verwijt de huisarts dat hij de verkeerde verwijsbrief heeft verstuurd. Klaagster stelt dat zij is verwezen naar bijzondere tandheelkunde terwijl zij een verwijzing nodig had voor MKA.
4.16 De huisarts heeft uitgelegd dat hij klaagster nog niet kende en over zeer beperkte informatie over klaagster beschikte. Voordat de huisarts een nieuwe verwijzing zou maken wilde hij klaagster eerst zien op het spreekuur om kennis te maken, haar zorgvraag te achterhalen en te bepalen wat er nodig was. De huisarts is van mening dat hij niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.
Oordeel Centraal Tuchtcollege
4.17 Het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat de huisarts op goede gronden heeft geconcludeerd dat hij meer informatie nodig had over de zorgvraag van klaagster en dat hij klaagster daarvoor op het spreekuur moest zien. De huisarts heeft klaagster vier keer gevraagd om een afspraak voor het spreekuur maken. Klaagster heeft daar geen gehoor aan gegeven. Dit handelen van de huisarts acht het Centraal Tuchtcollege zorgvuldig. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is geen sprake. Het Centraal Tuchtcollege zal de klacht ongegrond verklaren.
Conclusie
4.18 Dit betekent dat het beroep van klaagster slaagt in die zin dat het Centraal
Tuchtcollege de beslissing van de voorzitter van het Regionaal Tuchtcollege zal vernietigen en klaagster ontvankelijk zal verklaren in de klacht. Het Centraal Tuchtcollege doet de zaak zelf af en zal de klacht ongegrond verklaren.
5. Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
vernietigt de beslissing waarvan beroep;
en opnieuw rechtdoende:
verklaart klaagster ontvankelijk in de klacht;
verklaart de klacht ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door C.H.M. van Altena, voorzitter;
B.J.M. Frederiks en H.M. Wattendorff, leden-juristen en J. van Krimpen en
M.G.M. Smid-Oostendorp, leden-beroepsgenoten en bijgestaan door K.M. ten Pas, secretaris.
Uitgesproken ter openbare zitting van 27 november 2024.
Voorzitter w.g. Secretaris w.g.