ECLI:NL:TGZCTG:2024:197 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2330
ECLI: | ECLI:NL:TGZCTG:2024:197 |
---|---|
Datum uitspraak: | 16-12-2024 |
Datum publicatie: | 16-12-2024 |
Zaaknummer(s): | C2024/2330 |
Onderwerp: | Overige klachten |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen een verloskundige. Aan de ex-partner van klager is door de praktijk waarin de verloskundige werkzaam was zorg verleend. De verloskundige heeft aan de ex-partner van klager op haar verzoek informatie uit haar eigen medisch dossier verstrekt. Volgens klager heeft de verloskundige daarmee onjuist gehandeld, omdat zij zich met een geneeskundige verklaring heeft gemengd in een lopende echtscheiding en zij de valse beschuldigingen van zijn ex‑partner klakkeloos heeft overgenomen. De verloskundige heeft de aantekeningen in het dossier volgens klager zo gemaakt dat de advocaat van zijn ex-partner deze als extra bewijs zou kunnen gebruiken in de echtscheiding. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing. |
C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2024/2330 van:
A., wonende in B., appellant, klager in eerste aanleg,
hierna: klager,
tegen
I., verloskundige, werkzaam in B., verweerster in beide instanties, hierna: de verloskundige,
gemachtigde:
mr. C.J. van den Ham, verbonden aan VvAA Rechtsbijstand in Utrecht.
1. Procesverloop
Klager heeft op 2 mei 2023 bij het Regionaal Tuchtcollege in Amsterdam een klacht
ingediend tegen de verloskundige. Dat college heeft de klacht in zijn beslissing van
12 januari 2024, onder nummer A2023/5598, ongegrond verklaard. Klager heeft tegen
die beslissing beroep ingesteld. De verloskundige heeft een verweerschrift in beroep
ingediend. De zaak is in beroep behandeld op de openbare zitting van het Centraal
Tuchtcollege van 23 september 2024. Klager en de verloskundige waren beiden aanwezig.
De verloskundige werd bijgestaan door haar gemachtigde
mr. C.J. van den Ham. Partijen hebben hun standpunten op de zitting verder toegelicht.
2. Beslissing in eerste aanleg
Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag
gelegd.
“1. Waar gaat de zaak over?
1.1 De verloskundige heeft aan de ex-partner van klager informatie uit haar medisch
dossier verstrekt. Klager is van opvatting dat de verloskundige dit niet had mogen
doen. De passages bevatten opvattingen van de verloskundige op basis van onjuistheden
die zijn ex-partner heeft verteld. Tot deze opvattingen heeft de verloskundige – zeker
nu klager niet in de gelegenheid is gesteld zijn kant van het verhaal te vertellen
– niet mogen komen. Hij is, doordat zijn ex-partner delen van haar medisch dossier
in rechte had overgelegd en doordat de opvattingen van een verloskundige extra gewicht
in de schaal leggen, in de echtscheidingsprocedure benadeeld.
1.2 Het college komt tot het oordeel dat de verloskundige niet tuchtrechtelijk
verwijtbaar heeft gehandeld. Hierna licht het college dat toe.
2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 2 mei 2023;
- het verweerschrift;
- de brief van de gemachtigde van de verloskundige met bijlagen van 6 oktober
2023;
- het proces-verbaal van het op 26 september 2023 gehouden mondelinge vooronderzoek.
2.2 In verband met de bescherming van de persoonlijke levenssfeer heeft de voorzitter
van het tuchtcollege met toepassing van artikel 67, derde lid, van de Wet op de beroepen
in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) bepaald dat kennisneming van de bijlagen
bij de brief van 6 oktober 2023 – stukken omtrent de gezondheidstoestand van de ex-partner
van klager – niet aan de klager persoonlijk wordt toegestaan.
2.3 De zaak is behandeld op de openbare zitting van 1 december 2023. Partijen
zijn verschenen. De verloskundige werd bijgestaan door haar gemachtigde. Klager alsmede
de verloskundige en haar gemachtigde hebben hun standpunten nader toegelicht.
3. Wat is er gebeurd?
3.1 Aan de ex-partner van klager is in de periode van februari tot november 2021
door de praktijk waarin de verloskundige werkzaam was zorg verleend. De verloskundige
is als verloskundig-echoscopiste bij deze zorg betrokken geweest.
3.2 Op 20 mei 2022 heeft de ex-partner van klager de praktijk bezocht. De verloskundige
was die dag het aanspreekpunt voor patiënten.
3.3 De verloskundige heeft van dit bezoek aantekeningen gemaakt in het dossier
van de ex-partner van klager, delen van het dossier uitgedraaid en meegegeven en een
schriftelijk stuk voor de huisarts opgesteld.
4. De klacht en de reactie van de verloskundige
4.1 Volgens klager heeft de verloskundige onjuist gehandeld, omdat zij zich met
een geneeskundige verklaring heeft gemengd in een gaande vechtscheiding en zij de
valse beschuldigingen van zijn ex-partner klakkeloos heeft overgenomen. De verloskundige
heeft de aantekeningen in het dossier volgens klager zo gemaakt dat de advocaat van
zijn ex-partner deze als extra bewijs zou kunnen gebruiken in de vechtscheiding. De
verloskundige heeft ook op eigen initiatief de huisarts verzocht of hij informatie
kon leveren die zijn ex-partner bij de scheiding zou kunnen helpen.
4.2 De verloskundige heeft naar voren gebracht dat zij de ex-partner van klager
slechts éénmaal heeft gezien en wel op 20 mei 2022. Zij heeft van dit bezoek verslag
gedaan in het dossier. Zij was op die dag het aanspreekpunt voor patiënten. De ex-partner
heeft haar verzocht een verklaring op te stellen over haar sociale situatie. Volgens
de verloskundige heeft zij de ex-partner van klager gemeld dat zij dat niet kon doen,
omdat zij daarop geen zicht had. Wel heeft zij haar gemeld dat zij recht heeft op
een afschrift van haar eigen dossier. Omdat de ex-partner geen mogelijkheden had haar
dossier zelf uit te draaien, heeft de verloskundige dit voor haar gedaan. Op verzoek
van de ex-partner is toen het gehele dossier met uitzondering van de gezondheidsgegevens
uitgedraaid. De verloskundige heeft voorts aangegeven dat de praktijk geen aanspreekpunt
voor haar meer was en dat de regie bij de huisarts ligt. Zij heeft daarom een briefje
voor de huisarts opgesteld. Zij kan zich niet herinneren wat zij precies heeft geschreven.
Omdat zij het briefje niet in het geautomatiseerd systeem van de praktijk kan terugvinden
– ook niet bij de verwijderde items – neemt zij aan dat zij, zoals zij wel vaker doet,
een kort handgeschreven briefje heeft meegegeven met het verzoek aan de huisarts de
regie te nemen.
4.3 Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.
5. De overwegingen van het college
Welke criteria gelden bij de beoordeling?
5.1 Bij het antwoord op de vraag of de verloskundige tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld in de zin van art. 47, eerste lid, van de Wet BIG staat het persoonlijk
handelen van de verloskundige centraal. De verloskundige is niet verantwoordelijk
voor hetgeen in de praktijk waarin zij werkzaam is door andere verloskundigen is gedaan.
De vraag is of de verloskundige de zorg heeft verleend die van haar verwacht mocht
worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende verloskundige.
Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de zorgverlener geldende beroepsnormen
en andere professionele standaarden.
Een geneeskundige verklaring?
5.2 Het standpunt van klager is voor een belangrijk deel gebaseerd op de opvatting
dat een zorgverlener op zijn minst zeer terughoudend moet zijn met het verstrekken
van (geneeskundige) verklaringen. In dit geval is echter geen sprake van het verstrekken
van een verklaring. De verloskundige heeft op verzoek van de ex-partner van klager
een deel van haar medisch dossier uitgedraaid. Het betreft het volledige dossier met
uitzondering van de gegevens over de gezondheid van de ex-partner en de namen van
de collega-verloskundigen. Er is geen tekst aan toegevoegd. De ex-partner had, als
zij de middelen zou hebben gehad, deze uitdraai ook zelf hebben kunnen maken. De gronden
van klager, voor zover deze zijn terug te voeren tot de rechtspraak van het college
op het gebied van het verstrekken van geneeskundige verklaringen treffen al daarom
geen doel.
Recht op het dossier?
5.3 De KNMG-richtlijn “Omgaan met medische gegevens” (de richtlijn) is in dit
geval niet rechtstreeks van toepassing. De richtlijn bevat echter wel de neerslag
van regels die meer in zijn algemeenheid gelden ter zake van de wijze waarop met gegevens
in de gezondheidszorg wordt omgegaan en is daarom ook in dit geval van belang. In
de richtlijn is opgenomen dat het recht van de behandelde om kennis te nemen van zijn
of haar gegevens die zijn opgeslagen een fundamenteel karakter heeft. Dit betekent,
voor zover hier van belang en uitzonderingen daargelaten, dat een verzoek van een
behandelde om het dossier in te zien en/of daarvan een kopie te verkrijgen niet mag
worden geweigerd. De hiervoor bedoelde uitzonderingen zijn in dit geval niet aan de
orde. Het dossier bevat geen gegevens verstrekt dóór derden. De gronden van klager
die zijn terug te voeren tot het recht op het verkrijgen van het dossier treffen geen
doel.
Inhoud van het dossier onjuist?
5.4 Uit de richtlijn volgt dat naast de inhoud van het verloskundig handelen
moeten worden opgenomen die gegevens die een rol spelen bij het borgen van de continuïteit
van de zorg en bij een volgende behandeling of een volgend onderzoek relevant zijn.
Tot deze gegevens behoren in verband met het welzijn van moeder en kind zonder meer
gegevens over de sociale omgeving. Dit neemt echter niet weg dat het niet aan de verloskundige
is om wat haar wordt verteld te voorzien van een oordeel. Dit reeds omdat de verloskundige
geen totaalbeeld zal kunnen hebben van al hetgeen speelt in de sociale omgeving. Veelal
zal de verloskundige afhankelijk zijn van de informatie die de vrouw die zij begeleidt
haar verstrekt.
5.5 De verloskundige heeft de ex-partner van klager slechts éénmaal gezien en
wel op 20 mei 2022. Dit betekent dat de verloskundige slechts verantwoordelijk is
voor hetgeen bij die datum is vermeld. Uit de van de in dat onderdeel van het dossier
gekozen bewoordingen blijkt dat hetgeen over klager is vermeld niet de opvatting van
de verloskundige is. Uit de gekozen tekst volgt voldoende dat is beoogd een samenvatting
te geven van wat haar door de ex-partner is verteld. Dit betekent dat voor zover de
klacht ziet op het onjuist voeren van het dossier door de verloskundige, dit klachtonderdeel
niet slaagt.
Ten onrechte een brief naar de huisarts?
5.6 Voor zover de klacht ook ziet op het zenden door de verloskundige van een
brief aan de huisarts treft ook die klacht geen doel. Het moet ervoor worden gehouden
dat de verloskundige geen brief rechtstreeks naar de huisarts heeft gezonden, maar
een handgeschreven briefje heeft meegegeven aan de ex-partner van klager. Een brief
aan de huisarts is niet terug te vinden in het systeem van de praktijk. Daarbij komt
dat klager tijdens het mondeling vooronderzoek heeft verklaard dat de huisarts achteraf
van niets bleek te weten. Blijkbaar heeft de ex-partner zich ook niet met het briefje
tot de huisarts gewend en is het briefje ook nimmer bij de huisarts terecht gekomen.
Het college heeft geen enkel aanknopingspunt om ervan uit te gaan dat het briefje
aan de huisarts een andere inhoud had dan een verzoek om de regie over de ex-partner
van klager inzake haar sociale problemen te nemen, omdat er geen behandelrelatie meer
was tussen (de praktijk van) de verloskundige en de ex-partner. Dat de verloskundige
de aard van de sociale problemen heeft geduid ter voorlichting voor de huisarts maakt
dit niet anders.
Slotsom
5.7 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat de klacht ongegrond is.”
3. Vaststaande feiten en omstandigheden
Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten
en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, met dit verschil
dat de verloskundige de ex-partner van klager niet slechts eenmaal, te weten op 20
mei 2022, heeft gezien. Beide partijen zijn het erover eens dat de verloskundige tijdens
de zwangerschap van de ex-partner van klager in 2021 bij haar alle echo’s heeft gemaakt.
4. Beoordeling van het beroep
4.1 Klager is het niet eens met de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege.
Hij verzoekt het Centraal Tuchtcollege de klacht alsnog gegrond te verklaren en aan
de verloskundige een maatregel op te leggen.
4.2 De verloskundige heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Zij verzoekt het Centraal
Tuchtcollege om het beroep van klager, voor zover dit gaat over het gebruik van de
zogeheten SOEP-registratiemethode, niet-ontvankelijk te verklaren, omdat dit een nieuw
klachtonderdeel betreft. Zij verzoekt het beroep van klager voor het overige te verwerpen.
4.3 Naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege is geen sprake van een nieuw
klachtonderdeel in beroep. Het betoog van klager over de SOEP registratiemethode is
een uitwerking van zijn stelling in eerste aanleg dat de aantekeningen in het medisch
dossier onvoldoende helder zijn. Voor een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring
bestaat dan ook geen aanleiding.
4.4 De behandeling van de zaak in beroep heeft geen ander licht op de zaak geworpen.
Het Centraal Tuchtcollege is het eens met de overwegingen en het oordeel van het Regionaal
Tuchtcollege over de klacht en neemt deze overwegingen en dit oordeel integraal over.
In aanvulling hierop overweegt het Centraal Tuchtcollege het volgende.
4.5 De verloskundige heeft op de zitting nader toegelicht dat de ex-partner van
klager haar op 20 mei 2022 heeft gevraagd om een geneeskundige verklaring af te geven.
De verloskundige heeft gezegd dat zij dit niet kon doen, maar dat de ex partner wel
recht had op een uitdraai van haar medisch dossier. De ex partner heeft toen gevraagd
om de aantekeningen over haar sociale situatie uit het medisch dossier aan haar te
verstrekken. De verloskundige heeft dit gedaan door deze aantekeningen uit het medisch
dossier in een nieuw word-bestand op te nemen en een uitdraai daarvan aan de ex-partner
te geven. Overeenkomstig de wens van de ex-partner heeft de verloskundige de zuiver
medische gegevens uit dit bestand weggelaten. Niet is komen vast te staan dat de verloskundige
de aantekeningen over de sociale situatie van de ex partner niet juist of onvolledig
in het word-bestand heeft overgenomen. Wel heeft zij bij het overnemen van deze aantekeningen
in het word-bestand in het kopje in plaats van het juiste jaartal 2021 steeds 2022
vermeld. Deze vergissing heeft zij erkend en is te betreuren, maar daarop ziet het
verwijt van klager aan haar niet.
Zij heeft in het word-bestand geen tekst, al dan niet met een waardeoordeel over
de situatie van de ex partner van klager of over klager zelf, toegevoegd. De ex-partner
had, als zij de IT-middelen daarvoor had gehad, deze uitdraai met gegevens uit haar
eigen medisch dossier ook zelf kunnen maken. Gelet hierop, heeft het Regionaal Tuchtcollege
terecht geoordeeld dat de verloskundige aan de ex-partner geen geneeskundige verklaring
heeft verstrekt, maar aan haar - in de kern - alleen een deel van haar medisch dossier
heeft meegegeven. Het Centraal Tuchtcollege laat – nu klager noch de verloskundige
zich daarover hebben uitgelaten- in het midden of klager, nu er geen geneeskundige
verklaring (maar slechts een onderdeel van het medisch dossier van de ex-partner van
klager) is verstrekt, belang heeft bij zijn klacht tegen de verloskundige.
4.6 Het recht op een kopie van (een deel van) het medisch dossier is vastgelegd
in artikel 7:456 BW en een fundamenteel patiëntenrecht. In principe mag een verzoek
van een patiënt om een kopie van een medisch dossier te krijgen dan ook niet worden
geweigerd, ook niet als duidelijk is dat het dossier in een echtscheidingsprocedure
zal worden gebruikt. De uitzondering op deze regel waarop klager doelt - de bescherming
van de persoonlijke levenssfeer van een ander, artikel 7:456 BW, laatste volzin -
is hier niet aan de orde. De verloskundige mocht dus aan de ex-partner een deel van
haar eigen medisch dossier meegeven. Een en ander neemt niet weg dat naar het oordeel
van het Centraal Tuchtcollege het beter en meer zorgvuldig was geweest als de verloskundige
had volstaan met een eenvoudige uitdraai van het gehele medische dossier of een deel
daarvan te geven, in plaats van zelf een word-document te maken, met het risico dat
daarin onnauwkeurigheden sluipen, zoals een verkeerde datum.
4.7 Het Centraal Tuchtcollege overweegt over de inhoud van het medisch dossier
nog, dat het feit dat de verloskundige op 20 mei 2022 in het dossier een aantekening
heeft gemaakt van hetgeen zij op die dag met de ex partner heeft besproken niet tuchtrechtelijk
verwijtbaar is. Uit deze aantekening blijkt ook voldoende duidelijk dat hetgeen daar
over klager is vermeld niet de opvatting van de verloskundige is, maar dat zij heeft
beoogd een samenvatting te geven van wat haar door de ex-partner op die dag is gevraagd
en verteld. Dat zij daarbij geen gebruik heeft gemaakt van een bepaalde registratiemethode,
zoals de SOEP-registratiemethode, doet daar niet aan af. Deze registratiemethode is
binnen de verloskunde, anders dan binnen de huisartsenzorg, niet gangbaar.
4.8 De conclusie is dat de verloskundige ter zake van haar handelen op 20 mei
2022 geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.
4.9 Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht terecht ongegrond verklaard. Dit
betekent dat het beroep van klager moet worden verworpen.
5. De beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verwerpt het beroep.
Deze beslissing is gegeven door: S.M. Evers, voorzitter; Y. Buruma en Z.J. Oosting,
leden- juristen en M.E.A. Bartels en M.A.J. Nasveld-Klinkenberg, leden beroepsgenoten,
bijgestaan door E.D. Boer, secretaris.
Uitgesproken ter openbare zitting van 16 december 2024.
Voorzitter w.g. Secretaris w.g.