ECLI:NL:TGZCTG:2024:196 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2322

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2024:196
Datum uitspraak: 16-12-2024
Datum publicatie: 16-12-2024
Zaaknummer(s): C2024/2322
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen: Gegrond, geen maatregel
Inhoudsindicatie: Klacht tegen een arts in opleiding tot huisarts. Klager is de ex-echtgenoot van een patiënte die ingeschreven stond in de praktijk waar de arts werkzaam was. De arts heeft na een consult met patiënte bij Veilig Thuis een melding gedaan van huiselijk geweld. Klager verwijt de arts dat deze melding ongefundeerd was en dat zij het stappenplan van de KNMG-Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling 2018 niet volledig en juist heeft gevolgd. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege is – anders dan het Regionaal Tuchtcollege – van oordeel dat de arts in dit geval de stappen uit de Meldcode niet voldoende zorgvuldig heeft doorlopen en de melding bij Veilig Thuis niet met de vereiste zorgvuldig heeft voorbereid. Het Centraal Tuchtcollege verklaart de klacht alsnog gegrond en ziet aanleiding om overeenkomstig art. 69, vierde lid, Wet BIG af te zien van het opleggen van een maatregel.

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2024/2322 van:

A., wonende in B., appellant, klager in eerste aanleg,

hierna: klager,

tegen

C., arts, werkzaam in D., verweerster in beide instanties,

hierna: de arts, gemachtigde: mr. C.J. van den Ham, verbonden aan VvAA Rechtsbijstand in Utrecht.

1. Procesverloop

Klager heeft op 8 mei 2023 bij het Regionaal Tuchtcollege in Amsterdam een klacht ingediend tegen de arts.Dat college heeft de klacht in zijn beslissing van 29 december 2023, onder nummer A2023/5634, ongegrond verklaard. Klager heeft tegen die beslissing beroep ingesteld. De arts heeft een verweerschrift in beroep ingediend. Het Centraal Tuchtcollege heeft nadien van klager nog een nader stuk ontvangen. De zaak is in beroep behandeld op de openbare zitting van het Centraal Tuchtcollege van 23 september 2024. Klager en de arts waren beiden aanwezig. De arts werd bijgestaan door haar gemachtigde mr. C.J. van den Ham. Partijen hebben hun standpunten op de zitting verder toegelicht.

2. Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

“1. De zaak in het kort

1.1 Klager verwijt de arts dat zij onzorgvuldig heeft gehandeld door niet de juiste stappen te doorlopen bij een Veilig Thuis-melding over huiselijk geweld. De arts had op basis van signalen van mogelijk emotioneel isolerend partnergeweld van klager naar zijn ex-echtgenote een Veilig Thuis-melding gedaan.

1.2 Het college komt tot het oordeel dat de klacht ongegrond is. De arts heeft het stappenplan (en het afwegingskader) zorgvuldig doorlopen. Hierna licht het college dat toe.

2. De procedure

2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:

  • het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 8 mei 2023;
  • aanvullende stukken, ingediend door klager, ontvangen op 25 mei 2023;
  • het verweerschrift met de bijlagen;
  • aanvullende stukken, ingediend door klager, ontvangen op 23 oktober 2023;
  • aanvullende stukken, ingediend door de arts, ontvangen op 8 november 2023.

2.2 De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris van het college met elkaar in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij geen gebruik gemaakt.

2.3 De zaak is behandeld op de openbare zitting van 17 november 2023. De partijen zijn verschenen. De arts werd bijgestaan door haar gemachtigde. Partijen hebben hun standpunten mondeling toegelicht. De gemachtigde van de arts heeft dat gedaan aan de hand van pleitnotities die aan het college en klager zijn overhandigd.

3. Wat is er precies gebeurd?

3.1 De arts was vanaf maart 2021 tot februari 2022 in het kader van haar eerste opleidingsjaar werkzaam bij een huisartsenpraktijk te E,. De ex‑echtgenote van klager (hierna: patiënte) stond daar ingeschreven als patiënte.

3.2 Op 12 mei 2021 bezocht patiënte het spreekuur van de arts. Zij werd daarbij vergezeld door een kennis omdat patiënte niet goed Nederlands sprak. Patiënte was toen 17 weken zwanger. Tijdens het consult gaf patiënte aan zich onveilig te voelen in de thuissituatie. Ze vertelde dat ze alleen naar buiten mag om boodschappen te doen. Onder het excuus van boodschappen doen was het haar die dag gelukt om een afspraak met de arts te maken.

3.3 De arts besluit nog tijdens het consult Veilig Thuis te bellen voor advies omdat de door de patiënte afgegeven signalen zouden kunnen wijzen op huiselijk geweld van verborgen vrouwen. Hierbij waren de patiënte en haar tolkende kennis aanwezig. Op basis van het verhaal van patiënte vermoedde de vertrouwensarts van Veilig Thuis dat er sprake was van emotioneel isolerend partnergeweld. Zij raadde de arts (verweerster) aan om een Veilig Thuis-melding te doen. Tijdens dit gesprek is tevens aan de orde gekomen wat de mogelijke gevolgen van een dergelijke melding voor patiënte zouden kunnen zijn. De vertrouwensarts adviseerde om klager niet op te hoogte te stellen van de melding.

3.4 Op 12 mei 2021 heeft de arts vervolgens melding gedaan bij Veilig Thuis.

Hierover staat het volgende vermeld in de melding bij Veilig Thuis:

“Situatieomschrijving advies/ melding

Emotioneel, isolerend partnergeweld. Mw is 2,5 jaar in geleden vanuit F. naar Nederland gekomen om het haar echtgenoot samen te wonen. Partner laat haar echter niet naar buiten, laat haar alleen boodschappen doen. Heeft geen inburgeringscursus van hem mogen doen. Mw heeft nu nog 3 uur per dag werk bij G., zij moet ontslag nemen van hem. Zij is 17 weken zwanger, partner bedreigt haar verbaal, zegt na de bevalling de baby van haar af te zullen nemen, en haar uit huis te zetten. Mw is angstig, voelt zich niet veilig bij hem. Wil graag bij hem weg maar weet niet hoe, spreekt de taal niet en heeft hier geen contacten. Ook geen contacten meer in F.. Zij is bang dat hij tot geweld over zal gaan, indien hij op de hoogte raakt van deze melding”

3.5 Op 7 juni 2021 heeft de arts van Veilig Thuis gehoord dat de melding heeft geleid tot het opleggen van een tijdelijk huisverbod van klager en dat de H. en de Jeugdbescherming betrokken zijn bij patiënte en klager.

4. De klacht en de reactie van de huisarts

4.1 Klager verwijt de arts dat zij bij de Veilig Thuis-melding niet de volledige en juiste stappen heeft genomen in de goede volgorde. Zo heeft zij:

  • een melding gedaan zonder een gesprek te voeren met klager;
  • geen deskundige geconsulteerd en/of patiënte verwezen naar een psychologische; deskundige voor verder onderzoek en een check van het verhaal van patiënte;
  • de conclusie getrokken dat er sprake is van mishandeling op basis van een mondeling verhaal van patiënte;
  • niet integer gehandeld en in strijd met alle geldende regels en codes.

4.2 De arts heeft aangevoerd dat zij op 12 mei 2021 een kwetsbare, zwangere vrouw zag die om hulp vroeg. Op basis van de ontvangen signalen, omstandigheden en het advies van de vertrouwensarts van Veilig Thuis heeft de arts gemeend dat een melding bij Veilig Thuis in deze situatie noodzakelijk was. Zij heeft naar eer en geweten gehandeld en altijd het belang van haar patiënte (en het ongeboren kind) op de voorgrond gesteld.

5. De overwegingen van het college

De criteria voor de beoordeling

5.1 De vraag is of de arts de zorg heeft verleend die van haar verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelend arts. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de zorgverlener geldende beroepsnormen ten tijde van het handelen, waaronder de ‘KNMG-Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling 2018’. Verder geldt het uitgangspunt dat zorgverleners alleen tuchtrechtelijk verantwoordelijk zijn voor hun eigen handelen voor zover dit individueel verwijtbaar is.

5.2 Tussen partijen is niet in geschil – en ook het college is dit van oordeel – dat de in 5.1 bedoelde normen met name de ‘KNMG-Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling 2018’ betreffen’, waarvan deel uitmaakt het op de beroepsgroep van de arts toegesneden stappenplan en afwegingskader.

5.3 Volgens deze meldcode dient iedere arts alert te zijn op risicofactoren voor en

signalen van kindermishandeling en/of huiselijk geweld. Bij een vermoeden van kindermishandeling en/of huiselijk geweld neemt de arts alle stappen die nodig zijn om duidelijk te krijgen of van kindermishandeling en/of huiselijk geweld sprake is en hoe deze kan worden gestopt. Het in de meldcode opgenomen stappenplan geeft aan hoe daarbij te handelen.

5.4 Dit stappenplan houdt – zakelijk weergegeven – het volgende in:

Stap 1: De arts die kindermishandeling en/of huiselijk geweld vermoedt of vaststelt verzamelt alle aanwijzingen die zijn vermoeden of constatering kunnen onderbouwen of ontkrachten.

Stap 2: De arts vraagt (anoniem) advies aan Veilig Thuis, indien nodig aan de vertrouwensarts van Veilig Thuis, en bij voorkeur ook aan een ter zake deskundige collega over zijn vermoedens en bevindingen. De arts presenteert daarbij de casus anoniem.

Stap 3: De arts bespreekt de aanwijzingen en signalen van kindermishandeling en/of huiselijk geweld en de mogelijkheden om tot een oplossing te komen met de ouders en/of het kind, tenzij (1) dit niet mogelijk is uit vrees voor de veiligheid of gezondheid van de patiënt of van andere personen uit de huiselijke kring van de patiënt, (2) als redelijkerwijs gevreesd moet worden dat de arts het kind en/of de ouder(s) daardoor uit het oog zal verliezen, of (3) als de arts vreest voor zijn eigen veiligheid.

Stap 4: De arts kan – eventueel ook zonder toestemming van de betrokkenen overleggen met andere hulpverleners die bij het (gezins)systeem zijn betrokken.

Stap 5: De arts beslist over melden via vijf afwegingsvragen.

5.5 Het college heeft op basis van de overgelegde stukken en hetgeen op de zitting is besproken geconstateerd dat de arts alle stappen uit de meldcode goed, in de juiste volgorde en voldoende zorgvuldig heeft doorlopen.

Stap 1, 2, 4 en 5: in kaart brengen, advies inwinnen en afwegen melding

5.6 Stappen 1, 2, 4 en 5: Tijdens het spreekuur kreeg de arts op basis van signalen een vermoeden van emotioneel isolerend partnergeweld. Daarop heeft de arts met behulp van de tolkende kennis de situatie van patiënte verder uitgevraagd en in kaart gebracht. Ook heeft de arts tijdens het consult in het bijzijn van patiënte en de tolkende kennis (anoniem) advies ingewonnen bij Veilig Thuis. De vertrouwensarts van Veilig Thuis heeft tijdens dit gesprek ook een aantal vragen rechtstreeks via de tolk aan patiënte gesteld. De vertrouwensarts bevestigde het vermoeden van de arts dat er mogelijk sprake was van huiselijk geweld en adviseerde de arts om een melding te doen bij Veilig Thuis. De arts heeft vervolgens na het consult haar bevindingen tijdens het consult met patiënte, het advies van de vertrouwensarts en de melding bij Veilig Thuis besproken met haar opleider/supervisor. De opleider was het eens met het door de arts gestelde en ingezette beleid.

5.7 De arts heeft na een zorgvuldige weging direct op 12 mei 2021 een melding gedaan bij Veilig Thuis. Naar het oordeel van het college is het gezien de aard en de urgentie van de situatie van patiënte begrijpelijk en te rechtvaardigen dat de arts gezien het vermoeden dat patiënte verkeerde in een (structureel) onveilige situatie de melding direct na het consult heeft gedaan op basis van het verhaal van patiënte en geen verder onderzoek heeft ingezet. Veilig Thuis heeft immers de mogelijkheden om nader onderzoek te doen naar de situatie van patiënte en de juiste hulp in te zetten. Bovendien is het niet een taak van de arts om aan feitenonderzoek of aan waarheidsvinding te doen zoals klager lijkt te veronderstellen. Het college is dan ook van oordeel dat de arts de stappen 1, 2, 4 en 5 zorgvuldig heeft doorlopen.

Stap 3: informeren klager

5.8 Ten aanzien van stap 3, het inlichten van klager, heeft de arts alles afwegende besloten af te zien van een gesprek met klager voorafgaand aan het doen van de Veilig Thuis-melding. De arts heeft voldoende uiteengezet waarom zij deze keuze heeft gemaakt. Patiënte was bang dat klager over zou gaan tot (fysiek) geweld als hij op de hoogte zou worden gebracht van de melding. Bovendien was de arts bang dat patiënte dan helemaal aan de zorg zou worden onttrokken. Ook had de vertrouwensarts de arts geadviseerd om in de melding op te nemen dat in verband met veiligheidsrisico’s er geen contact was geweest met klager over de melding.

5.9 Stap 3 van de Meldcode geeft aan dat de arts van het gesprek met de betrokkenen kan afzien als een gesprek een risico oplevert voor de veiligheid of gezondheid van de patiënt. Besluit de arts om zijn vermoeden niet met de betrokkenen te bespreken, dan zoekt deze waar mogelijk naar een ander geschikt moment om hen alsnog in te lichten over zijn vermoedens en over een eventueel gedane melding.

De arts heeft ook naderhand klager niet geïnformeerd over haar afwegingen om te melden. Achteraf gezien was het misschien beter geweest als de arts dit op enig moment wel had gedaan. Het was echter voor de arts moeilijk in te schatten wanneer dat op veilige wijze en op een veilig moment voor patiënte kon gebeuren. De arts had daar geen goed zicht op. Het college is dan ook van oordeel dat de arts ook ten aanzien van stap 3 geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.

Conclusie

5.10 De conclusie van het voorgaande is dat de klacht (in al haar onderdelen) ongegrond is. De arts kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.”

3. Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg. Die weergave is in beroep niet of in elk geval onvoldoende bestreden.

4. Beoordeling van het beroep

De kern van de klacht

4.1 Klager is de ex-echtgenoot van patiënte. Hij verwijt de arts in de kern dat zij op 12 mei 2021 bij Veilig Thuis een ongefundeerde melding van huiselijk geweld van klager naar patiënte heeft gedaan. Volgens klager is de arts alleen afgegaan op het verhaal van patiënte en heeft zij ten onrechte het stappenplan van de ‘KNMG‑Meldcode Kindermishandeling en huiselijk geweld 2018’ (hierna: de Meldcode) niet volledig en juist gevolgd. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht ongegrond verklaard.

De omvang van het geding

4.2 Klager is het niet eens met de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege. Hij verzoekt het Centraal Tuchtcollege om de klacht alsnog gegrond te verklaren en de arts een passende maatregel op te leggen.

4.3 De arts heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Zij verzoekt het Centraal Tuchtcollege om het beroep van klager te verwerpen.

Inhoudelijke beoordeling

4.4 De vraag die moet worden beantwoord is of de arts voldoende zorgvuldig heeft gehandeld bij het doen van de melding bij Veilig Thuis. Het Regionaal Tuchtcollege is er met partijen terecht van uitgegaan dat voor de beantwoording van deze vraag met name relevant is de Meldcode en het daarin opgenomen stappenplan en afwegingskader.

4.5 Dit stappenplan houdt – zakelijk weergegeven – het volgende in:

Stap 1: De arts die kindermishandeling en/of huiselijk geweld vermoedt of vaststelt verzamelt alle aanwijzingen die zijn vermoeden of constatering kunnen onderbouwen of ontkrachten.

Stap 2: De arts vraagt over zijn vermoedens en bevindingen advies aan Veilig Thuis, bij voorkeur bij de vertrouwensarts van Veilig Thuis. De arts vraagt daarnaast – of voorafgaand aan het advies van Veilig Thuis – bij voorkeur ook advies aan een ter zake deskundige collega. De arts presenteert daarbij de casus anoniem.

Stap 3: De arts bespreekt de aanwijzingen en signalen van kindermishandeling en/of huiselijk geweld en de mogelijkheden om tot een oplossing te komen met de ouders en/of het kind. De arts mag alleen van een gesprek afzien: (1) als dit gesprek een risico oplevert voor de veiligheid of gezondheid van de patiënt of van andere personen uit de huiselijke kring van de patiënt; (2) als redelijkerwijs gevreesd moet worden dat de patiënt de arts na dit gesprek zal gaan mijden; of (3) als de arts vreest voor zijn eigen veiligheid.

Stap 4: De arts kan – met toestemming van de betrokkenen – overleggen met andere hulpverleners die bij het (gezins)systeem zijn betrokken.

Stap 5: In stap 5 van het stappenplan past de arts het zogenoemde afwegingskader toe. Dit afwegingskader kent drie professionele normen wanneer het doen van een melding bij Veilig Thuis noodzakelijk wordt geacht. Het melden van (vermoedens van) kindermishandeling en/of huiselijk geweld is – onder meer – de professionele norm: (1) in gevallen van acute en/of structurele onveiligheid en (2) in niet-acute en/of structureel onveilige situaties waarin de arts meent dat hij, gelet op zijn competenties, verantwoordelijkheden en/of professionele grenzen, in onvoldoende mate effectief hulp kan bieden of organiseren. Daarnaast kent het afwegingskader vijf afwegingsvragen.

4.6 Vooropgesteld moet worden dat het tot de zorgplicht en verantwoordelijkheid van een huisarts behoort om bij een vermoeden van een onveilige thuissituatie actie te ondernemen. Wanneer een huisarts hiervoor aanwijzingen heeft, neemt de huisarts, met inachtneming van het stappenplan in de Meldcode, alle stappen die nodig zijn om duidelijk te krijgen of van (een vermoeden van) onveiligheid sprake is en hoe deze kan worden gestopt. Daarbij is het onwenselijk als een onnodige drempel wordt ervaren om een melding te doen, gelet op het doel van een melding: bescherming tegen een (mogelijk) schadelijke thuissituatie. Tegelijkertijd is een melding bij Veilig Thuis een ingrijpend middel dat aanzienlijke gevolgen kan hebben voor het betrokken gezin zodat bij de keuze om te melden een hoge mate van zorgvuldigheid op zijn plaats is.

4.7 Patiënte bezocht op 12 mei 2021 het spreekuur van de arts. Zij was toen zeventien weken zwanger en werd vergezeld door een kennis die voor haar kon tolken. Patiënte gaf tijdens het consult aan zich onveilig te voelen in de thuissituatie. De arts heeft vervolgens de situatie van patiënte verder uitgevraagd. Patiënte vertelde onder meer dat zij alleen naar buiten mocht om boodschappen te doen en dat zij op dat moment drie uur per dag buitenshuis werkte, maar van klager ontslag moest nemen. Verder vertelde zij dat er tot dan toe geen sprake was geweest van fysiek geweld, maar dat zij bang was dat klager hier wel toe zou kunnen overgaan. Omdat het verhaal van patiënte leek te duiden op een vorm van huiselijk geweld, heeft de arts nog tijdens het consult in het bijzijn van patiënte en de tolk, Veilig Thuis gebeld om advies te vragen. De vertrouwensarts van Veilig Thuis heeft tijdens dit gesprek een aantal vragen rechtstreeks via de tolk aan patiënte gesteld. De vertrouwensarts vermoedde dat er sprake was van emotioneel en isolerend partnergeweld en adviseerde de arts om een melding bij Veilig Thuis te doen. De arts heeft daarop diezelfde dag nog een melding gedaan bij Veilig Thuis, zonder verder onderzoek te doen. Zij heeft ter toelichting hierover naar voren gebracht dat zij zich geconfronteerd zag met een kwetsbare, zwangere vrouw, die haar om hulp vroeg. Volgens de arts was er geen reden om patiënte niet serieus te nemen en heeft zij de melding gedaan met het doel de signalen en thuissituatie verder te laten onderzoeken door de organisatie die hierin deskundig is (Veilig Thuis).

4.8 Het Centraal Tuchtcollege is – anders dan het Regionaal Tuchtcollege – van oordeel dat de arts in dit geval de stappen uit de Meldcode niet voldoende zorgvuldig heeft doorlopen, alvorens de melding bij Veilig Thuis te doen. Daarbij acht het Centraal Tuchtcollege van belang dat de arts patiënte niet eerder had gezien en haar niet kende. Uit het medisch dossier kon de arts wel opmaken dat patiënte al langer bij deze huisartsenpraktijk ingeschreven stond en meerdere consultaties bij één of meer collega’s van de arts had gehad. Het medisch dossier bevatte geen aanwijzingen dat patiënte al eerder signalen had afgegeven die duidden op huiselijk geweld. Verder neemt dit college in aanmerking dat de arts ten tijde van het consult nog maar net in het eerste jaar van de opleiding tot huisarts zat en zij – zoals ter zitting door haar is verklaard – als arts nog geen ervaring had met (een melding bij) Veilig Thuis. Onder deze omstandigheden had het in de rede gelegen dat de arts – met toestemming van patiënte – haar vermoeden van huiselijk geweld eerst had besproken met één van haar collega’s die patiënte al vaker hadden gezien, bij voorkeur een ter zake deskundig iemand. Dit om zoveel mogelijk relevante informatie over de situatie van patiënte te verzamelen en om haar eigen bevindingen eerst intern te toetsen. De arts had er bovendien voor kunnen kiezen om patiënte op een andere dag nog eens naar het spreekuur te laten terugkomen, om haar thuissituatie – zo nodig met hulp van de tolkentelefoon – verder te bespreken. In ieder geval mocht van de arts – zeker in het licht van het ontbreken van eerdere signalen - worden verwacht dat zij haar vermoeden van huiselijk geweld zou bespreken met haar opleider/supervisor, alvorens een melding bij Veilig Thuis te doen. De arts kon op de zitting niet met zekerheid zeggen dat zij dit laatste ook daadwerkelijk vóór de melding had gedaan, zodat het Centraal Tuchtcollege daar bij de beoordeling van de klacht niet van kan uitgaan.

4.9 Door dit niet te doen en op basis van één gesprek met patiënte en het advies van Veilig Thuis een melding bij Veilig Thuis te doen, heeft de arts met name de stappen 1 en 2 van het stappenplan niet voldoende zorgvuldig doorlopen. Daarbij merkt het Centraal Tuchtcollege op dat de arts er zeker goed aan heeft gedaan om aan Veilig Thuis advies te vragen over haar vermoedens en bevindingen. Dat is in dit geval echter, gelet ook op de eigen verantwoordelijkheid die een zorgverlener heeft bij de zorgvuldige voorbereiding van een melding bij Veilig Thuis en de impact die een melding in het algemeen heeft op degenen die het betreft, onvoldoende voor het oordeel dat het stappenplan zorgvuldig is doorlopen. Bij dit alles is van belang dat patiënte op de huisarts weliswaar een kwetsbare indruk maakte, maar dat er op 12 mei 2021 geen aanwijzingen waren dat zij acuut gevaar liep of dat moest worden gevreesd dat zij meteen aan de zorg van de arts zou worden onttrokken. De vraag of de arts heeft kunnen afzien van een gesprek met de betrokkenen (stap 3 van de Meldcode) kan naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege alleen positief worden beantwoord wanneer de stappen 1 en 2 zorgvuldig zijn doorlopen. Aan een beoordeling van de vraag of de andere stappen van de Meldcode juist zijn doorlopen, komt het College bij deze stand van zaken niet meer toe.

4.10 De conclusie is dat de arts de melding bij Veilig Thuis niet met de vereiste zorgvuldigheid heeft voorbereid en dat haar hiervan een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. De klacht is dus gegrond.

De maatregel

4.11 Omdat de klacht alsnog gegrond wordt verklaard, moet worden beoordeeld of aan de arts een maatregel moet worden opgelegd. Het Centraal Tuchtcollege acht redenen aanwezig om daarvan in dit geval af te zien, overeenkomstig artikel 69, vierde lid, van de Wet BIG. Daarbij neemt dit college in aanmerking dat de arts destijds in het eerste jaar van haar opleiding tot huisarts zat en nog maar weinig ervaring had. Zij heeft sindsdien gereflecteerd op haar handelen en hier lering uit getrokken. Op de zitting heeft de arts erkend dat zij de impact van de melding bij Veilig Thuis in mei 2021 niet goed heeft ingeschat en daarbij steken heeft laten vallen. Het Centraal Tuchtcollege twijfelt er ook niet aan dat de arts destijds naar eer en geweten heeft gehandeld. De kans op herhaling schat dit college in als zeer klein. Onder deze omstandigheden kan worden volstaan met een gegrondverklaring van de klacht zonder oplegging van een maatregel.

Conclusie

4.12 Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat het Centraal Tuchtcollege de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege zal vernietigen en de klacht alsnog gegrond zal verklaren. Daarbij wordt aan de arts geen maatregel opgelegd.

5. De beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

vernietigt de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege;

en doet opnieuw recht:

verklaart de klacht gegrond;

bepaalt dat geen maatregel wordt opgelegd;

gelast dat VWS-Financieel Dienstencentrum aan klager het betaalde griffierecht ten bedrage van € 100,00 (zegge: honderd euro) voor de behandeling van het beroep bij het Centraal Tuchtcollege en van de klacht bij het Regionaal Tuchtcollege vergoedt.

Deze beslissing is gegeven door: S.M. Evers, voorzitter; Y. Buruma en Z.J. Oosting, leden‑

juristen en C.J. van der Hoeven en M.G.M. Smid-Oostendorp, leden‑beroepsgenoten,

bijgestaan door E.D. Boer, secretaris.

Uitgesproken ter openbare zitting van 16 december 2024.

Voorzitter w.g. Secretaris w.g.

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2024/2322 van:

A., wonende in B., appellant, klager in eerste aanleg,

hierna: klager,

tegen

C., arts, werkzaam in D., verweerster in beide instanties,

hierna: de arts, gemachtigde: mr. C.J. van den Ham, verbonden aan VvAA Rechtsbijstand in Utrecht.

1. Procesverloop

Klager heeft op 8 mei 2023 bij het Regionaal Tuchtcollege in Amsterdam een klacht ingediend tegen de arts.Dat college heeft de klacht in zijn beslissing van 29 december 2023, onder nummer A2023/5634, ongegrond verklaard. Klager heeft tegen die beslissing beroep ingesteld. De arts heeft een verweerschrift in beroep ingediend. Het Centraal Tuchtcollege heeft nadien van klager nog een nader stuk ontvangen. De zaak is in beroep behandeld op de openbare zitting van het Centraal Tuchtcollege van 23 september 2024. Klager en de arts waren beiden aanwezig. De arts werd bijgestaan door haar gemachtigde mr. C.J. van den Ham. Partijen hebben hun standpunten op de zitting verder toegelicht.

2. Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

“1. De zaak in het kort

1.1 Klager verwijt de arts dat zij onzorgvuldig heeft gehandeld door niet de juiste stappen te doorlopen bij een Veilig Thuis-melding over huiselijk geweld. De arts had op basis van signalen van mogelijk emotioneel isolerend partnergeweld van klager naar zijn ex-echtgenote een Veilig Thuis-melding gedaan.

1.2 Het college komt tot het oordeel dat de klacht ongegrond is. De arts heeft het stappenplan (en het afwegingskader) zorgvuldig doorlopen. Hierna licht het college dat toe.

2. De procedure

2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:

  • het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 8 mei 2023;
  • aanvullende stukken, ingediend door klager, ontvangen op 25 mei 2023;
  • het verweerschrift met de bijlagen;
  • aanvullende stukken, ingediend door klager, ontvangen op 23 oktober 2023;
  • aanvullende stukken, ingediend door de arts, ontvangen op 8 november 2023.

2.2 De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris van het college met elkaar in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij geen gebruik gemaakt.

2.3 De zaak is behandeld op de openbare zitting van 17 november 2023. De partijen zijn verschenen. De arts werd bijgestaan door haar gemachtigde. Partijen hebben hun standpunten mondeling toegelicht. De gemachtigde van de arts heeft dat gedaan aan de hand van pleitnotities die aan het college en klager zijn overhandigd.

3. Wat is er precies gebeurd?

3.1 De arts was vanaf maart 2021 tot februari 2022 in het kader van haar eerste opleidingsjaar werkzaam bij een huisartsenpraktijk te E,. De ex‑echtgenote van klager (hierna: patiënte) stond daar ingeschreven als patiënte.

3.2 Op 12 mei 2021 bezocht patiënte het spreekuur van de arts. Zij werd daarbij vergezeld door een kennis omdat patiënte niet goed Nederlands sprak. Patiënte was toen 17 weken zwanger. Tijdens het consult gaf patiënte aan zich onveilig te voelen in de thuissituatie. Ze vertelde dat ze alleen naar buiten mag om boodschappen te doen. Onder het excuus van boodschappen doen was het haar die dag gelukt om een afspraak met de arts te maken.

3.3 De arts besluit nog tijdens het consult Veilig Thuis te bellen voor advies omdat de door de patiënte afgegeven signalen zouden kunnen wijzen op huiselijk geweld van verborgen vrouwen. Hierbij waren de patiënte en haar tolkende kennis aanwezig. Op basis van het verhaal van patiënte vermoedde de vertrouwensarts van Veilig Thuis dat er sprake was van emotioneel isolerend partnergeweld. Zij raadde de arts (verweerster) aan om een Veilig Thuis-melding te doen. Tijdens dit gesprek is tevens aan de orde gekomen wat de mogelijke gevolgen van een dergelijke melding voor patiënte zouden kunnen zijn. De vertrouwensarts adviseerde om klager niet op te hoogte te stellen van de melding.

3.4 Op 12 mei 2021 heeft de arts vervolgens melding gedaan bij Veilig Thuis.

Hierover staat het volgende vermeld in de melding bij Veilig Thuis:

“Situatieomschrijving advies/ melding

Emotioneel, isolerend partnergeweld. Mw is 2,5 jaar in geleden vanuit F. naar Nederland gekomen om het haar echtgenoot samen te wonen. Partner laat haar echter niet naar buiten, laat haar alleen boodschappen doen. Heeft geen inburgeringscursus van hem mogen doen. Mw heeft nu nog 3 uur per dag werk bij G., zij moet ontslag nemen van hem. Zij is 17 weken zwanger, partner bedreigt haar verbaal, zegt na de bevalling de baby van haar af te zullen nemen, en haar uit huis te zetten. Mw is angstig, voelt zich niet veilig bij hem. Wil graag bij hem weg maar weet niet hoe, spreekt de taal niet en heeft hier geen contacten. Ook geen contacten meer in F.. Zij is bang dat hij tot geweld over zal gaan, indien hij op de hoogte raakt van deze melding”

3.5 Op 7 juni 2021 heeft de arts van Veilig Thuis gehoord dat de melding heeft geleid tot het opleggen van een tijdelijk huisverbod van klager en dat de H. en de Jeugdbescherming betrokken zijn bij patiënte en klager.

4. De klacht en de reactie van de huisarts

4.1 Klager verwijt de arts dat zij bij de Veilig Thuis-melding niet de volledige en juiste stappen heeft genomen in de goede volgorde. Zo heeft zij:

  • een melding gedaan zonder een gesprek te voeren met klager;
  • geen deskundige geconsulteerd en/of patiënte verwezen naar een psychologische; deskundige voor verder onderzoek en een check van het verhaal van patiënte;
  • de conclusie getrokken dat er sprake is van mishandeling op basis van een mondeling verhaal van patiënte;
  • niet integer gehandeld en in strijd met alle geldende regels en codes.

4.2 De arts heeft aangevoerd dat zij op 12 mei 2021 een kwetsbare, zwangere vrouw zag die om hulp vroeg. Op basis van de ontvangen signalen, omstandigheden en het advies van de vertrouwensarts van Veilig Thuis heeft de arts gemeend dat een melding bij Veilig Thuis in deze situatie noodzakelijk was. Zij heeft naar eer en geweten gehandeld en altijd het belang van haar patiënte (en het ongeboren kind) op de voorgrond gesteld.

5. De overwegingen van het college

De criteria voor de beoordeling

5.1 De vraag is of de arts de zorg heeft verleend die van haar verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelend arts. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de zorgverlener geldende beroepsnormen ten tijde van het handelen, waaronder de ‘KNMG-Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling 2018’. Verder geldt het uitgangspunt dat zorgverleners alleen tuchtrechtelijk verantwoordelijk zijn voor hun eigen handelen voor zover dit individueel verwijtbaar is.

5.2 Tussen partijen is niet in geschil – en ook het college is dit van oordeel – dat de in 5.1 bedoelde normen met name de ‘KNMG-Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling 2018’ betreffen’, waarvan deel uitmaakt het op de beroepsgroep van de arts toegesneden stappenplan en afwegingskader.

5.3 Volgens deze meldcode dient iedere arts alert te zijn op risicofactoren voor en

signalen van kindermishandeling en/of huiselijk geweld. Bij een vermoeden van kindermishandeling en/of huiselijk geweld neemt de arts alle stappen die nodig zijn om duidelijk te krijgen of van kindermishandeling en/of huiselijk geweld sprake is en hoe deze kan worden gestopt. Het in de meldcode opgenomen stappenplan geeft aan hoe daarbij te handelen.

5.4 Dit stappenplan houdt – zakelijk weergegeven – het volgende in:

Stap 1: De arts die kindermishandeling en/of huiselijk geweld vermoedt of vaststelt verzamelt alle aanwijzingen die zijn vermoeden of constatering kunnen onderbouwen of ontkrachten.

Stap 2: De arts vraagt (anoniem) advies aan Veilig Thuis, indien nodig aan de vertrouwensarts van Veilig Thuis, en bij voorkeur ook aan een ter zake deskundige collega over zijn vermoedens en bevindingen. De arts presenteert daarbij de casus anoniem.

Stap 3: De arts bespreekt de aanwijzingen en signalen van kindermishandeling en/of huiselijk geweld en de mogelijkheden om tot een oplossing te komen met de ouders en/of het kind, tenzij (1) dit niet mogelijk is uit vrees voor de veiligheid of gezondheid van de patiënt of van andere personen uit de huiselijke kring van de patiënt, (2) als redelijkerwijs gevreesd moet worden dat de arts het kind en/of de ouder(s) daardoor uit het oog zal verliezen, of (3) als de arts vreest voor zijn eigen veiligheid.

Stap 4: De arts kan – eventueel ook zonder toestemming van de betrokkenen overleggen met andere hulpverleners die bij het (gezins)systeem zijn betrokken.

Stap 5: De arts beslist over melden via vijf afwegingsvragen.

5.5 Het college heeft op basis van de overgelegde stukken en hetgeen op de zitting is besproken geconstateerd dat de arts alle stappen uit de meldcode goed, in de juiste volgorde en voldoende zorgvuldig heeft doorlopen.

Stap 1, 2, 4 en 5: in kaart brengen, advies inwinnen en afwegen melding

5.6 Stappen 1, 2, 4 en 5: Tijdens het spreekuur kreeg de arts op basis van signalen een vermoeden van emotioneel isolerend partnergeweld. Daarop heeft de arts met behulp van de tolkende kennis de situatie van patiënte verder uitgevraagd en in kaart gebracht. Ook heeft de arts tijdens het consult in het bijzijn van patiënte en de tolkende kennis (anoniem) advies ingewonnen bij Veilig Thuis. De vertrouwensarts van Veilig Thuis heeft tijdens dit gesprek ook een aantal vragen rechtstreeks via de tolk aan patiënte gesteld. De vertrouwensarts bevestigde het vermoeden van de arts dat er mogelijk sprake was van huiselijk geweld en adviseerde de arts om een melding te doen bij Veilig Thuis. De arts heeft vervolgens na het consult haar bevindingen tijdens het consult met patiënte, het advies van de vertrouwensarts en de melding bij Veilig Thuis besproken met haar opleider/supervisor. De opleider was het eens met het door de arts gestelde en ingezette beleid.

5.7 De arts heeft na een zorgvuldige weging direct op 12 mei 2021 een melding gedaan bij Veilig Thuis. Naar het oordeel van het college is het gezien de aard en de urgentie van de situatie van patiënte begrijpelijk en te rechtvaardigen dat de arts gezien het vermoeden dat patiënte verkeerde in een (structureel) onveilige situatie de melding direct na het consult heeft gedaan op basis van het verhaal van patiënte en geen verder onderzoek heeft ingezet. Veilig Thuis heeft immers de mogelijkheden om nader onderzoek te doen naar de situatie van patiënte en de juiste hulp in te zetten. Bovendien is het niet een taak van de arts om aan feitenonderzoek of aan waarheidsvinding te doen zoals klager lijkt te veronderstellen. Het college is dan ook van oordeel dat de arts de stappen 1, 2, 4 en 5 zorgvuldig heeft doorlopen.

Stap 3: informeren klager

5.8 Ten aanzien van stap 3, het inlichten van klager, heeft de arts alles afwegende besloten af te zien van een gesprek met klager voorafgaand aan het doen van de Veilig Thuis-melding. De arts heeft voldoende uiteengezet waarom zij deze keuze heeft gemaakt. Patiënte was bang dat klager over zou gaan tot (fysiek) geweld als hij op de hoogte zou worden gebracht van de melding. Bovendien was de arts bang dat patiënte dan helemaal aan de zorg zou worden onttrokken. Ook had de vertrouwensarts de arts geadviseerd om in de melding op te nemen dat in verband met veiligheidsrisico’s er geen contact was geweest met klager over de melding.

5.9 Stap 3 van de Meldcode geeft aan dat de arts van het gesprek met de betrokkenen kan afzien als een gesprek een risico oplevert voor de veiligheid of gezondheid van de patiënt. Besluit de arts om zijn vermoeden niet met de betrokkenen te bespreken, dan zoekt deze waar mogelijk naar een ander geschikt moment om hen alsnog in te lichten over zijn vermoedens en over een eventueel gedane melding.

De arts heeft ook naderhand klager niet geïnformeerd over haar afwegingen om te melden. Achteraf gezien was het misschien beter geweest als de arts dit op enig moment wel had gedaan. Het was echter voor de arts moeilijk in te schatten wanneer dat op veilige wijze en op een veilig moment voor patiënte kon gebeuren. De arts had daar geen goed zicht op. Het college is dan ook van oordeel dat de arts ook ten aanzien van stap 3 geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.

Conclusie

5.10 De conclusie van het voorgaande is dat de klacht (in al haar onderdelen) ongegrond is. De arts kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.”

3. Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg. Die weergave is in beroep niet of in elk geval onvoldoende bestreden.

4. Beoordeling van het beroep

De kern van de klacht

4.1 Klager is de ex-echtgenoot van patiënte. Hij verwijt de arts in de kern dat zij op 12 mei 2021 bij Veilig Thuis een ongefundeerde melding van huiselijk geweld van klager naar patiënte heeft gedaan. Volgens klager is de arts alleen afgegaan op het verhaal van patiënte en heeft zij ten onrechte het stappenplan van de ‘KNMG‑Meldcode Kindermishandeling en huiselijk geweld 2018’ (hierna: de Meldcode) niet volledig en juist gevolgd. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht ongegrond verklaard.

De omvang van het geding

4.2 Klager is het niet eens met de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege. Hij verzoekt het Centraal Tuchtcollege om de klacht alsnog gegrond te verklaren en de arts een passende maatregel op te leggen.

4.3 De arts heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Zij verzoekt het Centraal Tuchtcollege om het beroep van klager te verwerpen.

Inhoudelijke beoordeling

4.4 De vraag die moet worden beantwoord is of de arts voldoende zorgvuldig heeft gehandeld bij het doen van de melding bij Veilig Thuis. Het Regionaal Tuchtcollege is er met partijen terecht van uitgegaan dat voor de beantwoording van deze vraag met name relevant is de Meldcode en het daarin opgenomen stappenplan en afwegingskader.

4.5 Dit stappenplan houdt – zakelijk weergegeven – het volgende in:

Stap 1: De arts die kindermishandeling en/of huiselijk geweld vermoedt of vaststelt verzamelt alle aanwijzingen die zijn vermoeden of constatering kunnen onderbouwen of ontkrachten.

Stap 2: De arts vraagt over zijn vermoedens en bevindingen advies aan Veilig Thuis, bij voorkeur bij de vertrouwensarts van Veilig Thuis. De arts vraagt daarnaast – of voorafgaand aan het advies van Veilig Thuis – bij voorkeur ook advies aan een ter zake deskundige collega. De arts presenteert daarbij de casus anoniem.

Stap 3: De arts bespreekt de aanwijzingen en signalen van kindermishandeling en/of huiselijk geweld en de mogelijkheden om tot een oplossing te komen met de ouders en/of het kind. De arts mag alleen van een gesprek afzien: (1) als dit gesprek een risico oplevert voor de veiligheid of gezondheid van de patiënt of van andere personen uit de huiselijke kring van de patiënt; (2) als redelijkerwijs gevreesd moet worden dat de patiënt de arts na dit gesprek zal gaan mijden; of (3) als de arts vreest voor zijn eigen veiligheid.

Stap 4: De arts kan – met toestemming van de betrokkenen – overleggen met andere hulpverleners die bij het (gezins)systeem zijn betrokken.

Stap 5: In stap 5 van het stappenplan past de arts het zogenoemde afwegingskader toe. Dit afwegingskader kent drie professionele normen wanneer het doen van een melding bij Veilig Thuis noodzakelijk wordt geacht. Het melden van (vermoedens van) kindermishandeling en/of huiselijk geweld is – onder meer – de professionele norm: (1) in gevallen van acute en/of structurele onveiligheid en (2) in niet-acute en/of structureel onveilige situaties waarin de arts meent dat hij, gelet op zijn competenties, verantwoordelijkheden en/of professionele grenzen, in onvoldoende mate effectief hulp kan bieden of organiseren. Daarnaast kent het afwegingskader vijf afwegingsvragen.

4.6 Vooropgesteld moet worden dat het tot de zorgplicht en verantwoordelijkheid van een huisarts behoort om bij een vermoeden van een onveilige thuissituatie actie te ondernemen. Wanneer een huisarts hiervoor aanwijzingen heeft, neemt de huisarts, met inachtneming van het stappenplan in de Meldcode, alle stappen die nodig zijn om duidelijk te krijgen of van (een vermoeden van) onveiligheid sprake is en hoe deze kan worden gestopt. Daarbij is het onwenselijk als een onnodige drempel wordt ervaren om een melding te doen, gelet op het doel van een melding: bescherming tegen een (mogelijk) schadelijke thuissituatie. Tegelijkertijd is een melding bij Veilig Thuis een ingrijpend middel dat aanzienlijke gevolgen kan hebben voor het betrokken gezin zodat bij de keuze om te melden een hoge mate van zorgvuldigheid op zijn plaats is.

4.7 Patiënte bezocht op 12 mei 2021 het spreekuur van de arts. Zij was toen zeventien weken zwanger en werd vergezeld door een kennis die voor haar kon tolken. Patiënte gaf tijdens het consult aan zich onveilig te voelen in de thuissituatie. De arts heeft vervolgens de situatie van patiënte verder uitgevraagd. Patiënte vertelde onder meer dat zij alleen naar buiten mocht om boodschappen te doen en dat zij op dat moment drie uur per dag buitenshuis werkte, maar van klager ontslag moest nemen. Verder vertelde zij dat er tot dan toe geen sprake was geweest van fysiek geweld, maar dat zij bang was dat klager hier wel toe zou kunnen overgaan. Omdat het verhaal van patiënte leek te duiden op een vorm van huiselijk geweld, heeft de arts nog tijdens het consult in het bijzijn van patiënte en de tolk, Veilig Thuis gebeld om advies te vragen. De vertrouwensarts van Veilig Thuis heeft tijdens dit gesprek een aantal vragen rechtstreeks via de tolk aan patiënte gesteld. De vertrouwensarts vermoedde dat er sprake was van emotioneel en isolerend partnergeweld en adviseerde de arts om een melding bij Veilig Thuis te doen. De arts heeft daarop diezelfde dag nog een melding gedaan bij Veilig Thuis, zonder verder onderzoek te doen. Zij heeft ter toelichting hierover naar voren gebracht dat zij zich geconfronteerd zag met een kwetsbare, zwangere vrouw, die haar om hulp vroeg. Volgens de arts was er geen reden om patiënte niet serieus te nemen en heeft zij de melding gedaan met het doel de signalen en thuissituatie verder te laten onderzoeken door de organisatie die hierin deskundig is (Veilig Thuis).

4.8 Het Centraal Tuchtcollege is – anders dan het Regionaal Tuchtcollege – van oordeel dat de arts in dit geval de stappen uit de Meldcode niet voldoende zorgvuldig heeft doorlopen, alvorens de melding bij Veilig Thuis te doen. Daarbij acht het Centraal Tuchtcollege van belang dat de arts patiënte niet eerder had gezien en haar niet kende. Uit het medisch dossier kon de arts wel opmaken dat patiënte al langer bij deze huisartsenpraktijk ingeschreven stond en meerdere consultaties bij één of meer collega’s van de arts had gehad. Het medisch dossier bevatte geen aanwijzingen dat patiënte al eerder signalen had afgegeven die duidden op huiselijk geweld. Verder neemt dit college in aanmerking dat de arts ten tijde van het consult nog maar net in het eerste jaar van de opleiding tot huisarts zat en zij – zoals ter zitting door haar is verklaard – als arts nog geen ervaring had met (een melding bij) Veilig Thuis. Onder deze omstandigheden had het in de rede gelegen dat de arts – met toestemming van patiënte – haar vermoeden van huiselijk geweld eerst had besproken met één van haar collega’s die patiënte al vaker hadden gezien, bij voorkeur een ter zake deskundig iemand. Dit om zoveel mogelijk relevante informatie over de situatie van patiënte te verzamelen en om haar eigen bevindingen eerst intern te toetsen. De arts had er bovendien voor kunnen kiezen om patiënte op een andere dag nog eens naar het spreekuur te laten terugkomen, om haar thuissituatie – zo nodig met hulp van de tolkentelefoon – verder te bespreken. In ieder geval mocht van de arts – zeker in het licht van het ontbreken van eerdere signalen - worden verwacht dat zij haar vermoeden van huiselijk geweld zou bespreken met haar opleider/supervisor, alvorens een melding bij Veilig Thuis te doen. De arts kon op de zitting niet met zekerheid zeggen dat zij dit laatste ook daadwerkelijk vóór de melding had gedaan, zodat het Centraal Tuchtcollege daar bij de beoordeling van de klacht niet van kan uitgaan.

4.9 Door dit niet te doen en op basis van één gesprek met patiënte en het advies van Veilig Thuis een melding bij Veilig Thuis te doen, heeft de arts met name de stappen 1 en 2 van het stappenplan niet voldoende zorgvuldig doorlopen. Daarbij merkt het Centraal Tuchtcollege op dat de arts er zeker goed aan heeft gedaan om aan Veilig Thuis advies te vragen over haar vermoedens en bevindingen. Dat is in dit geval echter, gelet ook op de eigen verantwoordelijkheid die een zorgverlener heeft bij de zorgvuldige voorbereiding van een melding bij Veilig Thuis en de impact die een melding in het algemeen heeft op degenen die het betreft, onvoldoende voor het oordeel dat het stappenplan zorgvuldig is doorlopen. Bij dit alles is van belang dat patiënte op de huisarts weliswaar een kwetsbare indruk maakte, maar dat er op 12 mei 2021 geen aanwijzingen waren dat zij acuut gevaar liep of dat moest worden gevreesd dat zij meteen aan de zorg van de arts zou worden onttrokken. De vraag of de arts heeft kunnen afzien van een gesprek met de betrokkenen (stap 3 van de Meldcode) kan naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege alleen positief worden beantwoord wanneer de stappen 1 en 2 zorgvuldig zijn doorlopen. Aan een beoordeling van de vraag of de andere stappen van de Meldcode juist zijn doorlopen, komt het College bij deze stand van zaken niet meer toe.

4.10 De conclusie is dat de arts de melding bij Veilig Thuis niet met de vereiste zorgvuldigheid heeft voorbereid en dat haar hiervan een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. De klacht is dus gegrond.

De maatregel

4.11 Omdat de klacht alsnog gegrond wordt verklaard, moet worden beoordeeld of aan de arts een maatregel moet worden opgelegd. Het Centraal Tuchtcollege acht redenen aanwezig om daarvan in dit geval af te zien, overeenkomstig artikel 69, vierde lid, van de Wet BIG. Daarbij neemt dit college in aanmerking dat de arts destijds in het eerste jaar van haar opleiding tot huisarts zat en nog maar weinig ervaring had. Zij heeft sindsdien gereflecteerd op haar handelen en hier lering uit getrokken. Op de zitting heeft de arts erkend dat zij de impact van de melding bij Veilig Thuis in mei 2021 niet goed heeft ingeschat en daarbij steken heeft laten vallen. Het Centraal Tuchtcollege twijfelt er ook niet aan dat de arts destijds naar eer en geweten heeft gehandeld. De kans op herhaling schat dit college in als zeer klein. Onder deze omstandigheden kan worden volstaan met een gegrondverklaring van de klacht zonder oplegging van een maatregel.

Conclusie

4.12 Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat het Centraal Tuchtcollege de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege zal vernietigen en de klacht alsnog gegrond zal verklaren. Daarbij wordt aan de arts geen maatregel opgelegd.

5. De beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

vernietigt de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege;

en doet opnieuw recht:

verklaart de klacht gegrond;

bepaalt dat geen maatregel wordt opgelegd;

gelast dat VWS-Financieel Dienstencentrum aan klager het betaalde griffierecht ten bedrage van € 100,00 (zegge: honderd euro) voor de behandeling van het beroep bij het Centraal Tuchtcollege en van de klacht bij het Regionaal Tuchtcollege vergoedt.

Deze beslissing is gegeven door: S.M. Evers, voorzitter; Y. Buruma en Z.J. Oosting, leden‑

juristen en C.J. van der Hoeven en M.G.M. Smid-Oostendorp, leden‑beroepsgenoten,

bijgestaan door E.D. Boer, secretaris.

Uitgesproken ter openbare zitting van 16 december 2024.

Voorzitter w.g. Secretaris w.g.