ECLI:NL:TGZCTG:2024:192 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2519
ECLI: | ECLI:NL:TGZCTG:2024:192 |
---|---|
Datum uitspraak: | 11-12-2024 |
Datum publicatie: | 11-12-2024 |
Zaaknummer(s): | C2024/2519 |
Onderwerp: | Onvoldoende informatie |
Beslissingen: | Ongegrond, kennelijk ongegrond |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen een verpleegkundig specialist. Klaagster verwijt de verpleegkundig specialist dat zij tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door op basis van onvolledige informatie de conclusie te trekken dat klaagsters borst op korte termijn geamputeerd moest worden en dat zij klaagster geen uitleg heeft gegeven over andere mogelijkheden, die er achteraf wel bleken te zijn. Klaagster klaagt ook over de wijze waarop de verpleegkundig specialist haar te woord heeft gestaan. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege is het eens met dit oordeel. |
C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2024/2519 van:
A., wonende te B., appellante, klaagster in eerste aanleg,
tegen
C., verpleegkundig specialist, destijds werkzaam te D., verweerster
in beide instanties, gemachtigde: mr. C.J. van den Ham, verbonden aan
VvAA Legal te Utrecht.
1. De kern van de zaak
Klaagster heeft een klacht tegen de verpleegkundig specialist ingediend. Zij verwijt
de verpleegkundig specialist dat zij tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door
op basis van onvolledige informatie de conclusie te trekken dat klaagsters borst op
korte termijn geamputeerd moest worden en dat zij klaagster geen uitleg heeft gegeven
over andere mogelijkheden, die er achteraf wel bleken te zijn. Klaagster klaagt ook
over de wijze waarop de verpleegkundig specialist haar te woord heeft gestaan. Het
Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege
is het eens met dit oordeel.
2. Verloop van de procedure
2.1 Klaagster heeft op 4 september 2023 bij het Regionaal Tuchtcollege voor de
Gezondheidszorg in ’s-Hertogenbosch een klacht ingediend tegen de verpleegkundig specialist.
Bij beslissing van 19 juni 2024 met nummer H2023/6037, heeft dat college de klacht
kennelijk ongegrond verklaard. De beslissing van het Regionaal Tuchtcollege is als
bijlage toegevoegd aan deze beslissing.
2.2 Klaagster heeft op tijd beroep ingesteld tegen deze beslissing. De verpleegkundig
specialist heeft een verweerschrift in beroep ingediend.
Op 14 oktober 2024 heeft het Centraal Tuchtcollege nog een e-mailbericht ontvangen
van klaagster (e-mailbericht met bijlagen d.d. 14 oktober 2024).
2.3 De zaak is op de zitting van het Centraal Tuchtcollege van 6 november 2024
behandeld. Klaagster was op de zitting aanwezig, vergezeld door haar echtgenoot. De
verpleegkundig specialist was ook aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde. Partijen
hebben vragen van het Centraal Tuchtcollege beantwoord en hun standpunten nader toegelicht.
Klaagster en mr. van den Ham hebben daarbij gebruik gemaakt van spreekaantekeningen
die zij aan de wederpartij en het Centraal Tuchtcollege hebben overhandigd.
3. De feiten
3.1 Klaagster, geboren in 1946, is in november 2018 in verband met een knobbel
in de rechterborst door de huisarts verwezen naar het ziekenhuis waar de verpleegkundig
specialist destijds werkzaam was.
3.2 De radioloog heeft op 27 november 2018 een echo gemaakt en een biopt genomen.
Hij heeft klaagster doorverwezen naar de poli chirurgie in verband met een verdachte
palpabele laesie craniaal in de rechterborst. Op 3 december 2018 is de situatie van
klaagster besproken in het multidisciplinaire overleg (hierna: MDO) van het mammateam.
Op 4 december 2018 heeft de verpleegkundig specialist klaagster lichamelijk onderzocht
en de uitkomsten van het MDO met haar besproken. Het advies was om een MRI van de
borst te laten maken en om voor 1 januari 2019 een behandeling te starten.
3.3 De MRI heeft op 7 december 2018 plaatsgevonden. De conclusie luidde (alle
citaten zijn inclusief typ- en spelfouten):
“BI-RADS-code VI, rechts retromamillair pathologisch aankleurende massa’s rechts,
gemeenschappelijke diameter 3,9 cm zonder aanwijzingen voor axillaire lymfadenopathie”
3.4 De uitkomsten van de onderzoeken zijn op 10 december 2018 weer besproken
in het MDO van het mammateam. Het MDO adviseerde amputatie van de borst met schildwachtklierprocedure.
In het medisch dossier is daarover onder meer genoteerd:
“(…)
Conclusie invasief lobulair carcinoom
Voorgesteld beleid operatief
Operatie (NBCA) ablatio en SWK-procedure
(…)
Beleid Voor 1 januari 2019”
3.5 De verpleegkundig specialist heeft de uitslagen op 14 december 2018 met klaagster
besproken. Zij heeft onder meer in het medisch dossier genoteerd:
“Anamnese Na MRI Schrikt van de uitslag Gaat vanmiddag alles met de huisarts
doorneme nen komt volgende week terug voor definitieve behandelplan
(…)
Conclusie invasief lobulair carcinoom rechts
Beleid Patiente werd op 10-12-2018 besproken in het mammateamoveerleg, waar een
ablatio met sentinel node procedure werd geadviseerd
Voor 1 januari 2019
Patiente heeft tijd nodig om na te denken voordat ze een besluit neemt Controle
[kliniek] 1 week
(…)”
3.6 Bij de verdere behandeling van klaagster is de verpleegkundig specialist
niet betrokken geweest.
4. De klacht
Klaagster klaagt over het consult van 14 december 2018. Zij verwijt de verpleegkundige
specialist dat zij op basis van onvolledige informatie de conclusie heeft getrokken
dat op korte termijn klaagsters borst geamputeerd moest worden, en dat de verpleegkundig
specialist geen uitleg heeft gegeven over andere mogelijkheden die er wel bleken te
zijn. Klaagster klaagt ook over de wijze waarop de verpleegkundig specialist haar
te woord heeft gestaan.
5. Het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege
5.1 Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht in beide onderdelen kennelijk
ongegrond verklaard.
5.2 Over de wijze waarop de verpleegkundig specialist het gesprek op 14
december 2018 heeft gevoerd, heeft het Regionaal Tuchtcollege geoordeeld dat klaagster
haar stelling dat de verpleegkundig specialist het gesprek niet alleen had mogen voeren
niet heeft onderbouwd. Het Regionaal Tuchtcollege heeft ook geen aanknopingspunt voor
het oordeel dat de verpleegkundig specialist niet bevoegd en bekwaam zou zijn geweest
om het gesprek zelfstandig met klaagster en haar echtgenoot te voeren. Over de manier
waarop het gesprek tussen klaagster en de verpleegkundig specialist verder is verlopen,
kan het college niet oordelen omdat het college niet bij dat gesprek aanwezig is geweest.
Een tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen of nalaten kan het college daarom niet vaststellen.
Over de inhoud van het consult van 14 december 2018 oordeelt het Regionaal Tuchtcollege
dat de verpleegkundig specialist zorgvuldig heeft gehandeld. In het MDO was een alternatieve
behandeling niet aan de orde geweest en het was volgens het college niet aan de verpleegkundig
specialist om klaagster iets anders te adviseren dan uit het MDO was gekomen, en evenmin
om -zelfstandig- eventuele alternatieven voor te stellen. Verder is in het gesprek
aan de orde geweest dat klaagster tijd nodig had om over het advies na te denken en
dat zij voor overleg contact zou opnemen met haar huisarts. De verpleegkundig specialist
heeft tot slot een afspraak met de chirurg voor klaagster ingepland, zodat zij de
voorgestelde behandeling ook met een medisch specialist kon bespreken.
5.3 Voor de volledige beslissing en de overwegingen van het Regionaal Tuchtcollege
verwijst het Centraal Tuchtcollege naar de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege
in de bijlage.
6. Het oordeel van het Centraal Tuchtcollege
6.1 Het Centraal Tuchtcollege bespreekt hierna het beroep. De conclusie is dat
het Regionaal Tuchtcollege de klacht in beide onderdelen terecht ongegrond heeft verklaard.
Omvang van het beroep
6.2 Klaagster wil met haar beroep bereiken dat het Centraal Tuchtcollege haar
klacht in volle omvang (her)beoordeelt en in beroep alsnog gegrond verklaart.
6.3 De verpleegkundig specialist heeft verweer gevoerd. Zij is het eens met de
beslissing van het Regionaal Tuchtcollege en verzoekt het Centraal Tuchtcollege om
het beroep te verwerpen.
Toetsingskader
6.4 Bij de tuchtrechtelijke beoordeling van het handelen van de verpleegkundig
specialist gaat het om de vraag of zij de zorg heeft verleend die van haar verwacht
mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelend verpleegkundig
specialist. Daarbij wordt gekeken naar wat in haar beroepsgroep de norm of standaard
is.
Inhoudelijke beoordeling
6.5 Op basis van de stukken en de mondelinge toelichting daarop komt ook het
Centraal Tuchtcollege tot het oordeel dat de klacht van klaagster ongegrond is. Het
Centraal Tuchtcollege overweegt dat de behandeling van de zaak in beroep geen aanleiding
geeft tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege,
en neemt datgene wat het Regionaal Tuchtcollege onder ‘4. De overwegingen van het
college’ heeft overwogen hier over. Het Centraal Tuchtcollege sluit zich daarmee aan
bij het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege dat de verpleegkundig specialist niet
tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Het beroepschrift van klaagster en de
toelichting van partijen op de zitting geven het Centraal Tuchtcollege wel aanleiding
tot enkele aanvullende opmerkingen.
6.6 Het Centraal Tuchtcollege overweegt dat bij het MDO van het mammateam verschillende
specialismen zijn vertegenwoordigd zoals een radioloog, chirurg, oncoloog, patholoog
en een verpleegkundig specialist. Het advies om de rechterborst te amputeren met schildwachtklierprocedure
is een gezamenlijke beslissing geweest, waarbij de verpleegkundig specialist de rol
had om deze beslissing met klaagster te bespreken. Uit de stukken en de toelichting
van de verpleegkundig specialist op de zitting volgt dat in het MDO van 10 december
2018 amputatie van de borst met schildwachtklierprocedure als enige optie werd beschouwd,
wat betekende dat de verpleegkundig specialist geen ruimte had om met klaagster andere
mogelijke behandelopties te bespreken. Het Centraal Tuchtcollege is het eens met klaagster
dat het verwarrend is dat gesproken werd over de “voorkeur” van het MDO terwijl in
het MDO de amputatie als enige optie werd gezien. Het Centraal Tuchtcollege heeft
er ook begrip voor dat klaagster zich overvallen voelde door de mededeling van de
verpleegkundig specialist en dat zij behoefte had aan het bespreken van alternatieven.
De verpleegkundige specialist kon aan die behoefte echter niet tegemoetkomen nu zij
op basis van haar taken en verantwoordelijkheden uitsluitend het advies van het MDO
kon mededelen. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is daarom geen sprake.
6.7 Het Centraal Tuchtcollege hecht eraan in dit verband -en in zijn algemeenheid-
op te merken dat het ook in de situatie waarin uit een MDO maar één behandeloptie
naar voren komt aanbeveling verdient om de patiënt mee te nemen in de relevante afwegingen
die tot het betreffende advies hebben geleid. Op deze manier creëert de verpleegkundig
specialist of andere gesprekspartner meer begrip en ruimte in het gesprek voor bijvoorbeeld
vragen van de patiënt, dan wanneer alleen de uitkomst van het MDO wordt medegedeeld.
Het Centraal Tuchtcollege acht het begrijpelijk dat klaagster behoefte had aan inzicht
in hoe het behandeladvies tot stand is gekomen, ook al waren in de visie van het MDO
andere behandelingen geen reële opties. Dat de verpleegkundige hier in het gesprek
geen ruimte voor zag, kan haar tuchtrechtelijk niet verweten worden. De onduidelijkheden
over de MDO’s en/of de verslaggeving hiervan kunnen haar evenmin verweten worden omdat
zij hier niet verantwoordelijk voor was.
6.8 Wat betreft het tweede klachtonderdeel, de wijze van communiceren, overweegt
het Centraal Tuchtcollege dat het feitelijk niet te achterhalen valt hoe het gesprek
tussen klaagster en de verpleegkundig specialist is verlopen en wat er precies is
gezegd. De verpleegkundig specialist betwist dat zij heeft gesproken over “shoppen
op internet” en zij en klaagster hebben een verschillende herinnering aan het gesprek
van 6 jaar geleden. Dat maakt dat het Regionaal Tuchtcollege terecht heeft geoordeeld
dat het niet kon vaststellen of de verpleegkundig specialist tijdens dat consult tuchtrechtelijk
verwijtbaar heeft gehandeld of iets heeft nagelaten.
6.9 Dit alles leidt tot de conclusie dat de klacht ook in beroep ongegrond is.
Dit betekent dat het beroep van klaagster zal worden verworpen.
7. Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verwerpt het beroep.
Deze beslissing is gegeven door Z.J. Oosting, voorzitter, Y. Buruma en T. Dompeling,
leden-juristen, H.A. de Visser en D.E. Watson-Blommaert, leden-beroepsgenoten, bijgestaan
door E. van der Linde, secretaris.
Uitgesproken ter openbare zitting van 11 december 2024.
Voorzitter w.g. Secretaris w.g.
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
TE ’s-HERTOGENBOSCH
Beslissing in raadkamer van 19 juni 2024 op de klacht van:
A., wonende in B., klaagster,
tegen
C., verpleegkundig specialist, destijds werkzaam in D.,
verweerster, hierna ook de verpleegkundig specialist,
gemachtigde: mr. C.J. van den Ham, werkzaam in Utrecht.
1. De zaak in het kort
1.1 Klaagster verwijt verweerster dat zij tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld
door op basis van onvolledige informatie de conclusie te trekken dat klaagsters borst
op korte termijn geamputeerd moest worden en zij klaagster geen uitleg heeft gegeven
over andere mogelijkheden, die er wel bleken te zijn. Klaagster beklaagt zich ook
over de wijze waarop verweerster haar te woord heeft gestaan.
1.2 Het college komt tot het oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is. ‘Kennelijk’
betekent dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk
is dat de klacht niet gegrond kan worden verklaard. Hierna licht het college toe hoe
het tot deze beslissing is gekomen.
2. De procedure
2.1 De procedure blijkt uit:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 4 september 2023;
- het verweerschrift met de bijlagen;
- het proces-verbaal van het mondelinge vooronderzoek, gehouden op 15 februari
2024;
- de e-mail van klaagster, binnengekomen op 6 maart 2024;
- de brief van de secretaris van 29 maart 2024 aan klaagster;
- de brief van klaagster, binnengekomen op 3 april 2024.
2.2 Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het
college de zaak beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij
aanwezig waren.
3. De feiten
3.1 Klaagster is in november 2018 in verband met een knobbel in de rechterborst
door de huisarts verwezen naar het ziekenhuis waar de verpleegkundig specialist destijds
werkzaam was.
3.2 De radioloog heeft op 27 november 2018 een echo gemaakt en een biopt genomen.
Hij heeft klaagster doorverwezen naar de poli chirurgie in verband met een verdachte
palpabele laesie craniaal in de rechterborst. Op 3 december 2018 is de situatie van
klaagster besproken in het multidisciplinaire overleg (MDO) van het mammateam. Op
4 december 2018 heeft de verpleegkundig specialist klaagster lichamelijk onderzocht
en de uitkomsten van het MDO met haar besproken. Het advies was om een MRI van de
borst te laten maken en voor 1 januari 2019 een behandeling te starten.
3.3 De MRI heeft op 7 december 2018 plaatsgevonden. De conclusie luidde (alle
citaten zijn inclusief typ- en spelfouten):
“BI-RADS-code VI, rechts retromamillair pathologisch aankleurende massa’s rechts,
gemeenschappelijke diameter 3,9 cm zonder aanwijzingen voor axillaire lymfadenopathie”
3.4 De uitkomsten van de onderzoeken zijn op 10 december 2018 besproken in het
MDO van het mammateam. Het MDO adviseerde amputatie van de borst met schildwachtklierprocedure.
In het medisch dossier is daarover onder meer genoteerd:
“(…)
Conclusie invasief lobulair carcinoom
Voorgesteld beleid operatief
Operatie (NBCA) ablatio en SWK-procedure
(…)
Beleid Voor 1 januari 2019”
3.5 De verpleegkundig specialist heeft de uitslagen op 14 december 2018 met klaagster
besproken. Zij heeft onder meer in het medisch dossier genoteerd:
“Anamnese Na MRI Schrikt van de uitslag Gaat vanmiddag alles met de huisarts
doorneme nen komt volgende week terug voor definitieve behandelplan
(…)
Conclusie invasief lobulair carcinoom rechts
Beleid Patiente werd op 10-12-2018 besproken in het mammateamoveerleg, waar een
ablatio met sentinel node procedure werd geadviseerd
Voor 1 januari 2019
Patiente heeft tijd nodig om na te denken voordat ze een besluit neemt Controle
[kliniek] 1 week
(…)”
3.6 Bij de verdere behandeling van klaagster is de verpleegkundig specialist niet
betrokken geweest.
4. De overwegingen van het college
De criteria voor de beoordeling
4.1 De vraag is of de verpleegkundig specialist de zorg heeft verleend die van
haar verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende
verpleegkundig specialist. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor
de verpleegkundig specialist geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden.
4.2 De klacht ziet op het consult dat klaagster op 14 december 2018 bij de verpleegkundig
specialist heeft gehad.
De wijze waarop de verpleegkundig specialist het gesprek heeft gevoerd
4.3 Klaagster stelt dat de verpleegkundig specialist volgens het protocol van
het ziekenhuis niet alleen het gesprek met klaagster en haar man had mogen voeren.
De verpleegkundig specialist betwist dat een tweede persoon bij het gesprek aanwezig
had moeten zijn en weet niet op welk protocol klaagster doelt.
4.4 Het college overweegt dat klaagster haar stelling dat de verpleegkundig specialist
het gesprek niet alleen had mogen voeren niet onderbouwd heeft. Zij heeft ook niet
duidelijk gemaakt op welk protocol zij doelt. Ook overigens heeft het college geen
aanknopingspunt voor het oordeel dat de verpleegkundig specialist niet bevoegd en
bekwaam zou zijn geweest om het gesprek zelfstandig met klaagster en haar echtgenoot
te voeren.
4.5 Over de manier waarop het gesprek tussen klaagster en de verpleegkundig specialist
verder is verlopen, kan het college niet oordelen. Klaagster en de verpleegkundig
specialist hebben daar ieder een andere herinnering aan en het college is natuurlijk
niet bij dat gesprek aanwezig geweest. Een tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen of
nalaten door de verpleegkundig specialist kan het college daarom niet vaststellen.
4.6 De klacht is kennelijk ongegrond, voor zover die ziet op de wijze waarop
de verpleegkundig specialist het gesprek van 14 december 2018 met klaagster heeft
gevoerd.
De inhoud van het consult van 14 december 2018
4.7 In het consult van 14 december 2018 heeft de verpleegkundig specialist de
conclusies uit het MDO van 10 december 2018 met klaagster besproken. Het advies van
het MDO was om de borst te amputeren met SWK-procedure. Een alternatieve behandeling
was in het MDO niet aan de orde geweest. Het was niet aan de verpleegkundig specialist
om klaagster iets anders te adviseren dan uit het MDO was gekomen en evenmin om –
zelfstandig – eventuele alternatieven voor te stellen. In het gesprek is aan de orde
geweest dat klaagster tijd nodig had om over het advies na te denken en dat zij voor
overleg contact zou opnemen met haar huisarts. De verpleegkundig specialist heeft
verder een afspraak met de chirurg voor klaagster ingepland, zodat zij de voorgestelde
behandeling ook met een medisch specialist kon bespreken. Naar het oordeel van het
college heeft de verpleegkundig specialist zorgvuldig gehandeld. De klacht is ook
kennelijk ongegrond, voor zover het de inhoud van het consult betreft.
5. De beslissing
De klacht is kennelijk ongegrond.
Deze beslissing is gegeven op 19 juni 2024 door I.M.E.A. van Eldonk voorzitter,
C.E.B. Driessen en G.J.T. Kooiman, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door
N.A.M. Sinjorgo, secretaris.
Secretaris w.g. voorzitter w.g.
Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld
bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg (CTG):
a. Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als
- het college u geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard, of
- de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.
Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring
kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.
b. Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.
c. Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.
U moet het beroepschrift richten aan het CTG, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg (RTG) te ‘s-Hertogenbosch. Het beroepschrift moet zijn ontvangen binnen zes weken nadat het RTG de beslissing aan u heeft verstuurd.
Vanwege mogelijke vertraging bij de bezorging van post, kunt u uw beroep ook per e-mail indienen. Dan weet u zeker dat het RTG uw beroep op tijd ontvangt. U stuurt dan binnen die zes weken uw e-mail naar TG-DenBosch@minvws.nl. U moet het originele beroepschrift nog wel per post nasturen.
U hoeft bij uw brief of e-mail niet meteen de reden(en) van uw beroep op te geven. U ontvangt van het CTG bericht over de extra tijd die u krijgt om die redenen later toe te sturen.
Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het CTG. U ontvangt hierover
bericht. Als u helemaal of voor een deel gelijk krijgt, ontvangt u het griffierecht
terug.