ECLI:NL:TGZCTG:2024:191 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2483

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2024:191
Datum uitspraak: 27-11-2024
Datum publicatie: 05-12-2024
Zaaknummer(s): C2024/2483
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen huisarts. Klager heeft zich met klachten bij de huisarts gemeld, eerst telefonisch en daarna op het spreekuur. Klager klaagt over de wijze waarop de huisarts hem heeft onderzocht en over de dosering van de antibiotica die de huisarts vervolgens heeft voorgeschreven. Klager verwijt de huisarts daarnaast dat zij niet heeft gereageerd op een e-mailbericht van hem. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het door klager ingestelde beroep tegen die beslissing.

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2024/2483 van:
A., wonende te B.,
appellant, klager in eerste aanleg,
tegen
C., huisarts, destijds werkzaam te B.,
verweerster in beide instanties,
gemachtigde: mr. M.H.M. Mook.

1. Verloop van de procedure
A. - hierna klager - heeft op 18 december 2023 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle tegen C. - hierna de huisarts - een klacht ingediend. Bij beslissing in raadkamer van 26 april 2024, onder nummer Z2023/6728, heeft dat College beslist dat de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond is. Klager is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De huisarts heeft een verweerschrift in beroep ingediend.
De zaak is in beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 27 november 2024, waar zijn verschenen klager en de huisarts, laatstgenoemde bijgestaan door mr. M.H.M. Mook. De zaak is over en weer toegelicht. Klager en mr. Mook hebben dat gedaan aan de hand van spreekaantekeningen die zij aan het Centraal Tuchtcollege hebben overgelegd.
Na afloop van de mondelinge behandeling op 27 november 2024 heeft het Centraal Tuchtcollege, na beraadslaging in raadkamer, in het openbaar mondeling uitspraak gedaan. Hetgeen hierna volgt is een schriftelijke uitwerking van die uitspraak.

2. Beslissing in eerste aanleg
Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.
“ 1. De zaak in het kort
1.1 Op 8 november 2023 heeft klager zich met malaiseklachten bij verweerster gemeld, eerst telefonisch en daarna op haar spreekuur. Verweerster was toen als waarnemend huisarts werkzaam bij Huisartsenpraktijk D. in B. Klager was niet tevreden over het consult en heeft dezelfde dag een klachtmail gestuurd. Volgens klager, die zelf medicus is geweest, heeft verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld.
1.2 Het college komt tot het oordeel dat de klacht ontvankelijk is, maar kennelijk ongegrond. ‘Kennelijk’ betekent dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk is dat de klacht niet gegrond kan worden verklaard. Hierna licht het college toe hoe het tot deze beslissing is gekomen.
2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift met de bijlage(n), ontvangen op 18 december 2023;
- het verweerschrift met de bijlage(n).
2.2 Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college de zaak beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig waren.
3. De klacht en de reactie van de huisarts
3.1 Klager verwijt de huisarts dat zij:
a) geen (zorgvuldige) anamnese heeft opgenomen, zowel niet over algemeen ziek zijn als over specifiek ziek zijn (longen);
b) een uiterst gebrekkige en onzorgvuldige diagnostiek van de thorax heeft uitgevoerd;
c) staand heeft geausculteerd, er ontbrak een kruk in de spreek-/onderzoekkamer die noodzakelijk is om de patiënt zittend te onderzoeken (ook noodzakelijk te gebruiken bij liggend onderzoek van de buik);
d) daardoor ook geen palpatie van bijvoorbeeld een supraclaviculaire lymfeklier heeft uitgevoerd; cave longcarcinoom;
e) onvoldoende dosering antibiotica heeft voorgeschreven;
f) niet op zijn e-mail heeft gereageerd;
g) niet het vermogen heeft om een collega medicus te behandelen;
h) onprofessioneel gedrag heeft getoond door een onjuiste diagnose voor te wenden om de therapie te legitimeren naar zowel zichzelf als naar de patiënt en dit te verstoppen achter een arrogante attitude.
3.2 De huisarts heeft het college verzocht de klacht in al haar onderdelen als (kennelijk) ongegrond af te wijzen.
3.3 Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.
4. De overwegingen van het college
De criteria voor de beoordeling
4.1 De vraag is of de huisarts de zorg heeft verleend die van haar verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende huisarts. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de huisarts geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden. Daarbij is niet de vraag of het handelen ook beter had gekund maar of het aan de basisnormen voldoet, gelet op de informatie die verweerster op het moment van handelen ter beschikking stond of die zij op dat moment had kunnen en behoren uit te vragen.
4.2 Het college oordeelt dat de huisarts niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Daartoe overweegt zij als volgt.
Klachtonderdelen a) t/m e): het consult
4.3 Ten aanzien van de klachtonderdelen a) t/m e), die zich voor een gezamelijke behandeling lenen, is het college van oordeel dat verweerster op basis van de anamnese en het (lichamelijk) onderzoek van klager de diagnose longontsteking (pneumonie) heeft kunnen stellen en dat zij daarbij overeenkomstig de NHG Standaard Acuut hoesten heeft gehandeld. De wijze waarop verweerster het onderzoek heeft uitgevoerd en de antibioticakuur (Amoxicilline 3 dd 500 mg gedurende 5 dagen) die zij als beleid vervolgens heeft voorgeschreven zijn conform deze richtlijn. Verweerster heeft met betrekking tot deze kuur terecht in het medisch dossier genoteerd dat “dit is op basis van de wetenschap waarbij het streven is zo kort mogelijk en zo min mogelijk maar wel werkzaam”. Er was geen verdenking van een longcarcinoom. Het voorgaande betekent dat de klachtonderdelen a) t/m e) ongegrond zijn.
Klachtonderdeel f): geen respons op e-mail
4.4 Verweerster heeft erkend dat zij niet op de klachtmail van klager heeft gereageerd. Daarbij wijst zij erop dat het achteraf beter was geweest om een ontvangstbevestiging te sturen met daarin de mededeling dat de klacht ter behandeling is doorgezonden aan de (toekomstige) praktijkhouder. Volgens verweerster is dit in het team besproken en hieruit lering getrokken. Hoewel de ontvangst van de klacht niet aan klager bevestigd is, leidt dit enkele gegeven niet tot een gegrond tuchtrechtelijk verwijt. Daarvoor zijn bijkomende omstandigheden nodig en die zijn niet gesteld en evenmin gebleken. Daarbij betrekt het college dat klager op 24 januari 2024 een gesprek op de praktijk heeft gehad waarbij de aanwezigheid van verweerster door hem niet werd gewenst. Klachtonderdeel f) is daarom ongegrond.
Klachtonderdelen g) en h): onprofessioneel gedrag
4.5 Zoals het college hiervoor heeft overwogen, heeft verweerster overeenkomstig de NHG Standaard Acuut hoesten gehandeld. Van een onjuiste diagnose is geen sprake geweest. Voorts heeft verweerster conform de wens van klager een antibioticakuur voorgeschreven. Het verwijt dat verweerster incapabel was en/of zich onprofessioneel heeft gedragen, treft daarom geen doel. Klachtonderdelen g) en h) zijn ongegrond.
Slotsom
4.6 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat alle onderdelen van de klacht kennelijk ongegrond zijn.”.

3. Vaststaande feiten en omstandigheden
Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals deze zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en hiervoor onder “1. De zaak in het kort” zijn weergegeven.

4. Beoordeling van het beroep
Procedure
4.1 Klager stelt dat zijn klacht alsnog gegrond moet worden verklaard en dat aan de huisarts een passende maatregel moet worden opgelegd.
4.2 De huisarts kan zich vinden in de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege en stelt zich op het standpunt dat het beroep van klager moet worden verworpen.
4.3 Het Centraal Tuchtcollege heeft kennisgenomen van de inhoud van de aan het Regionaal Tuchtcollege voorgelegde klacht en het debat dat partijen daarover schriftelijk bij dat tuchtcollege hebben gevoerd. Het door het Regionaal Tuchtcollege opgebouwde zaaksdossier is aan het Centraal Tuchtcollege gestuurd. In beroep hebben partijen het debat schriftelijk nog een keer gevoerd. Daarbij heeft ieder van hen standpunten ingenomen over de door het Regionaal Tuchtcollege vastgestelde feiten en de door dat college gegeven beschouwingen en beslissingen. Tijdens de mondelinge behandeling op 27 november 2024 is dat debat voortgezet.
Beoordeling
4.4 De bespreking van de zaak in raadkamer na de mondelinge behandeling in beroep heeft het Centraal Tuchtcollege niet geleid tot het vaststellen van andere feiten of tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege. Het Centraal Tuchtcollege kan zich geheel vinden in de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege, Dit betekent dat de klacht van klager ongegrond is en dat het beroep zal worden verworpen.

5. Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: C.H.M. van Altena, voorzitter,
B.J.M. Frederiks en H.M. Wattendorff, leden juristen en T.C. Nieboer en M.G.M. Smid-Oostendorp, leden beroepsgenoten en bijgestaan door N. Germeraad-van der Velden, secretaris.
Uitgesproken ter openbare zitting van 27 november 2024.
Voorzitter w.g. Secretaris w.g.