ECLI:NL:TGZCTG:2024:159 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2402
ECLI: | ECLI:NL:TGZCTG:2024:159 |
---|---|
Datum uitspraak: | 03-09-2024 |
Datum publicatie: | 25-10-2024 |
Zaaknummer(s): | C2024/2402 |
Onderwerp: | Overige klachten |
Beslissingen: | Niet-ontvankelijk |
Inhoudsindicatie: | In eerste aanleg heeft een BIG-geregistreerde tandarts (1) namens een patiënt (2) een klacht ingediend tegen een geregistreerd-mondhygiëniste. Er is sprake van een conflict tussen twee gebruikers van het hetzelfde pand. De gebruikers zijn allebei zorgverlener. Het verwijt van de tandarts aan het adres van de geregistreerd-mondhygiëniste is dat zij de gemeenschappelijke thermostaat op 20 graden Celsius heeft gezet of laten staan waardoor de temperatuur in de praktijk van de tandarts (1) oploopt tot ongeveer 35 graden Celsius. Het Regionaal Tuchtcollege heeft klager kennelijk niet-ontvankelijk verklaard in deze klacht. Het Centraal Tuchtcollege heeft appellant eveneens niet-ontvankelijk verklaard. Ten eerste omdat in beroep niet is gebleken dat de tandarts (1) namens de patiënt (2) in beroep is gekomen nu ondanks meerdere verzoeken geen ondertekende machtiging is overgelegd. Ten tweede is de eerste noch de tweede tuchtnorm van toepassing op de verweten gedraging. Tot slot overweegt het Centraal Tuchtcollege dat de geregistreerd-mondhygiënist als experimenteerberoep tijdelijk is opgenomen in het BIG-register en het tuchtrecht alleen van toepassing is op drie voorbehouden handelingen waarop deze klacht evident niet ziet. |
D E V O O R Z I T T E R V A N H E T C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2024/2402 van:
A., wonende te B.,
appellant, klager in eerste aanleg,
gemachtigde: C., wonende te D.
tegen
E., geregistreerd-mondhygiënist,
werkzaam te B.,
verweerster in beide instanties,
gemachtigde: mr. H.B.M. Vrieling, werkzaam te Utrecht.
1. Verloop van de procedure
De heer C. heeft op 20 december 2023 namens de heer A. bij het Regionaal Tuchtcollege
te Amsterdam tegen mevrouw E. een klacht ingediend. Bij beslissing van 12 februari
2024, onder nummer A2023/6747 heeft de voorzitter van dat College klager(s) kennelijk
niet-ontvankelijk verklaard in de klacht.
Op 21 maart 2024 heeft de heer C., namens appellant, tijdig beroep ingesteld.
2. Ontvankelijkheid van het beroep
2.1 In het beroepschrift van 21 maart 2024 schrijft de heer C. dat de heer A.
in beroep gaat tegen de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege. De heer C. merkt
zichzelf aan als gemachtigde. Het Centraal Tuchtcollege heeft de heer A. derhalve
aangemerkt als appellant.
2.2 Volgens artikel 73 leden 1 en 2 Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg
(Wet BIG) in samenhang gezien met artikel 19 lid 2 van het Tuchtrechtbesluit BIG,
kan een klager zich in beroep laten vertegenwoordigen door een gemachtigde die namens
hem beroep kan instellen. Deze gemachtigde moet, desgevraagd, zijn bevoegdheid aantonen
door het overleggen van een schriftelijke volmacht.
2.3 Op 17 juni 2024 heeft het Centraal Tuchtcollege de heer C. een brief gestuurd
waarin wordt verzocht om een met pen ondertekend exemplaar van het beroepschrift en
het aanvullend beroepschrift op te sturen. Tevens heeft het Centraal Tuchtcollege
de heer C. verzocht een machtigingsformulier op te sturen waaruit blijkt dat de heer
A. de heer C. heeft gemachtigd om namens hem beroep in te stellen en om namens hem
de correspondentie met het Centraal Tuchtcollege te voeren. Op 20 juni 2024 heeft
het Centraal Tuchtcollege een door de heer C. ondertekende versie van de gronden van
beroep ontvangen.
2.4 Bij brief van 24 juni 2024 heeft het Centraal Tuchtcollege de heer C. nogmaals gevraagd een machtigingsformulier op te sturen waaruit blijkt dat de heer A. de heer C. heeft gemachtigd om namens hem beroep in te stellen en om namens hem de correspondentie met het Centraal Tuchtcollege te voeren. In reactie hierop heeft het Centraal Tuchtcollege op 28 juni 2024 een e-mail van de heer C. met drie foto’s van de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege van 12 februari 2024 ontvangen.
2.5 Vervolgens heeft het Centraal Tuchtcollege de heer C. een derde keer gevraagd een machtigingsformulier op te sturen. Hierbij heeft het Centraal Tuchtcollege nadrukkelijk aangegeven dat de machtiging noodzakelijk is omdat de heer A. – conform de bewoordingen in het beroepschrift – wordt aangemerkt als degene die in beroep komt. In reactie hierop heeft het Centraal Tuchtcollege van de heer C. een kopie van de brief van 13 december 2023 van de heer A. ontvangen waarin hij de heer C. machtigt de klacht aanhangig te maken bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam.
2.6 Het Centraal Tuchtcollege concludeert dat er ondanks meerdere verzoeken
geen machtiging is overgelegd waaruit blijkt dat de heer A. de heer C. heeft gemachtigd
om namens hem beroep in te stellen. De brief van 13 december 2023 is daartoe onvoldoende,
omdat deze expliciet ziet op de procedure bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam.
Gelet hierop kan niet worden vastgesteld dat de heer A. beroep heeft willen instellen
en is de conclusie dat het beroep alleen al hierom niet‑ontvankelijk verklaard moet
worden.
2.7 Verder overweegt het Centraal Tuchtcollege nog het volgende. Zoals ook
de voorzitter van het Regionaal Tuchtcollege heeft overwogen, staat het vast dat er
geen sprake is van een behandelrelatie tussen appellant en verweerster en dat verweerster
niet bij de zorg aan appellant betrokken was. De voorzitter van het Regionaal Tuchtcollege
heeft dan ook terecht geconcludeerd dat de eerste tuchtnorm niet van toepassing is
op deze klacht. Evenmin kan naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege gesteld
worden dat de verweten gedraging (bediening van de thermosstaat) zijn weerslag heeft
op de individuele gezondheidszorg. Het Centraal Tuchtcollege is daarom met de voorzitter
van het Regionaal Tuchtcollege van oordeel dat ook de tweede tuchtnorm niet van toepassing
is op de verweten gedraging. Ook hierom is appellant niet-ontvankelijk in het beroep.
2.8 Tot slot overweegt het Centraal Tuchtcollege nog het volgende. Sinds 1 juli
2020 is de geregistreerd-mondhygiënist als experimenteerberoep tijdelijk opgenomen
in het BIG-register. Het experiment houdt in dat mondhygiënisten die voldoen aan de
daaraan te stellen opleidingseisen zonder tussenkomst van een tandarts bepaalde voorbehouden
handelingen mogen verrichten. Het gaat daarbij om het prepareren van primaire caviteiten,
toedienen van verdovingen en het maken van röntgenfoto’s. Deze tijdelijke toekenning
is gebaseerd op artikel 36a van de wet BIG.
2.9 Verweerster is als geregistreerd-mondhygiëniste opgenomen in het BIG-register
en hiermee onderworpen aan het tuchtrecht, maar dan alleen ten aanzien van de hiervoor
genoemde drie voorbehouden handelingen. De klacht, zoals geformuleerd bij het Regionaal
Tuchtcollege te Amsterdam en is herhaald in het beroepschrift, ziet op de bediening
van de thermostaat door verweerster in het pand waar zij en de heer C. beiden werkzaam
zijn en de invloed die dit heeft op de temperatuur in de werkruimte van de heer C..
Het Centraal Tuchtcollege overweegt dat deze klacht evident niet ziet op de drie genoemde
voorbehouden handelingen. Ook om deze reden dient het beroep niet‑ontvankelijk verklaard
te worden. Het tuchtrecht voor de gezondheidszorg biedt geen aanknopingspunten om
dit type geschilpunten in het kader van het tuchtrecht aan de orde te stellen.
2.10 Gelet op wat hiervoor is overwogen zal de voorzitter van het Centraal Tuchtcollege
appellant niet-ontvankelijk verklaren in het beroep als bedoeld in artikel 73a Wet
BIG.
3. Beslissing
De voorzitter van het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verklaart appellant niet-ontvankelijk
in het beroep.
Aldus gewezen op 3 september 2024 en ondertekend door mr. Z.J. Oosting, voorzitter, bijgestaan door C.J.M. Manders, secretaris.
Voorzitter w.g.
Secretaris w.g.