ECLI:NL:TGDKG:2024:70 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/730911 DW RK 23/84

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2024:70
Datum uitspraak: 28-06-2024
Datum publicatie: 11-07-2024
Zaaknummer(s): C/13/730911 DW RK 23/84
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht over een zitting in een civiele procedure, die de gerechtsdeurwaarder niet heeft ingetrokken na een (deel)betaling door klager. Klager vindt dat de gerechtsdeurwaarder niet duidelijk heeft gecommuniceerd over openstaande bedragen en verwijt hem ook persoonsgegevens op te slaan en gevoelige gegevens te delen met derden. Ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 28 juni 2024 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/730911 DW RK 23/84 MdV/JD ingesteld door:

[],

wonende te [],

klager,

tegen:

[],

gerechtsdeurwaarder te Rotterdam,

beklaagde,

gemachtigde: [].

1. Ontstaan en loop van de procedure

Bij brief met bijlagen, ingekomen op 13 maart 2023, heeft klager een klacht ingediend tegen het kantoor van beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift met bijlagen, ingekomen op 2 mei 2023, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 8 mei 2024 alwaar klager en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. De uitspraak is aangehouden tot vandaag.

2. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

  • Bij exploot van dagvaarding van 22 juli 2021 is klager gedagvaard om op 24 augustus 2021 te verschijnen op een terechtzitting van de rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Leeuwarden. Aan de dagvaarding is gehecht een specificatie van het gevorderde bedrag van € 1.633,68.
  • Op 23 augustus 2021 heeft de gerechtsdeurwaarder een betaling van € 1.055,51 van klager ontvangen.
  • Bij vonnis van 7 september 2021 is klager bij verstek veroordeeld.
  • Bij exploot van 4 oktober 2021 is het verstekvonnis aan klager betekend.
  • Op 20 oktober 2021 heeft de gerechtsdeurwaarder een betaalverzoek gedaan aan klager op het e-mailadres []@hotmail.com om het openstaande bedrag (á €1.317,80) uiterlijk op 25 oktober 2021 te voldoen.
  • Op 6 februari 2023 is er telefonisch contact geweest tussen klager en de gerechtsdeurwaarder. Op dezelfde dag heeft de vriendin van klager betalingsbewijzen gestuurd van huurbetalingen en verzocht om bevestiging dat de gehele schuld is voldaan.
  • Bij e-mail van 17 februari 2023 heeft de gerechtsdeurwaarder, via het e-mailadres van de vriendin van klager, uitleg gegeven over de openstaande vordering.
  • Tussen 27 februari en 6 maart 2023 is tussen de vriendin van klager en de gerechtsdeurwaarder gecorrespondeerd over de door klager betwiste openstaande vordering.

3. De klacht

Klager beklaagt zich – naar de kamer begrijpt – er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder:

  1. kosten op klager heeft verhaald die zijn ontstaan door een fout van de gerechtsdeurwaarder;
  2. anderhalf jaar voorbij heeft laten gaan totdat het hem opvalt dat er nog een bedrag open staat en dit vervolgens gaat vorderen;
  3. niet duidelijk communiceert over betalingen en openstaande bedragen;
  4. gevoelige informatie deelt met derden;
  5. persoonsgegevens opslaat zonder toestemming.

4. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

5. De beoordeling van de klacht

5.1 Gerechtsdeurwaarders zijn aan tuchtrechtspraak onderworpen voor handelen of nalaten in strijd met de Gerechtsdeurwaarderswet en voor handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Dit is bepaald in artikel 34 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet (Gdw).

5.2 Klager heeft de tuchtklacht ingediend tegen het kantoor van de gerechtsdeurwaarder. Een gerechtsdeurwaarderskantoor kan echter als zodanig niet worden aangemerkt als beklaagde. Bij klachten tegen een samenwerkingsverband dient de tuchtrechter zelf te onderzoeken tegen welke gerechtsdeurwaarder(s) van het samenwerkingsverband de klacht zich richt (ECLI:NL:GHAMS:2014:3696). De in de aanhef genoemde gerechts­deur­­waarder wordt als beklaagde aangemerkt, omdat hij als gerechtsdeurwaarder eindverantwoordelijk is voor de dossierbehandeling. In deze beslissing wordt beoordeeld of de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijt treft in de zin van artikel 34 lid 1 Gdw.

5.3 Ten aanzien van klachtonderdeel a overweegt de kamer als volgt. De gerechtsdeurwaarder heeft aan de dagvaarding van 22 juli 2021 diverse producties en stukken toegevoegd, waaronder een specificatie van de totale openstaande som van € 1.633,68. Hierbij is klager geïnformeerd dat, als hij een gerechtelijke procedure wil voorkomen, hij ervoor dient zorg te dragen dat dit bedrag uiterlijk drie dagen voor de zitting (van 24 augustus 2021) op de rekening van de gerechtsdeurwaarder staat. Klager heeft vervolgens één dag voor de zitting een bedrag van € 1.055,51 betaald. Dit betreft de gevorderde hoofdsom, maar niet het volledige gevorderde bedrag, inclusief kosten. Dat de gerechtsdeurwaarder de procedure bij de rechtbank niet heeft ingetrokken is daarmee niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Het standpunt van klager dat hij met deze betaling een telefonisch gemaakte afspraak met de gerechtsdeurwaarder is nagekomen, wordt gepasseerd. Dat telefonisch zou zijn afgesproken dat betaling van de hoofdsom voldoende zou zijn om de gerechtelijke procedure in te trekken, heeft de gerechtsdeurwaarder weersproken, staat haaks op de aanzegging tot betaling in de dagvaarding, en blijkt verder ook nergens uit. Dat door de gerechtelijke procedure nieuwe kosten zijn ontstaan, komt dan ook voor rekening van klager. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is niet gebleken.

5.4 Ten aanzien van klachtonderdeel b overweegt de kamer als volgt. De gerechtsdeurwaarder heeft ter zitting toegelicht dat na het (verstek)vonnis van

7 september 2021, betalingen van de lopende huur achterbleven. De gerechtsdeurwaarder heeft betalingen van klager steeds in mindering gebracht op de meest recent verschuldigde huurtermijnen in plaats van op het openstaande bedrag uit hoofde van het verstekvonnis. Hij heeft toegelicht dat een huurachterstand tot ontruiming kan leiden, zodat deze handelwijze in het belang van klager was. Dat neemt niet weg dat de schuld uit hoofde van het verstekvonnis bleef bestaan en dat het aan klager was om deze te voldoen. Dat de gerechtsdeurwaarder deze schuld anderhalf jaar lang niet zou zijn opgevallen is, met deze nadere uitleg van de gerechtsdeurwaarder, niet gebleken. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is op dit onderdeel niet gebleken.

5.5 Ten aanzien van klachtonderdeel c overweegt de kamer dat uit het dossier blijkt dat de gerechtsdeurwaarder in e-mailberichten en exploten duidelijk is geweest over openstaande bedragen. Klager heeft niet concreet gemaakt wanneer en op welk onderdeel de gerechtsdeurwaarder onduidelijk is geweest. Op dit onderdeel kan tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen dan ook niet worden vastgesteld.

5.6 Ten aanzien van klachtonderdeel d overweegt de kamer als volgt. Partijen hebben beiden verklaard dat zij elkaar telefonisch hebben gesproken op 6 februari 2023. Dezelfde dag zijn stukken gemaild vanaf het e-mailadres van de vriendin van klager. Vaststaat dat deze e-mail ook klager heeft bereikt (als bcc-geadresseerde van deze e-mail), nu hij deze e-mail zelf in deze procedure heeft overgelegd. In de e-mail staat (voor zover hier van belang):

“(…)
mijn vriend (…) heeft vanmiddag met een medewerker getelefoneerd. Er werd tegen hem aangegeven dat u geen betaling heeft ontvangen voor huur februari april, mei 2022.

Wij weerspreken hiermee deze bewering.
(…)”

5.7 Naar het oordeel van de kamer had de gerechtsdeurwaarder onder deze omstandigheden voldoende aanknopingspunten om ervan uit te mogen gaan dat klager van deze e-mail op de hoogte was en het eens was met de inhoud. Voor zover dit anders was (hetgeen klager overigens niet heeft aangevoerd) had het op de weg van klager gelegen om dat op dat moment kenbaar te maken aan de gerechtsdeurwaarder. Nu niet is gesteld noch is gebleken dat de vriendin van klager iets heeft gemaild waar klager het niet mee eens is en ook anderszins niet is gebleken dat klager is benadeeld door deze (pragmatische) handelwijze van de gerechtsdeurwaarder, is naar het oordeel van de kamer geen sprake van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen.

5.8 Ten aanzien van klachtonderdeel e overweegt de kamer dat, voor zover klager zich op het standpunt stelt dat de gerechtsdeurwaarder in strijd heeft gehandeld met de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG), het aan klager is om dat aannemelijk te maken. De enkele stelling dat de gerechtsdeurwaarder zonder toestemming persoonsgegevens opslaat, is daarvoor onvoldoende, alleen al omdat – naast toestemming – ook andere gronden bestaan voor rechtmatige verwerking. Op dit onderdeel kan tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen dan ook niet worden vastgesteld, nog daargelaten dat de kamer niet de instantie is om over vermeende schendingen van de AVG te beslissen.

5.9 Dit alles leidt tot de volgende beslissing.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gegeven door mr. W.M. de Vries, voorzitter, mr. M.C.M. Hamer en mr. J.M. Wisseborn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 juni 2024, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.