ECLI:NL:TGDKG:2024:7 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/719419 / DW RK 22/247 MK/RH
ECLI: | ECLI:NL:TGDKG:2024:7 |
---|---|
Datum uitspraak: | 12-01-2024 |
Datum publicatie: | 19-02-2024 |
Zaaknummer(s): | C/13/719419 / DW RK 22/247 MK/RH |
Onderwerp: | Ambtshandelingen (art. 2 Gdw) |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Op 15 juni 2022 heeft de gerechtsdeurwaarder het op 12 mei 2022 gelegde beslag betekend. Dit is te laat gelet op het bepaalde in artikel 475i Rv. De gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder heeft ter zitting toegelicht dat de gerechtsdeurwaarder op vrijdag 20 mei 2022 ter plekke heeft geconstateerd dat de woning van klagers leeg stond. Na een nieuwe raadpleging van de BRP bleek dat klagers op 10 mei 2022 waren verhuisd. In plaats van op de maandag daarna het exploot te betekenen op het nieuwe adres van klagers is daarmee gewacht tot 15 juni 2022. Vastgesteld moet dan ook worden dat het beslag te laat is betekend. Maatregel van waarschuwing opgelegd. |
KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM
Beslissing van 12 januari 2024 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/719419 / DW RK 22/247 MK/RH ingesteld door:
1. [..] (klager)
en
2. [..] (klaagster),
wonende te [..],
klagers,
tegen:
[..],
gerechtsdeurwaarder te [..],
beklaagde,
gemachtigde: [..].
Ontstaan en loop van de procedure
Bij brief met bijlagen, ingekomen op 29 juni 2022, hebben klagers een klacht ingediend tegen het kantoor van beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Daarna hebben klagers op verschillende momenten nadere stukken ingediend (waaronder vertalingen en kopieën van eerdere stukken) ter onderbouwing van de klacht. Deze stukken bevinden zich in het dossier. Bij verweerschrift met bijlagen, ingekomen op 12 september 2022, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 1 december 2023 waar klagers en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. De uitspraak is bepaald op 12 januari 2024.
1. De feiten
Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:
- bij brief van 24 februari 2016 heeft klager een klacht ingediend tegen het kantoor van de gerechtsdeurwaarder. De voorzitter heeft bij beslissing van 30 augustus 2016 de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen (zaaknummer C/13/604192 DW RK 16/217). De kamer heeft het verzet tegen de beslissing van de voorzitter op 6 juni 2017 ongegrond verklaard (zaaknummer C/13/615095 / DW RK 16/1006);
- bij brief van 10 juni 2016 heeft klaagster een klacht ingediend tegen het kantoor van de gerechtsdeurwaarder. De voorzitter heeft bij beslissing van 30 augustus 2016 de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen (zaaknummer C/13/609693 DW RK 16/592). De kamer heeft het verzet tegen de beslissing van de voorzitter op 6 juni 2017 ongegrond verklaard (zaaknummer C/13/615092 / DW RK 16/1005);
- bij exploot van 12 mei 2022 is beslag gelegd onder de Sociale Verzekeringsbank op de AOW uitkering van klaagster;
- bij exploot van 15 juni 2022 heeft een gerechtsdeurwaarder het beslag op het inkomen betekend aan klaagster.
2. De klacht
Klagers verwijten de gerechtsdeurwaarder – samengevat – het volgende.
a. De gerechtsdeurwaarder heeft klagers (in 2016 en 2022) gechanteerd tot het accepteren van het in te houden bedrag, zonder een vorm van legaliteit en zonder daar vooraf een berekening van te maken.
b. De gerechtsdeurwaarder maakt misbruik van zijn bevoegdheid.
c. De gerechtsdeurwaarder houdt ten onrechte het vakantiegeld en de eindejaarsuitkering in.
d. De gerechtsdeurwaarder heeft de maandelijkse inhouding op het pensioen van klaagster vier maal verhoogd, in plaats van te verlagen.
e. De gerechtsdeurwaarder heeft het beslag een maand later, op 15 juni 2022 betekend en niet voorafgaand aan het beslag.
f. De gerechtsdeurwaarder heeft het dossier van de SNS Bank geaccepteerd. GGN heeft het dossier juist teruggeven aan SNS Bank vanwege corruptie van SNS Bank afdeling hypotheken.
3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder
De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.
4. De beoordeling van de klacht
4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet (hierna Gdw) zijn gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk handelend gerechtsdeurwaarder betaamt. Klachten kunnen niet worden gericht tegen een gerechtsdeurwaarderskantoor. In het verweer heeft bovengenoemde gerechtsdeurwaarder zich opgeworpen als beklaagde. Hiermee is in de aanhef van de beslissing rekening gehouden. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gdw.
4.2 Ten aanzien van klachtonderdelen a. c. en d. wordt als volgt overwogen. Ten aanzien van het onderdeel van de klacht dat ziet op gedragingen van de gerechtsdeurwaarder in 2016 geldt het volgende. In artikel 37 lid 2 van de Gdw is het volgende bepaald: indien de klacht wordt ingediend na verloop van drie jaren na de dag waarop de klager heeft kennisgenomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten van de gerechtsdeurwaarder waarop de klacht betrekking heeft, wordt de klacht niet-ontvankelijk verklaard. De beslissing tot niet-ontvankelijkverklaring blijft achterwege indien de gevolgen van het handelen of nalaten redelijkerwijs pas nadien bekend zijn geworden. In dat geval verloopt de termijn voor het indienen van een klacht een jaar na de datum waarop de gevolgen redelijkerwijs als bekend geworden zijn aan te merken. Dit laatste is niet op de klacht van klagers van toepassing. Dit betekent dat voor zover de klachten gaan over gebeurtenissen van meer dan drie jaar geleden de klachten niet ontvankelijk zijn.
4.3 Gebleken is het volgende. De gerechtsdeurwaarder heeft de opdracht om de vordering te incasseren in 2015 ontvangen en loonbeslag gelegd. De inhoudingen zijn toen beperkt tot € 150 per maand, daarnaast werd het vakantiegeld en de eindejaarsuitkering ingehouden. Omdat een andere gerechtsdeurwaarder tevens beslag had gelegd op het salaris van klaagster zijn de inhoudingen tijdelijk verhoogd. Vanaf april 2019 werden de maandelijkse inhoudingen beperkt tot € 200 (en het vakantiegeld en de eindejaarsuitkering). Na september 2021 stopten de inhoudingen omdat klaagster de pensioengerechtigde leeftijd had bereikt. Omdat klaagster weer in dienst is getreden werd op 12 mei 2022 beslag gelegd onder de SVB op de AOW uitkering van klaagster. Omdat de beslagvrije voet destijds op nihil was vastgesteld, viel de gehele AOW uitkering onder het beslag. SNS Bank heeft geen toestemming gegeven het beslag weer te beperken. Volgens de gerechtsdeurwaarder is de beslagvrije voet aangepast in februari en juli 2023. Thans wordt € 180,61 per maand ingehouden.
4.4 Deze (tuchtrechtelijke) procedure leent zich niet voor het vaststellen van een beslagvrije voet. Een oordeel daarover is voorbehouden aan de civiele rechter. Wel is aan de orde in deze procedure of de gerechtsdeurwaarder rondom het vaststellen van een beslagvrije voet en de communicatie daarover gehandeld heeft zoals je van een gerechtsdeurwaarder mag verwachten. De gerechtsdeurwaarder heeft toegelicht dat hij de beslagvrije voet conform de wettelijke regeling heeft berekend en toegepast. Klagers hebben niet aannemelijk gemaakt dat dit anders is. Tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen kan dan ook ten aanzien van deze klachtonderdelen niet worden vastgesteld.
4.5 Ten aanzien van klachtonderdeel b. geldt dat klagers hun stelling niet nader hebben onderbouwd en dat daarmee onvoldoende grond bestaat om tuchtrechtelijk laakbaar handelen van de gerechtsdeurwaarder vast te stellen. Klagers volstaan met algemeenheden zonder nadere toelichting of onderbouwing. Dit geldt eveneens voor de stelling van klagers dat de gerechtsdeurwaarder klagers heeft gechanteerd (klachtonderdeel a.).
4.6 Ten aanzien van klachtonderdeel e. wordt het volgende overwogen. Op 15 juni 2022 heeft de gerechtsdeurwaarder het op 12 mei 2022 gelegde beslag aan klaagster betekend. Ingevolge het bepaalde in artikel 475i van het Wetboek van Burgerlijk Rechtsvordering dient een gelegd beslag binnen acht dagen het beslagexploot aan de geëxecuteerde (klaagster) te worden betekend. De gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder heeft ter zitting toegelicht dat de gerechtsdeurwaarder op vrijdag 20 mei 2022 ter plekke heeft geconstateerd dat de woning van klagers leeg stond. Na een nieuwe raadpleging van de Basisregistratie Personen (BRP) bleek dat klagers op 10 mei 2022 waren verhuisd. In plaats van op de maandag daarna het exploot te betekenen op het nieuwe adres van klagers is daarmee gewacht tot 15 juni 2022. Vastgesteld moet dan ook worden dat het beslag te laat aan klaagster is betekend. Dit klachtonderdeel is daarom terecht voorgesteld.
4.7 Ten aanzien van klachtonderdeel f. wordt vastgesteld dat dit onderdeel te laat
is ingediend gelet op het bepaalde in artikel 37 lid 2 van de Gdw. Daarnaast is dit
klachtonderdeel reeds aan de orde gekomen in klagers eerdere klacht die kennelijk
ongegrond werd verklaard en waartegen het verzet (zaaknummer C/13/615095 / DW RK 16/1006)
eveneens ongegrond is verklaard.
4.8 Omdat klachtonderdeel e. gegrond is zal aan de gerechtsdeurwaarder de maatregel van waarschuwing worden opgelegd. Bij die stand van zaken ziet de kamer geen aanleiding om de gerechtsdeurwaarder te veroordelen in de kosten van de procedure. Omdat de klacht deels gegrond is, dient de gerechtsdeurwaarder wel aan klagers het betaalde griffierecht te vergoeden, alsmede de door klagers gemaakte (forfaitair vast te stellen) kosten.
BESLISSING
De kamer voor gerechtsdeurwaarders:
- verklaart de klachtonderdeel e. gegrond;
- verklaart klachtonderdelen a. (gedeeltelijk), c., d. en f. niet ontvankelijk;
- verklaart de overige klachtonderdelen ongegrond;
- legt aan de gerechtsdeurwaarder de maatregel van waarschuwing op;
- veroordeelt de gerechtsdeurwaarder in de proceskosten van klagers, te begroten op € 100,00, te betalen nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden;
- veroordeelt de gerechtsdeurwaarder tot betaling aan klagers van het door hen betaalde griffierecht van € 50,00, nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden.
Aldus gegeven door mr. mr. M.L.S. Kalff, plaatsvervangend-voorzitter, mr. S.N. Schipper en mr. J.M. Wisseborn, leden, uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 januari 2024, in tegenwoordigheid van de secretaris.
Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.