ECLI:NL:TGDKG:2024:67 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/741653 / DW RK 23/390

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2024:67
Datum uitspraak: 28-06-2024
Datum publicatie: 11-07-2024
Zaaknummer(s): C/13/741653 / DW RK 23/390
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. Niet-ontvankelijk: over beklaagde handelen is reeds door de kamer geoordeeld. Een arrest van het Gerechtshof is geen nieuw feit die maakt dat de kamer opnieuw aan toetsing van het beklaagde handelen toekomt.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 28 juni 2024 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 24 oktober 2023 met zaaknummer C/13/730272 / DW RK 23/61 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/741653 / DW RK 23/390 MdV/JD ingesteld door:

[], in zijn hoedanigheid als bestuurder van ABC Wonen B.V.,

gevestigd te Wanssum,

klager,

tegen:

[],

gerechtsdeurwaarder te Nijmegen,

beklaagde,

gemachtigde: [].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief met bijlagen, ingekomen op 24 februari 2023, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 29 maart 2023, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd.

Bij beslissing van 24 oktober 2023 heeft de voorzitter de klacht niet-ontvankelijk verklaard. Een afschrift van de beslissing van de voorzitter is bij brief van 26 oktober 2023 aan klager toegezonden. Bij e-mail van 1 november 2023 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 8 mei 2024 alwaar klager en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. De uitspraak is aangehouden tot vandaag.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. Feiten en omstandigheden

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-          De gerechtsdeurwaarder is belast geweest met de executie van een ten laste van klager bij voorraad uitvoerbare executoriale titel.

-          Bij beslissing van 4 augustus 2015, geregistreerd onder nummer 15.2015, is een eerdere klacht gericht tegen de gerechtsdeurwaarder als kennelijk ongegrond afgewezen. Het daartegen ingediende verzet, geregistreerd onder nummer 749.2015, is bij beslissing van 15 december 2015 ongegrond verklaard.

4. De oorspronkelijke klacht

Klager stelt zich op het standpunt dat de gerechtsdeurwaarder geld moet terugbetalen aan klager. Inmiddels is vast komen te staan dat klager is opgelicht en dat de gerechtsdeurwaarder geld heeft aangenomen dat afkomstig is uit een misdrijf (schuldheling).

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.1 De voorzitter overweegt dat aan de thans geformuleerde klacht hetzelfde feitencomplex ten grondslag ligt, als aan de klacht die in de eerdere procedure (zoals in deze beslissing vermeld onder de feiten) aan de orde is gesteld. Nu klager geen (nieuwe) feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die maken dat deze klacht inhoudelijk een andere beoordeling behoeft is de klacht reeds hierom niet-ontvankelijk. De verwijzing van klager naar het arrest van het gerechtshof te Den Bosch van 1 december 2020 maakt het niet anders, nu hieruit niet kan worden afgeleid dat de gerechtsdeurwaarder kan worden verweten dat hij destijds onjuist zou hebben gehandeld.

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als niet-ontvankelijk afgewezen.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager (samengevat) het volgende aangevoerd.

Met het arrest van 1 december 2020 en met het arrest van de Hoge Raad van 15 juli 2022 staat vast dat klager is opgelicht en is alles met terugwerkende kracht vernietigd. Met deze arresten zijn nieuwe feiten en omstandigheden aan het licht gekomen die niet zijn meegenomen in een eerdere beslissing van de kamer. Uit de arresten volgt dat de gerechtsdeurwaarder buiten zijn bevoegdheid is gegaan.

7. Het verweer in verzet van de gerechtsdeurwaarder

In verzet heeft de gerechtsdeurwaarder de door klager aangevoerde gronden gemotiveerd betwist. Voor zover nodig wordt hierna op dat verweer ingegaan.

8. De beoordeling van de gronden van het verzet

8.1 De klacht van klager ziet op het handelen van de gerechtsdeurwaarder waarover klager eerder – op 8 januari 2015 – een klacht heeft ingediend, namelijk het executeren van het verstekvonnis van de rechtbank Tongeren van 23 mei 2011 en het uitkeren van gelden aan zijn opdrachtgever, afkomstig van een onder klager gelegd bankbeslag. De klacht is in die eerdere procedure als volgt geformuleerd.

2.1 Klagers verwijten de gerechtsdeurwaarder dat deze:

1) ten onrechte het door het beslag onder ING bank getroffen saldo heeft afgedragen aan zijn opdrachtgever. De gerechtsdeurwaarder was ermee bekend dat ATI klagers heeft opgelicht en dat haar bestuurder de heer Dielissen niet meer bevoegd was om ATI te vertegenwoordigen, omdat Dielissen als gedelegeerd bestuurder op 27 januari 2012 was ontslagen.  De gerechtsdeurwaarder had niet tot afdracht van dit bedrag mogen overgaan maar had het bedrag onder zich moeten houden;

2) ten onrechte op 15 maart 2013 beslag heeft gelegd op hun woning, omdat in het proces-verbaal van beslaglegging wordt verwezen naar een niet bestaand vonnis d.d. 16 juni 2011. Ook was de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder, ATI/Dielissen niet bevoegd om opdracht tet geven tot de beslaglegging.  Op grond hiervan is de beslaglegging nietig;

3) zonder rechtsgeldige opdracht tot de betekening van het tweede vonnis is overgegaan op 6 november 2013. De opdracht was niet rechtsgeldig vanwege de bij klacht 2.1.2 genoemde omstandigheden en omdat de advocaat van de wederpartij geen rechtsgeldige volmacht had om opdracht tot betekening te geven.

2.2 In deze zaak is sprake van bijzondere omstandigheden op grond waarvan de gerechtsdeurwaarder zijn ministerie had behoren te weigeren. De gerechtsdeurwaarder had kennis van de strafrechtelijke verdenking en vervolging van zijn opdrachtgever. Met de zorgvuldigheidsplicht van een gerechtsdeurwaarder valt het niet te rijmen dat hij vonnissen ten uitvoer legt die hoogstwaarschijnlijk onder valse voorwendselen zijn verkregen, bovendien was de gerechtsdeurwaarder op de hoogte van de bestuursperikelen bij ATI. Klagers hebben in dit verband verwezen naar een uitspraak van de voorzieningenrechter te Amsterdam d.d. 10 december 2009 (bijlage 46 bij de klacht).

Op 4 augustus 2015 heeft de voorzitter van de kamer deze klacht afgewezen als kennelijk ongegrond.[1] Tegen deze beslissing heeft klager verzet ingesteld, dat door de kamer ongegrond is verklaard op 15 december 2015.[2]

8.2 In deze procedure neemt klager opnieuw het standpunt in dat de gerechtsdeurwaarder het verstekvonnis van de rechtbank Tongeren niet had mogen executeren en geen gelden had mogen uitkeren aan zijn opdrachtgever. Het indienen van een klacht over een feitencomplex waarover eerder is geklaagd leidt in beginsel tot niet-ontvankelijkheid, zoals de voorzitter heeft geoordeeld. In dit verzet heeft klager (kort gezegd) daartegen aangevoerd dat sprake is van een nieuw feit, waardoor hij alsnog in zijn klacht dient te worden ontvangen. Op 1 december 2020 heeft het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch immers geoordeeld dat klager is opgelicht door de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder en is “de titel” vernietigd.

8.3 De kamer oordeelt als volgt. Het beklaagde handelen van de gerechtsdeurwaarder heeft zich afgespeeld vóór het arrest van 1 december 2020 van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch. Klager heeft weliswaar aangevoerd dat de gerechtsdeurwaarder ook vóór deze uitspraak op de hoogte was van omstandigheden die maakten dat hij het vonnis niet mocht executeren, maar dit handelen van de gerechtsdeurwaarder in deze periode, onder deze omstandigheden, is al beoordeeld door de voorzitter en de kamer in 2015. De kamer heeft destijds overwogen dat de gerechtsdeurwaarder gehouden was aan zijn ministerieplicht en dat het op de weg van klager lag om een executiegeschil aanhangig te maken, indien hij zich niet kan verenigen met tenuitvoerlegging van de executoriale titel. Dat het Gerechtshof vervolgens op 1 december 2020 ten gunste van klager heeft geoordeeld, maakt niet dat de omstandigheden waaronder de gerechtsdeurwaarder heeft gehandeld (en mocht handelen, zoals de kamer in 2015 oordeelde) met terugwerkende kracht zijn veranderd. Het arrest van het Gerechtshof is dan ook geen nieuw feit, dat maakt dat de kamer opnieuw aan toetsing van het beklaagde handelen door de gerechtsdeurwaarder toekomt.

8.4 Dit leidt tot de conclusie dat de kamer het eens is het met de beslissing van de voorzitter en dat het verzet ongegrond zal worden verklaard.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. W.M. de Vries, voorzitter, mr. M.C.M. Hamer en mr. J.M. Wisseborn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 juni 2024, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.

[1] ECLI:NL:TGDKG:2015:243

[2] ECLI:NL:TGDKG:2015:243