ECLI:NL:TGDKG:2024:66 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/731062 / DW RK 23/91 LV/SM

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2024:66
Datum uitspraak: 10-07-2024
Datum publicatie: 11-07-2024
Zaaknummer(s): C/13/731062 / DW RK 23/91 LV/SM
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht gegrond. Maatregel: berisping. De gerechtsdeurwaarder heeft (achtereenvolgend) onvoldoende zorgvuldigheid betracht met betrekking tot de vaststelling van de beslagvrije voet.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 10 juli 2024 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/731062 / DW RK 23/91 LV/SM ingesteld door:

[   ],

wonende te [   ],

klager,

tegen:

1. [   ],

toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [   ],

2. [   ],

toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [   ],

beklaagden,

gemachtigde: [   ].

Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 16 maart 2023, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagden, hierna: de gerechtsdeurwaarders. Klager heeft zijn klacht aangevuld bij e-mail met bijlagen, ingekomen op 12 april 2023. Bij verweerschrift, ingekomen op 11 mei 2023, hebben de gerechtsdeurwaarders op de klacht gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 15 mei 2024 alwaar klager en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. De uitspraak is aanvankelijk bepaald op 26 juni 2024, maar is nadien aangehouden en bepaald op 10 juli 2024.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

  • De gerechtsdeurwaarders zijn belast met het innen van twee vorderingen van Zilveren Kruis Zorgverzekeringen N.V. op klager.
  • Op 30 september 2022 is executoriaal derdenbeslag gelegd onder het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen ten laste van klager.
  • Klager heeft vanaf 23 november 2022 meermalen verzocht om aanpassing van de beslagvrije voet, waarop de gerechtsdeurwaarders steeds hebben gereageerd.
  • Bij e-mail van 21 februari 2023 heeft klager een klacht over de berekening en hoogte van de beslagvrije voet bij het gerechtsdeurwaarderskantoor ingediend. Hierop hebben de gerechtsdeurwaarders bij brief van 28 februari 2023 gereageerd. Vervolgens is nog meermalen over en weer gecorrespondeerd over de hoogte van de beslagvrije voet.

2. De klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarders:

  • een te lage beslagvrije voet hanteren;
  • de fouten in de berekening van de beslagvrije voet niet herstellen;
  • onrechtmatig informatieverzoeken doen, waardoor alles vertraagt;
  • niet reageren op het schikkingsvoorstel van klager;
  • niet inhoudelijk reageren op e-mailberichten;
  • weigeren het volledig terugstorten van onrechtmatig geïnde gelden;
  • niet transparant zijn;
  • kostenverhogend handelen;

1. nalatig zijn.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarders

De gerechtsdeurwaarders hebben de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Gerechtsdeurwaarders zijn ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaar­ders­­wet aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarders een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Ten aanzien van klachtonderdelen a. en b. overweegt de kamer als volgt. Uit de overgelegde producties blijkt dat klager meermalen bezwaar heeft gemaakt tegen de hoogte van de beslagvrije voet. De gerechtsdeurwaarders hebben (vaak) tijdig op de bezwaren van klager gereageerd, de beslagvrije voet aangepast en (vaak) de teveel geïnde gelden teruggestort, maar hebben hierbij nog steeds een foutieve beslagvrije voet toegepast. Bij e-mail van 11 april 2023 hebben de gerechtsdeurwaarders erkend dat de berekeningen van de beslagvrije voet niet klopten, omdat een medewerker van het gerechtsdeurwaarderskantoor onjuiste bedragen had ingevoerd en er hierdoor lange tijd te veel is ingehouden.

4.3 Ten aanzien van de hiervoor genoemde klachtonderdelen stelt de kamer voorop dat de (vaststelling van de) hoogte van de beslagvrije voet geen kwestie is die ter beoordeling van de tuchtrechter ligt; wel de wijze waarop verzoeken daartoe worden opgepakt.

4.4 Elk verzoek tot aanpassing van de beslagvrijevoet dient kritisch te worden beoordeeld zodat de geëxecuteerde in zijn levensonderhoud kan blijven voorzien op het niveau dat door wet- en regelgeving is vastgesteld. Elke foute vaststelling ten nadele van de geëxecuteerde staat daaraan in de weg. De gerechtsdeurwaarders hebben weliswaar excuses voor elke onjuiste vaststelling aangeboden en de (vermoedelijk) teveel ingehouden bedragen aan klager teruggestort, maar dat vlakt dit patroon van onzorgvuldigheid niet uit. Deze klachtonderdelen zijn terecht voorgesteld.

4.5 Ten aanzien van klachtonderdeel c overweegt de kamer dat de gerechtsdeurwaarders niet tuchtrechtelijk laakbaar hebben gehandeld door meermalen bewijsstukken bij klager op te vragen, nadat klager bij herhaling zonder nadere onderbouwing bezwaar heeft gemaakt tegen de hoogte van de beslagvrije voet.

4.6 Ten aanzien van klachtonderdelen d. en e. hebben de gerechtsdeurwaarders erkend dat zij niet op het voorstel van klager van 24 november 2022 tot betaling tegen finale kwijting hebben gereageerd. Dat klager niet heeft gerappelleerd nadat hij geen reactie op zijn voorstel had ontvangen, maakt niet dat het niet op de weg van de gerechtsdeurwaarders had gelegen om adequaat op het voorstel van klager te reageren. Uit de overgelegde producties blijkt verder dat klager bij e-mail van 28 februari 2023 een betalingsvoorstel bij de gerechtsdeurwaarders heeft ingediend. Ook daarop is niet gereageerd door de gerechtsdeurwaarders. Door de (gemachtigde van de) gerechtsdeurwaarders zelf is ter zitting aangegeven dat ook geen reactie is gegeven op e-mails van klager van februari 2024. Deze e-mails hadden betrekking op een verzoek tot vaststelling van de beslagvrije voet.

4.7 De gerechtsdeurwaarders, zo blijkt uit de overgelegde producties, hebben voor het overgrote deel tijdig en inhoudelijk op e-mailberichten van klager gereageerd. De keren dat dit niet is gebeurd betreffen ongelukkigerwijs voor klager zeer cruciale berichten. Met name communicatie die nadrukkelijk ziet op de (aanpassing van de) vastgestelde beslagvrije voet dient onverwijld in behandeling te worden genomen, nu dit het belangrijke doel heeft beslagene een bestaansminimum te garanderen. De behandeling van dergelijke verzoeken vereisen een hoge mate van urgentie en van zorgvuldigheid van de gerechtsdeurwaarder. Deze klachtonderdelen zijn terecht voorgesteld.

4.8 Ten aanzien van klachtonderdeel f. overweegt de kamer dat de gerechtsdeurwaarders bij de herberekeningen van de beslagvrije voet steeds de teveel geïnde gelden aan klager hebben teruggestort. Dit klachtonderdeel stuit hierop af.

4.9 Ten aanzien van klachtonderdeel g. ontkennen de gerechtsdeurwaarders in het verweerschrift uitdrukkelijk dat zij nooit een overzicht of modelmededeling aan klager hebben verstrekt ten aanzien van de berekening van de beslagvrije voet. De gerechtsdeurwaarders stellen dat zij steeds de modelmededelingen hebben meegezonden aan klager. De kamer ziet geen aanleiding om aan het standpunt van de gerechtsdeurwaarders te twijfelen.

4.10 Ten aanzien van klachtonderdeel h. stelt klager dat de gerechtsdeurwaarders ten onrechte vorderingen van dezelfde schuldeiser in verschillende dossiers splitsen, hetgeen kostenverhogend werkt. Uit het verweerschrift blijkt dat de gerechtsdeurwaarders twee vorderingen van Zilveren Kruis op klager in behandeling hebben. Met betrekking tot de eerste vordering is op 11 januari 2022 een aanmaning aan klager verzonden en is klager op 15 maart 2022 gedagvaard waarop de vordering bij de kantonrechter is behandeld. De tweede vordering hebben de gerechtsdeurwaarders ontvangen nadat de eerste vordering reeds op de rol voor repliek stond bij de kantonrechter. Gelet hierop hebben de gerechtsdeurwaarders de vorderingen niet kunnen samenvoegen, hetgeen maakt dat de gerechtsdeurwaarders geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt op dit klachtonderdeel.

4.11 Ten aanzien van klachtonderdeel i. stelt klager dat de gerechtsdeurwaarders nalatig zijn geweest in het informeren van de schuldeiser over het feit dat de schuld niet binnen drie tot vijf jaar afgelost zou kunnen worden. De kamer overweegt dat – nog afgezien van de omstandigheid dat op een gerechtsdeurwaarder niet een dergelijk wettelijke vereiste rust – de gerechtsdeurwaarders niet op voorhand hebben kunnen weten dat de vordering niet binnen een redelijke termijn kon worden voldaan.

4.12 Gelet op het feit dat klachtonderdelen a, b, d en e. gegrond zijn, bestaat aanleiding de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op te leggen.

5. Kosten(veroordeling)

5.1 Nu de kamer de gerechtsdeurwaarders tevens een maatregel oplegt, zal de kamer de gerechtsdeurwaarders op grond van artikel 43a lid 1 Gdw en de Tijdelijke Richtlijn kostenveroordeling kamer voor gerechtsdeurwaarders daarnaast veroordelen tot betaling van:

  • een forfaitair bedrag van € 50,00 aan kosten van klager;
  • de kosten van behandeling van de klacht door de kamer van € 1.500,00.

Er zijn geen bijzondere omstandigheden gebleken die aanleiding geven tot een

andere beslissing.

5.2 Omdat de kamer de klacht gegrond verklaart, stelt de kamer vast dat de

gerechtsdeurwaarders op grond van artikel 37 lid 7 Gdw het door klager betaalde

griffierecht (€ 50,00) aan hem dient te vergoeden.

5.3 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart klachtonderdelen a, b, d en e. gegrond;
  • verklaart de overige klachtonderdelen ongegrond;
  • legt aan de gerechtsdeurwaarders de maatregel van berisping op;
  • veroordeelt de gerechtsdeurwaarders hoofdelijk in de proceskosten van klager, te begroten op € 50,00, nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden;
  • veroordeelt de gerechtsdeurwaarder hoofdelijk tot betaling aan klager van zijn kosten van de procedure in eerste aanleg, bestaande uit € 50,00 aan griffierecht, nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden;
  • veroordeelt de gerechtsdeurwaarders hoofdelijk tot betaling van de kosten van behandeling van de klacht door de kamer van € 1.500,00, te betalen aan het LDCR op de wijze en binnen de termijn als door het LDCR aan de gerechtsdeurwaarder wordt meegedeeld, nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden.

Aldus gegeven door mr. L. Voetelink, plaatsvervangend-voorzitter, en mr. A.E. de Vos en mr. A.W. Veth, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 juli 2024, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.