ECLI:NL:TGDKG:2024:63 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/739990 / DW RK 23/342 LV/SM

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2024:63
Datum uitspraak: 10-07-2024
Datum publicatie: 11-07-2024
Zaaknummer(s): C/13/739990 / DW RK 23/342 LV/SM
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet: gegrond. Klacht: ongegrond. Klager heeft niet aannemelijk gemaakt dat de gerechtsdeurwaarders hun taak veronachtzaamd hebben in het proces van het verkopen van in beslag genomen aandelen.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 26 juni 2024 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 11 september 2023 met zaaknummer C/13/727453 / DW RK 22/476 MdV/WdJ en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/739990 / DW RK 23/342 LV/SM ingesteld door:

[   ],

wonende te Haarlem,

klager,

tegen:

1. [   ],

2. [   ]

en

3. [   ],

(toegevoegd-) gerechtsdeurwaarder(s) te Haarlem,

beklaagden.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 29 december 2022, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagden, hierna: de gerechtsdeurwaarders. Bij verweerschrift, ingekomen op 2 februari 2023, hebben de gerechtsdeurwaarders op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 11 september 2023 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 14 september 2024. Bij e-mail, ingekomen op 26 september 2024, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 15 mei 2024 alwaar klager en gerechtsdeurwaarder sub 1 zijn verschenen. De uitspraak is aanvankelijk bepaald op 26 juni 2024, maar is nadien aangehouden en bepaald op 10 juli 2024.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

  • Klager is bij vonnis 11 juni 2019 veroordeeld tot betaling van € 2.500.000,= aan de [   ] (hierna: de Stichting).
  • Op 27 juni 2019 heeft de Stichting executoriaal beslag gelegd op de aandelen van klager in [ y ]. (hierna: [ y ]).
  • Bij beschikking van de rechtbank van 4 december 2019 (waarbij tegen klager verstek is verleend) is bepaald dat de Stichting de in beslag genomen aandelen in [ y ] mag verkopen. De rechtbank heeft daarbij de gerechtsdeurwaarder, dan wel een door hem aan te wijzen vervangende deurwaarder verbonden aan hetzelfde kantoor, aangewezen als de deurwaarder die met de executie belast is. Ook heeft de rechtbank bepaald dat de gerechtsdeurwaarder de aandelen dient te verkopen op de wijze die de hoogste netto verkoopopbrengst oplevert, dat de verkoop en overdracht van de aandelen dient plaats te vinden binnen vier weken na betekening van de beschikking en dat alle betrokken partijen binnen een week alle benodigde financiële stukken dienen te verstrekken die de gerechtsdeurwaarder noodzakelijk acht voor een goede waardebepaling van de aandelen.
  • Op 12 december 2019 heeft toegevoegd gerechtsdeurwaarder [sub 2] de beschikking aan [ y ] en klager betekend in het huis van bewaring te Badhoevedorp, waar klager op dat moment in gijzeling werd gehouden op verzoek van de Stichting. Op het moment van betekening was klager op transport naar de rechtbank. In het exploot van betekening zijn [ y ] en klager gesommeerd om het aandeelhoudersregister te tonen en binnen een week alle benodigde financiële stukken alsmede een gevalideerde waardebepaling te overleggen ten behoeve van een goede waardebepaling van de beslagen aandelen. De executoriale verkoop van de aandelen is aangezegd tegen 2 januari 2020.
  • Op 23 december 2019 heeft [sub 2] de beschikking nogmaals betekend aan [ y ] en klager, ditmaal op het vestigingsadres tevens woonadres. Ook in dit exploot zijn klager en [ y ] gesommeerd het aandeelhoudersregister te overleggen en binnen een week stukken ten behoeve van een waardebepaling te overleggen. De executoriale verkoop is wederom aangezegd tegen 2 januari 2020.
  • Op 2 januari 2020 heeft de veiling van de aandelen plaatsgevonden ten overstaan van gerechtsdeurwaarder [sub 3]. Deze heeft een proces-verbaal van verkoop opgesteld waarin onder meer is vermeld dat de aandelen voor
    € 200.000,= waren verkocht aan [ x ] onder voorbehoud van gunning door executant.
  • [ x ] is na de koop failliet verklaard (of failliet gebleken). De curator heeft de koop niet gestand gedaan. Een en ander is gerelateerd in een door de gerechtsdeurwaarder opgemaakt proces-verbaal van 29 januari 2020.
  • Op 24 januari 2020 heeft de gerechtsdeurwaarder aan [ y ] en klager een exploot betekend waarin is aangezegd dat een nieuwe executoriale verkoop zal plaatsvinden op 30 januari 2020.
  • Op 30 januari 2020 is de beschikking van de rechtbank van 4 december 2019 opnieuw betekend aan [ y ] en klager, door toegevoegd gerechtsdeurwaarder [sub 2].
  • Op 30 januari 2020 heeft de nieuwe veiling plaatsgevonden. De gerechtsdeurwaarder heeft een proces-verbaal opgemaakt van de veiling, waarin hij heeft vermeld dat het hoogste bod, van € 200.000,=, was uitgebracht door [ z ], dat deze de koopprijs niet binnen de gestelde termijn heeft betaald en dat de aandelen vervolgens zijn verkocht aan de een na hoogste bieder, de Stichting zelf, voor € 175.000,=.
  • Klager heeft een kort geding aanhangig gemaakt tegen de Stichting en de gerechtsdeurwaarder, waarin hij de schorsing van de executie vorderde, primair van het vonnis van 11 juni 2019 (waarbij klager was veroordeeld tot betaling van € 2.500.000,=) en subsidiair van de beschikking van 4 december 2019 (waarbij verlof was verleend voor de verkoop van de aandelen). De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat niet aannemelijk is dat er sprake is van misbruik van executie en/of een onrechtmatige daad van de Stichting en/of de gerechtsdeurwaarder, en heeft de gevorderde schorsing afgewezen.
  • Klager en [ y ] hebben nog een kort geding aanhangig gemaakt tegen de Stichting en de gerechtsdeurwaarder. Deze keer werd een verbod gevorderd op de overdracht van de aandelen. Klager en [ y ] voerden daartoe aan dat aan de verkoop geen voorbehoud van gunning had mogen worden verbonden, dat de veiling van 30 januari 2020 niet binnen de vier-wekentermijn viel die in de beschikking van 4 december 2019 was bepaald en dat de veiling van 30 januari 2020 bijzonder laat was aangezegd. De voorzieningenrechter heeft de stellingen van klager en [ y ] verworpen en de vordering afgewezen.

4. De oorspronkelijke klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarders:

a: exploten op een onjuiste wijze hebben betekend en/of hebben nagelaten deze te betekenen, waarmee hij de rechten en mogelijkheden van klager heeft ontnomen om bij te dragen aan het maximale verkoopresultaat;

b: geen volledige en zelfs onjuiste informatie hebben verstrekt met betrekking tot de executieverkoop, wat klager ernstig heeft benadeeld in zijn rechtspositie;

c: zich niet hebben gehouden aan aanplaktermijnen, waardoor klager ernstig is benadeeld door de lage gerealiseerde verkoopopbrengst, hetgeen de rechten van klager ernstig heeft aangetast;

d: geen redelijke termijn hanteren tussen de aankondiging en verkoopdatum, waarmee de gerechtsdeurwaarders moedwillig de belangen van klager hebben geschonden en tenminste niet gelijkwaardig hebben gewogen met die van de executant;

e: zich niet hebben gehouden aan het vonnis van de rechtbank dat de gerechtsdeurwaarders de aandelen dient te verkopen op de wijze die de hoogste netto verkoopopbrengst oplevert, wat klager ernstig heeft benadeeld;

f: onnauwkeurige, onjuiste en incomplete exploten en processen-verbaal hebben opgesteld, waarmee zij klager hebben misleid en ernstig hebben benadeeld.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.1 Gerechtsdeurwaarders (waaronder mede wordt begrepen waarnemend gerechts­deur­waar­ders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat-gerechtsdeurwaar­ders en degenen die zijn toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid, bedoelde opleiding) zijn ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaar­ders­­wet aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechts­deur­waar­der, toegevoegd gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 De voorzitter stelt voorop dat de kamer niet de geëigende instantie is om te beslissen over de rechtmatigheid van executiemaatregelen. Degene die het niet eens is met de executie van een vonnis of beschikking, dient een executiegeschil aanhangig te maken bij de bevoegde (civiele) rechter. Dat heeft klager ook gedaan: hij (en/of [ y ]) heeft tweemaal een kort geding gevoerd, eenmaal teneinde de executie te laten schorsen en eenmaal teneinde de levering van de verkochte aandelen te voorkomen. Beide keren is de vordering afgewezen en is geoordeeld dat de executie niet onrechtmatig was.

4.3 Gelet op het hiervoor overwogene, is er geen ruimte voor de tuchtrechter om tot het oordeel te komen dat de wijze van executie een tuchtrechtelijk verwijt oplevert. De klacht, die in essentie betrekking heeft op de executie, stuit hierop af. 

4.4. Er veronderstellenderwijs van uitgaande dat er nog wel ruimte zou zijn voor een tuchtrechtelijke beoordeling, geldt bovendien dat de klacht voor een groot deel ziet op gedragingen van anderen dan de gerechtsdeurwaarder, voor wie de gerechtsdeurwaarder geen tuchtrechtelijke verantwoordelijkheid draagt. De betekening van de exploten van 12 december 2019, 23 december 2019 en 30 januari 2020 is niet verricht door de gerechtsdeurwaarder, maar door [sub 2]. De veiling van 2 januari 2020 is niet geleid door de gerechtsdeurwaarder, maar door [sub 3]. De enige ambtshandelingen die door de gerechtsdeurwaarder zelf zijn verricht, zijn de betekening van 24 januari 2020, het proces-verbaal van niet-gunning van 29 januari 2020 en het proces-verbaal van verkoop van 30 januari 2020. Deze verrichtingen zijn allemaal onderdeel van de door de voorzieningenrechter niet onrechtmatig geachte executie, en leiden dus niet tot een tuchtrechtelijk verwijt. 

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager aangevoerd dat:

  1. de voorzitter ten onrechte overweegt dat de klacht over de rechtmatigheid van de executiemaatregelen gaat. Het gaat over de wijze waarop de executiemaatregelen zijn uitgevoerd. Het feit dat executiemaatregelen rechtmatig zijn houdt niet automatisch in dat het handelen van de gerechtsdeurwaarder daaromtrent geen tuchtrechtelijk verwijt kan opleveren;
  2. de klacht dient te worden opgevat als gericht tegen (alle) toegevoegde gerechtsdeurwaarders.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1  De kamer stelt vast dat de voorzitter de klacht heeft opgevat als een klacht alleen gericht tegen gerechtsdeurwaarder sub 1. Ter behandeling van het verzet is betoogd – en gebleken – dat de klacht verder gaat dan alleen de betrokkenheid van gerechtsdeurwaarder sub 1. Desgevraagd heeft gerechtsdeurwaarder sub 1 geantwoord geen bezwaren te hebben tegen het betrekken van de overige met naam genoemde gerechtsdeurwaarders en verklaard hen dan ook te vertegenwoordigen. In de aanhef van de beslissing is hiermee rekening gehouden.

7.2 Ten aanzien van het in verzet aangevoerde onder a. overweegt de kamer als volgt. De omstandigheid dat in kort-geding tot twee keer toe is geoordeeld dat van onrechtmatig handelen geen sprake is geweest leidt, anders dan de voorzitter heeft overwogen, niet tot het oordeel dat de gerechtsdeurwaarder dus geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Op dit punt slaagt het verzet. Gelet hierop ziet de kamer aanleiding om de bestreden voorzittersbeslissing te vernietigen en de aanvankelijke klacht opnieuw te beoordelen.

7.3 Alle klachtonderdelen samen genomen – hetgeen ook door klager ter zitting aangevoerd – komt het er volgens klager op neer dat de gerechtsdeurwaarders zich te weinig hebben ingespannen om de maximale opbrengst te realiseren. Volgens klager had het gedane bod van € 200.000,- een signaal moeten zijn voor de gerechtsdeurwaarders dat er meer te halen viel dan de gerealiseerde € 175.000,-. Aan het realiseren van een (te) lage opbrengst zou hebben bijgedragen dat het verkoopproces binnen een zeer kort termijn heeft plaatsgevonden en de executieveiling in of net na de kerstvakantie was gepland. Bovendien hebben de gerechtsdeurwaarders zich niet aan de aanplaktermijnen gehouden. Klager is door deze gang van zaken in zijn belangen geschaad.

7.4 In reactie op de stelling van klager hebben de gerechtsdeurwaarders aangevoerd alles te hebben geprobeerd om onderbouwing te krijgen van de waarde van de aandelen. De gerechtsdeurwaarders liepen er in juni 2019 – bij de inbeslagname van de aandelen – al tegenaan dat het aandeelhoudersregister niet ter beschikking werd gesteld door de vennootschap. De vennootschap is daartoe aangeschreven maar er is geen reactie gekomen. Evenmin van diens directeur, zijnde klager. Nadat klager andermaal bij exploot van 23 december 2019 werd aangezegd dat de verkoop van de aandelen bij executie zouden plaatsvinden op 2 januari 2020 heeft klager geen (financiële) stukken of een gevalideerde waardebepaling doen toekomen. Klager is daarom expliciet verzocht. De gerechtsdeurwaarders hebben ook geen informatie kunnen ophalen uit de jaarstukken van de vennootschap, omdat deze niet waren gedeponeerd. Voorts hebben de gerechtsdeurwaarders aangevoerd dat het de opdracht van de opdrachtgever was om op zo kort mogelijk termijn te executeren. Hier is gevolg aan gegeven met inachtneming van alle wettelijke termijnen.

7.5 De kamer overweegt dat aan deze kwestie een expliciete opdracht van de opdrachtgever ten grondslag ligt die de gerechtsdeurwaarders ingevolge hun ministerieplicht hebben uit te voeren. Als de opdrachtgever daarbij aangeeft zo snel mogelijk te executeren, valt rechtens niet in te zien waarom de gerechtsdeurwaarders tegen die instructie zouden moeten ingaan. Hoewel klager volhardt in zijn standpunt dat de aandelen meer waarde vertegenwoordigden, hebben de gerechtsdeurwaarders voor de waardebepaling niet op medewerking kunnen rekenen van klager. Tussen datum inbeslagname tot aan het moment dat de aandelen werkelijk zijn verkocht op 30 januari 2020, is klager niet met relevantie informatie gekomen die van invloed zouden kunnen zijn op de bepaling van de waarde. De gerechtsdeurwaarders stellen zich terecht op het standpunt dat het niet aan hen is eigenhandig de aandelen te waarderen middels gegevens van de dochtervennootschappen. Dat is niet hun opdracht noch hun expertise. Klager had relatief eenvoudig zijn belang een hogere opbrengst te realiseren kunnen behartigen door de gerechtsdeurwaarders van relevante informatie te voorzien. Dat klager aangeeft tijd te hebben willen winnen om een gedegen waarde-onderzoek te laten plaatsvinden, voor zover dit al zo zou zijn,  is geen omstandigheid die de gerechtsdeurwaarders nopen tegen de wens van hun opdrachtgever in te gaan. Ter zake is onvoldoende gesteld of gebleken dat de gerechtsdeurwaarders hun taak hebben veronachtzaamd dat hen een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.

7.6 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart het verzet gegrond,
  • vernietigt de beslissing van de voorzitter van 11 september 2023,
  • verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gegeven door mr. L. Voetelink, plaatsvervangend-voorzitter, en mr. A.E. de Vos en mr. A.W. Veth, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 juni 2024, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.