ECLI:NL:TGDKG:2024:62 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/743898 / DW RK 23/462 LV/SM

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2024:62
Datum uitspraak: 10-07-2024
Datum publicatie: 11-07-2024
Zaaknummer(s): C/13/743898 / DW RK 23/462 LV/SM
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. Klager beklaagt zich er onder meer over dat de gerechtsdeurwaarders klager niet hebben verteld wie de schuldeiser is en ondanks daartoe onbevoegd te zijn loonbeslag hebben gelegd. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet tegen die beslissing dient ongegrond te worden verklaard.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 10 juli 2024 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 29 november 2023 met zaaknummer C/13/736004 DW RK 23/237 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/743898 / DW RK 23/462 LV/SM ingesteld door:

[   ],

wonende te [   ],

klager,

tegen:

1. [   ],

2. mr. [   ],

3. mr. [   ]

en

4. mr. [   ],

(toegevoegd-) gerechtsdeurwaarder(s) te [   ],

beklaagden.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief met bijlagen, ingekomen op 24 juli 2023, heeft klager een klacht ingediend tegen het kantoor van beklaagden, hierna: de gerechtsdeurwaarders. Bij verweerschrift met bijlagen, ingekomen op 31 augustus 2023, hebben de gerechtsdeurwaarders op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 29 november 2023 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 1 december 2023. Bij brief, ingekomen op 14 december 2023, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 15 mei 2024 alwaar klager, bijgestaan door P. Dassen-Verhoef, en gerechtsdeurwaarder sub 1 zijn verschenen. De uitspraak is aanvankelijk bepaald op 26 juni 2024, maar is nadien aangehouden en bepaald op 10 juli 2024.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

  • Bij exploot van 24 maart 2023 heeft gerechtsdeurwaarder sub 4 aan klager een (in executoriale vorm uitgegeven) dwangbevel betekend.
  • Bij brief van 24 maart 2023 heeft klager een “juridische verklaring” gestuurd aan de gerechtsdeurwaarders met daarin een aantal vragen.
  • Bij brief van 29 maart 2023 heeft gerechtsdeurwaarder sub 2 gereageerd op de brief van klager.
  • Tussen 31 maart en 19 april 2023 is (voornamelijk door klager) gecorrespondeerd over onder meer de legitimiteit van de vordering en/of schuldeiser.
  • Bij exploot van 31 mei 2023 is er beslag gelegd onder de werkgever van klager.
  • Bij exploot van 6 juni 2023 heeft gerechtsdeurwaarder sub 1 het beslag overbetekend aan klager.

4. De oorspronkelijke klacht

Klager beklaagt zich er – naar de voorzitter begrijpt - er samengevat over dat

  1. de gerechtsdeurwaarders, ondanks herhaalde verzoeken daartoe, klager niet hebben verteld wie de schuldeiser is;
  2. er onder de leiding van de gerechtsdeurwaarder loonbeslag is gelegd, ondanks dat hij daartoe onbevoegd is omdat de executoriale titel is vernietigd;
  3. niet te herleiden is wie de persoon is die klager heeft aangeschreven, ondanks dat beide exploten zijn ondertekend;
  4. de gerechtsdeurwaarders, ondanks herhaalde verzoeken daartoe, vragen van klager onbeantwoord hebben gelaten;
  5. de gerechtsdeurwaarder, ondanks het aantal verbodsborden, het terrein van klager heeft betreden. Klager heeft de gerechtsdeurwaarder daarvoor gefactureerd, maar betaling of verrekening heeft nog niet plaatsgevonden.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.1 Gerechtsdeurwaarders zijn ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaar­ders­­wet aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarders een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Ten aanzien van klachtonderdelen a. t/m d. overweegt de voorzitter dat uit de overgelegde producties blijkt dat de gerechtsdeurwaarders adequaat op brieven van klager (en diens gemachtigde) hebben gereageerd en dat voldoende duidelijk blijkt wie de schuldeiser is, wie de beslagleggende gerechtsdeurwaarder is en wat de gevolgen zijn als klager de vordering niet voldoet. De voorzitter overweegt verder dat een gerechtsdeurwaarder op grond van artikel 11 van de Gerechtsdeurwaarderswet in beginsel verplicht is om ambtshandelingen, waartoe hij bevoegd is, te verrichten indien hierom wordt verzocht. De gerechtsdeurwaarders hebben dan ook niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld door het ten laste van klager uitgevaardigde dwangbevel van 20 maart 2023 te betekenen en ten uitvoer te leggen. De door klager aangevoerde standpunten geven geen aanleiding om enig tuchtrechtelijk laakbaar handelen van de gerechtsdeurwaarders vast te stellen.

4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel e. overweegt de voorzitter als volgt. Voor zover klager van mening is dat de gerechtsdeurwaarders meerdere strafbare feit hebben gepleegd merkt de voorzitter op dat het in beginsel niet aan de kamer is om te oordelen over strafbare feiten als door klager benoemd, maar aan de strafrechter.

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager – naar de kamer begrijpt – samengevat aangevoerd dat de gerechtsdeurwaarder zich niet aan de wet heeft gehouden en zijn werk niet onafhankelijk en onpartijdig doet. De vermeende vordering bestaat niet meer en dat is aan de gerechtsdeurwaarder gemeld. Maar de gerechtsdeurwaarder heeft de incasso toch doorgezet.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 De kamer overweegt dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht toekomt. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet tegen die beslissing dient ongegrond te worden verklaard.

7.2 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. L. Voetelink, plaatsvervangend-voorzitter, en mr. A.E. de Vos en mr. A.W. Veth, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 juli 2024, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.