ECLI:NL:TGDKG:2024:45 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/723584 / DW RK 22/370 MK/SM
ECLI: | ECLI:NL:TGDKG:2024:45 |
---|---|
Datum uitspraak: | 24-05-2024 |
Datum publicatie: | 28-05-2024 |
Zaaknummer(s): | C/13/723584 / DW RK 22/370 MK/SM |
Onderwerp: | Ambtshandelingen (art. 2 Gdw) |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Klacht gegrond. Maatregel: schorsing twee weken. De gerechtsdeurwaarder maakt gebruik van zijn bijzondere (monopolie)positie om betaling van betwiste nota’s af te dwingen. |
KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM
Beslissing van 24 mei 2024 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/723584 / DW RK 22/370 MK/SM ingesteld door:
[ ],
gevestigd te Alkmaar,
klaagster;
gemachtigde: mr. M.G. Lodewijk,
tegen:
[ ],
gerechtsdeurwaarder te Alkmaar,
beklaagde.
Ontstaan en verloop van de procedure
Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 6 oktober 2022, heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 23 december 2022, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 12 april 2024 alwaar klaagster, diens gemachtigde, de heer [ ] (allen via een videoverbinding) en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. De uitspraak is bepaald op 24 mei 2024.
1. De feiten
Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:
- De gerechtsdeurwaarder is belast (geweest) met meerdere door klaagster ter incasso uit handen gegeven vorderingen.
- Bij e-mail van 29 augustus 2022 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster bericht de toegang tot het portaal, waartoe zij is aangewezen voor de stand van zaken in lopende dossiers, te hebben ontzegd. Zodra klaagster de openstaande facturen heeft betaald zal toegang tot het portaal worden gedeblokkeerd.
- Bij e-mail van 6 september 2022 heeft klaagster de gerechtsdeurwaarder verzocht om alle dossiers, waarin geen lopende beslagen liggen en/of een betalingsregeling is getroffen en de gemaakte executiekosten gedekt zijn met het ontvangen derdengeld, te sluiten.
- Hierop heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster bij e-mail van 6 september 2022 medegedeeld dat klaagster eerst de openstaande facturen dient te voldoen.
- Bij e-mail van 14 september 2022 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster een tussentijdse declaratie verzonden.
- Bij e-mail van 16 september 2022 heeft klaagster de gerechtsdeurwaarder verzocht om het totaal van de niet afgedragen bedragen ad € 31.912,80 op de bankrekening van klaagster te storten.
- Bij e-mail van 22 september 2022 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster medegedeeld dat klaagster zich dient te gedragen overeenkomstig de overeenkomst en daarvan deel uit makende voorwaarden en de gerechtsdeurwaarder een deel van de werkzaamheden opschort omdat klaagster in verzuim verkeert.
- Bij e-mail van 27 september 2022 heeft de gerechtsdeurwaarder een overzicht verstrekt met nog lopende openstaande dossiers die volgens de gerechtsdeurwaarder in aanmerking komen voor afdracht.
2. De klacht
Klaagster beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder:
- sinds mei 2021 niet de gelden overmaakt conform de aan klaagster verzonden afwikkelingen;
- onrechtmatig executiemaatregelen neemt in gesloten dossiers;
- weigert de stand van zaken te verstrekken zolang er facturen openstaan die klaagster betwist heeft;
- weigert aan de opdracht van 6 september 2022 te voldoen om dossiers te sluiten.
3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder
De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.
4. De beoordeling van de klacht
4.1 Gerechtsdeurwaarders zijn ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet (Gdw) aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk deurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.
4.2 Deze klacht ziet op het einde van een langdurige samenwerking waarbij de gerechtsdeurwaarder in het verleden veel dossiers van klaagster (handelend onder de naam [ ]) in behandeling heeft gekregen. Vanwege een conflict zijn sinds eind 2018 geen nieuwe dossiers aan de gerechtsdeurwaarder meer verstrekt. Partijen hebben sindsdien dus met elkaar te maken ten aanzien van nog lopende dossiers. In een poging om klaagster te bewegen om openstaande nota’s voor zijn werkzaamheden te laten voldoen, heeft de gerechtsdeurwaarder (i) ontvangen gelden op de derdengeldrekening rechtstreeks aan de klanten van klaagster (schuldeisers) overgemaakt, (ii) klaagster de toegang ontzegd tot de digitale omgeving en (iii) geweigerd de opdracht uit te voeren tot het sluiten van dossiers.
4.3 Ten aanzien van klachtonderdelen a, c en d. overweegt de kamer als volgt.
4.4 Het uit eigen beweging – dus zonder dat de opdrachtgever daarmee instemt – rechtstreeks afdragen van gelden aan klanten van de opdrachtgever past niet bij een behoorlijk handelende gerechtsdeurwaarder. Het is bovendien in strijd met artikel 19 Gdw. De gerechtsdeurwaarder heeft toegelicht dat hij in zijn conflict met klaagster de klanten van klaagster niet heeft willen benadelen en dus de gelden (opbrengsten van executie) rechtstreeks aan hen heeft overgemaakt. Een concrete aanleiding daartoe ontbreekt echter. Als de rechthebbenden zich zelf rechtstreeks tot de gerechtsdeurwaarder hadden gewend, zou onder bijzondere omstandigheden een dergelijk handelen wellicht te rechtvaardigen zijn, maar pro actief de klanten van klaagster benaderen is voor een gerechtsdeurwaarder volstrekt buiten de orde.
4.5 Door klaagster geen toegang meer te verschaffen tot de digitale omgeving waarin zij de voortgang van de verschillende dossiers kan monitoren (en klaagster evenmin op andere wijze te informeren) is niet voldaan aan het bepaalde van artikel 4.6 lid 6 gerechtsdeurwaardersverordening. Dit klemt temeer, nu de gerechtsdeurwaarder dit inzet als dwangmiddel om betaling te verkrijgen van nota’s waarvan de verschuldigdheid wordt betwist. Hieraan doet niet af dat de gerechtsdeurwaarder mogelijk civielrechtelijk gerechtigd is tot het opschorten van zijn diensten onder een overeenkomst van opdracht met zijn opdrachtgever in verband met (gesteld) verzuim van de opdrachtgever.
4.6 In een ultieme poging om betaling te verkrijgen voor de openstaande nota’s heeft de gerechtsdeurwaarder zijn kosten verrekend met inhoudingen in de lopende dossier. Daarbij is van belang dat klaagster deze nota’s betwist. Desgevraagd heeft de gerechtsdeurwaarder geantwoord dat deze betwisting geen rol heeft gespeeld in zijn beslissing om te verrekenen. Van een openbaar ambtenaar mag echter worden verwacht dat hij de nodige voorzichtigheid betracht met betrekking tot het verrekenen van zijn nota’s met derdengelden als de verschuldigdheid van zijn nota’s wordt betwist. Kennelijk is de gerechtsdeurwaarder eraan voorbij gegaan dat een ander met zoveel woorden is openomen in artikel 19 lid 2 Gdw (zesde volzin), waarbij aan de gerechtsdeurwaarder slechts een opschortingsrecht toekomt. De gerechtsdeurwaarder had vervolgens, als met klaagster geen oplossing was te bereiken, in rechte betaling van de nota’s kunnen vorderen, wat de gerechtsdeurwaarder overigens ook meermaals had aangekondigd.
4.7 Ook het weigeren de opdracht van klaagster tot het sluiten van dossiers uit te voeren zolang de nota’s niet voldaan zijn past een gerechtsdeurwaarder niet. In zijn algemeenheid moet een opdrachtgever in staat zijn om zijn of haar moverende reden een dossier dat bij een gerechtsdeurwaarder in behandeling is te sluiten, al was het maar omdat het anders mogelijk is dat tegen de wens van opdrachtgever in executiehandelingen kunnen worden verricht. Net als hiervoor overwogen klemt dit temeer, nu gerechtsdeurwaarder deze weigering inzet als dwangmiddel om betaling te verkrijgen van nota’s waarvan de verschuldigdheid wordt betwist. En ook hier maakt een eventuele civielrechtelijk gerechtigdheid dit niet anders.
4.8 Ten aanzien van klachtonderdeel b. overweegt de kamer als volgt.
4.9 De gerechtsdeurwaarder heeft ter zitting aangevoerd dat dossiers “gesloten” of “blijvend gesloten” kunnen worden. En dat zolang niet volledig betaald is op een vordering hij, ook bij een gesloten dossier, inspanning zal blijven leveren om algehele voldoening te krijgen. In het betreffende dossier heeft de gerechtsdeurwaarder aangevoerd de mededeling te hebben gekregen het dossier tussentijds te sluiten. De gerechtsdeurwaarder heeft dit niet opgevat als een blijvende sluiting en het dossier direct heropend omdat de vordering nog niet volledig was voldaan. Naar aanleiding van een periodieke informatieaanvraag bij UWV kwam de debiteur naar boven wat geleid heeft tot onder meer loonbeslag. Toen bleek dat de vorderingen jaren geleden waren voldaan is het dossier gesloten en is excuses gemaakt.
4.10 Klaagster heeft verklaard niet bekend te zijn met de verschillende niveaus van het sluiten van dossiers. Op 30 oktober 2018 heeft zij opdracht gegeven om dit dossier af te wikkelen, dus te sluiten. Als de gerechtsdeurwaarder daarna mogelijkheden had gezien had hij dit met klaagster moeten overleggen, aldus klaagster.
4.11 De uitleg van de gerechtsdeurwaarder met betrekking tot het sluiten of blijvend sluiten van dossiers komt de kamer niet overtuigend en inconsistent voor. Daarbij is van belang dat klaagster niet bekend was met dit onderscheid. Bovendien is het niet aannemelijk dat klaagster in dit geval, waarbij sinds 2018 geen nieuwe dossier meer in behandeling werden gegeven, in 2022 opnieuw actie zou willen in een gesloten dossier zonder daarover in kennis te zijn gesteld. Daarnaast blijkt uit de door klaagster overgelegde producties dat dit dossier op 6 november 2018 daadwerkelijk was afgewikkeld.
4.12 Dat de gerechtsdeurwaarder het beslag heeft opgeheven, geld heeft teruggestort en excuses heeft gemaakt is vanzelfsprekend. Feit blijft dat de gerechtsdeurwaarder uit eigen beweging een ingrijpende executiemaatregel (loonbeslag) heeft ingezet waarbij de werkgever van een debiteur is betrokken zonder (voldoende) opdracht daartoe.
5. Maatregel
5.1 Uit het hiervoor overwogene volgt dat de klacht terecht is voorgesteld. Ten aanzien van klachtonderdelen a, c en d. merkt de kamer op dat de gerechtsdeurwaarder onvoldoende doordrongen lijkt te zijn van de bijzondere positie die hij bekleedt en de afhankelijkheid die derden hebben die op het ministerie van de gerechtsdeurwaarder zijn aangewezen. Korter gezegd: voor bepaalde executiehandelingen kan een schuldeiser niet om een gerechtsdeurwaarder heen. Bij deze stand van zaken bijzondere bevoegdheden inzetten om betaling van betwiste nota’s af te dwingen acht de kamer zeer ernstig. Ten aanzien van klachtonderdeel b geldt dat vaste jurisprudentie heeft uitgemaakt dat de inzet van een ingrijpend middel als loonbeslag met uiterste zorgvuldigheid gepaard moet gaan. Door zonder overleg beslag te leggen in een zaak die al met de opdrachtgever was afgewikkeld is de gerechtsdeurwaarder ernstig tekort geschoten.
5.2 Gelet op de constatering van het voorgaande is de kamer van oordeel dat in dit geval niet kan worden volstaan met een lichtere maatregel dan de oplegging van een schorsing. Een termijn van twee weken acht de kamer passend en geboden.
6. Kostenveroordeling
6.1 Nu de kamer de gerechtsdeurwaarder een maatregel oplegt, zal de kamer de gerechtsdeurwaarders op grond van artikel 43a lid 1 Gdw en de Tijdelijke Richtlijn kostenveroordeling kamer voor gerechtsdeurwaarders veroordelen tot betaling van de kosten van behandeling van de klacht door de kamer van € 1.500. De gerechtsdeurwaarder zal daarnaast worden veroordeeld tot betaling van de kosten van klaagster, die worden begroot op een forfaitair bedrag van € 50.
6.2 Omdat de kamer de klacht gegrond verklaart, stelt de kamer vast dat de gerechtsdeurwaarder op grond van artikel 37 lid 7 Gdw het door klaagster betaalde griffierecht (€ 50) aan haar dient te vergoeden.
6.3 Dit alles leidt tot de volgende beslissing.
BESLISSING
De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:
- verklaart de klachtonderdelen gegrond;
- legt de gerechtsdeurwaarder de maatregel van schorsing op voor de duur van twee weken. Tot oplegging van de schorsingen wordt overgegaan na het onherroepelijk worden van deze beslissing en op een aan de gerechtsdeurwaarder meegedeelde datum van ingang;
- veroordeelt de gerechtsdeurwaarder tot betaling van het door klaagster betaalde griffierecht, zijnde € 50, nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden;
- veroordeelt de gerechtsdeurwaarder in de proceskosten van klaagster, te begroten op € 50, nadat deze uitspraak onherroepelijk is geworden;
- veroordeelt de gerechtsdeurwaarder tot betaling van de kosten van behandeling van de klacht door de kamer, begroot op € 1.500, te betalen aan het LDCR op de wijze en binnen de termijn als door het LDCR aan de gerechtsdeurwaarders wordt meegedeeld, nadat deze uitspraak onherroepelijk is geworden.
Aldus gegeven door mr. M.L.S. Kalff, voorzitter, en mr. S.N. Schipper en mr. J.M. Wisseborn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 mei 2024, in tegenwoordigheid van de secretaris.
Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.