ECLI:NL:TGDKG:2024:42 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/743439 / DW RK 23/453 LvB/WdJ

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2024:42
Datum uitspraak: 15-05-2024
Datum publicatie: 21-05-2024
Zaaknummer(s): C/13/743439 / DW RK 23/453 LvB/WdJ
Onderwerp:
  • Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
  • Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. Verzet en klacht gegrond. Maatregelen van berisping en geldboete opgelegd. Gerechtsdeurwaarder sub 2 heeft een exploot met bevel tot betaling aan klager betekend, terwijl de betalingstermijn nog niet was verstreken. Gerechtsdeurwaarder sub 1 heeft niet goed met klager gecommuniceerd over het verzoek van klager om uitstel van betaling en beslag op de bankrekening van klager gelegd zonder hem in de gelegenheid te stellen de vordering alsnog te voldoen.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 15 mei 2024 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 29 november 2023 met zaaknummer C/13/734857  DW RK 23/198 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/743439 / DW RK 23/453 LvB/WdJ ingesteld door:

[  ],

wonende te [  ],

klager,

tegen:

1. [  ],

en

2. [  ],

gerechtsdeurwaarders te [  ],

beklaagden.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 9 juni 2023, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagden, hierna: de gerechtsdeurwaarders. Klager heeft zijn klacht aangevuld bij e-mail van 13 en 22 juni 2023. Bij verweerschrift, ingekomen op 12 juli 2023, hebben de gerechtsdeurwaarders op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 29 november 2023 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Een afschrift van de beslissing van de voorzitter is bij brief van 1 december 2023 aan klager toegezonden. Bij e-mail met bijlagen, ingekomen op 2 december 2023, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Klager heeft zijn verzetschrift aangevuld bij e-mail met bijlagen en

geluidsopnames, ingekomen op 11 maart 2024. Bij e-mail, ingekomen op 15 maart 2024, heeft de gerechtsdeurwaarder op het verzetschrift gereageerd. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 3 april 2024 alwaar klager en gerechtsdeurwaarder sub 2 zijn verschenen. De uitspraak is bepaald op 15 mei 2024.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           Bij exploot van 31 mei 2023 heeft gerechtsdeurwaarder sub 2 een grosse van een convenant van 8 juli 2019 aan klager betekend met bevel om onmiddellijk (derdenbeslag), althans binnen twee dagen (overige executiemiddelen) aan de vordering te voldoen.

-           Op 1 juni 2023 heeft gerechtsdeurwaarder sub 1 executoriaal derdenbeslag gelegd op de bankrekening van klager.

-           Bij exploot van 2 juni 2023 heeft gerechtsdeurwaarder sub 2 het proces-verbaal van het gelegde beslag aan klager betekend.

-           Bij brieven van 5 en 6 juni 2023 is tussen de advocaat van klager en de gerechtsdeurwaarders gecorrespondeerd over het op 31 mei 2023 betekende exploot en het op 1 juni 2023 gelegde beslag.

-           Tussen 9 en 13 juni is tussen klager en de gerechtsdeurwaarders, naar aanleiding van ingediende klachten, gecorrespondeerd over het op 31 mei 2023 betekende exploot en het op 1 juni 2023 gelegde beslag.

4. De oorspronkelijke klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat:

a: de gerechtsdeurwaarders te vroeg zijn geweest met de betekening en bevel op

31 mei 2023 (om 15:05 uur). Klager diende de alimentatie uiterlijk 31 mei 2023 om 23:59:59 te voldoen. De betekening was onrechtmatig omdat er nog geen achterstand was. De kosten van € 140,00 die daarmee samenhangen zijn ten onrechte gemaakt;

b: in het exploot van 31 mei 2023 aan klager is medegedeeld dat hij twee dagen de tijd had om aan de vordering te voldoen voordat er executiemaatregelen genomen zouden worden. De gerechtsdeurwaarders hebben echter al op 1 juni 2023, zonder aankondiging, beslag gelegd op bankrekening van klager;

c: de gerechtsdeurwaarders aan klager hebben aangegeven dat het geen probleem zou zijn als klager pas de 15e (van juni 2023) zou kunnen betalen. Toch zijn de gerechtsdeurwaarders zonder terugkoppeling van cliënte, doorgegaan met het nemen van executiemaatregelen.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.2 Ten aanzien van klachtonderdelen a. en b. overweegt de voorzitter als volgt. Niet in geschil is dat klager uit hoofde van de beschikking van 8 juli 2019 (en het convenant dat daar deel van uitmaakt) bij vooruitbetaling alimentatie verschuldigd is aan zijn ex-partner. Met de betekening van de beschikking op 31 mei 2023 hebben de gerechtsdeurwaarders hun ministerieplicht verleend in opdracht van de advocaat van de ex-partner van klager. Ten aanzien van de ministerieplicht wordt overwogen dat indien de gerechtsdeurwaarder wordt verzocht een ambtshandeling te verrichten waartoe hij bevoegd is, hij in beginsel daartoe verplicht is. Die verplichting geldt dus ook voor de beslaglegging op de bankrekening van klager op 1 juni 2023. Nu klager op die dag (nog) niet had voldaan aan de verplichting de alimentatie bij vooruitbetaling te voldoen waren de gerechtsdeurwaarders gerechtigd om op grond van artikel 434 juncto 435 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) hiertoe over te gaan. Klager is hiervan in kennis gesteld bij exploot van 31 mei 2023, waarin is aangegeven dat niet onmiddellijke betaling zou leiden tot een derdenbeslag. De termijn van twee dagen – waar klager aan refereert – heeft betrekking op andere executiemiddelen. Voor zover klager deze ambtshandelingen in twijfel trekt, dient hij zijn bezwaren voor te leggen aan de gewone (executie)rechter. Het ligt niet op de weg van de tuchtrechter op de inhoudelijke beoordeling van dit geschil in te gaan.

4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel c. overweegt de voorzitter als volgt. De gerechtsdeurwaarders hebben de stelling van klager betwist door in het verweerschrift te stellen dat uitdrukkelijk (telefonisch) aan klager is medegedeeld dat het niet akkoord was dat klager pas op 15 juni 2023 zou betalen. Nu niet kan worden vastgesteld wie hier het gelijk aan zijn zijde heeft kan enig klachtwaardig handelen op dit punt niet worden vastgesteld. De klacht wordt als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen.

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

6.1 In verzet heeft klager aangevoerd dat er niet pas op 1 juni 2023 contact met de gerechtsdeurwaarders is geweest, maar dat klager gerechtsdeurwaarder sub 1 op

31 mei 2023 heeft gebeld. Tijdens dit gesprek heeft de gerechtsdeurwaarder aangegeven dat het geen probleem was als klager later, te weten op de 15e van de maand, betaalde. Klager geeft aan dat hij niet beschikte over voldoende middelen en geld heeft moeten lenen bij zijn ouders om de vordering te kunnen voldoen.

6.2 In verzet heeft klager verder aangevoerd dat de voorzitter de aanvullingen van klager van 13 en 22 juni 2023 niet in de beslissing heeft meegenomen. Gerechtsdeurwaarder sub 1 heeft klager geprobeerd te intimideren en heeft gedreigd naar de politie te stappen, omdat klager een klacht bij de kamer heeft ingediend. Ook heeft de gerechtsdeurwaarder zich discriminatoir uitgelaten. Klager heeft ter onderbouwing een uitdraai van de telefoongesprekken met de gerechtsdeurwaarder van 31 mei 2023 om 23:09 uur en 12 juni 2023 om 09:44 uur bijgevoegd. Tevens heeft de gerechtsdeurwaarder de advocaat van klager geprobeerd te chanteren met het verzoek om de klacht bij de kamer te laten vallen, aldus klager.

7. Het verweer in verzet van de gerechtsdeurwaarders

In verzet hebben de gerechtsdeurwaarders de door klager aangevoerde gronden gemotiveerd betwist. Voor zover nodig wordt hierna op dat verweer ingegaan.

8. De beoordeling van de gronden van het verzet

8.1 Ten aanzien van verzetgrond 6.1 overweegt de kamer als volgt. Uit de overgelegde producties blijkt dat de verschuldigde alimentatie voor de maand juni 2023 vóór 1 juni 2023 op de rekening van de ex-partner van klager diende te worden bijgeschreven. Klager had dan ook nog tot en met 31 mei 2023 te 23:59 uur om aan zijn verplichting te voldoen. Gerechtsdeurwaarder sub 2 heeft op 31 mei 2023 het exploot met bevel tot betaling aan klager betekend, terwijl de betalingstermijn nog niet was verstreken. Dit is dan ook te vroeg gedaan, waardoor onnodig kosten bij klager in rekening zijn gebracht.

8.2 Uit de door klager overgelegde geluidsopname van het telefoongesprek tussen klager en gerechtsdeurwaarder sub 1 op 31 mei 2023 (23:09 uur) blijkt dat de gerechtsdeurwaarder heeft gesuggereerd dat het geen probleem zou zijn als klager het verschuldigde bedrag op de 15de van de maand zou gaan betalen. De gerechtsdeurwaarder heeft klager tijdens het gesprek verzocht hierover een e-mail aan de gerechtsdeurwaarder te sturen en de betaling aan de gerechtsdeurwaarder te doen. Klager heeft vervolgens meteen op 31 mei 2023 (23:32 uur) een e-mail aan de gerechtsdeurwaarder verstuurd, waarbij klager heeft verwezen naar het eerdere telefoongesprek. Klager heeft in de e-mail aangegeven dat hij de alimentatie (net als afgelopen maanden) zo snel mogelijk, doch uiterlijk op 15 juni 2023 zal voldoen. De kamer overweegt dat klager er dan ook vanuit kon gaan dat hij uitstel tot betaling had gekregen. Op 1 juni 2023 heeft gerechtsdeurwaarder sub 1 telefonisch contact met klager gehad, waarbij de gerechtsdeurwaarder heeft aangegeven dat er geen akkoord werd gegeven tot uitstel van betaling. Op diezelfde dag is beslag op de bankrekening van klager gelegd, zonder klager in de gelegenheid te stellen de verschuldigde alimentatie alsnog (op die dag) te voldoen.

8.3 De kamer overweegt dat gerechtsdeurwaarder sub 1 niet goed met klager heeft gecommuniceerd over het verzoek van klager om uitstel van betaling. Indien de opdrachtgever (achteraf) niet akkoord is gegaan met het verzoek van klager om uitstel van betaling, had het op de weg van de gerechtsdeurwaarder gelegen om klager in de gelegenheid te stellen de verschuldigde alimentatie alsnog op 1 juni 2023 te voldoen. Te meer nu klager eerder de toezegging had gekregen dat het akkoord was als hij de alimentatie die maand op de 15de zou voldoen.

8.4 Ten aanzien van verzetgrond 6.2 overweegt de voorzitter dat de klacht ten aanzien van de intimidatie en discriminatie dateert van na de oorspronkelijke klacht en dit nieuwe klachtonderdelen betreft. De kamer zal deze klachtonderdelen niet bij de oorspronkelijk klacht betrekken. Indien gewenst, kan klager hiervoor een nieuwe klacht bij de kamer indienen.

8.5 Op grond van het voorgaande dient het verzet en de klacht op grond van de eerste klachtgrond gegrond te worden verklaard. De beslissing van de voorzitter kan niet in stand blijven en dient te worden vernietigd.

8.6 Gelet op het hiervoor overwogene en de ernst van de overtredingen, ziet de kamer aanleiding tot het opleggen van twee maatregelen, namelijk een berisping en een boete. Klager is door de onjuiste handelwijze van de gerechtsdeurwaarders geschaad in zijn belangen.

8.7 De kamer zal de gerechtsdeurwaarders op grond van artikel 43a lid 1 onder a en b van de Gerechtsdeurwaarderswet jo de Tijdelijke Richtlijn kostenveroordeling kamer voor gerechtsdeurwaarders (Staatscourant 1 februari 2018, nr. 5882) tevens veroordelen in de proceskosten. Voor klager worden die begroot op het forfaitaire bedrag van € 50,-. Voor de procedure worden de kosten begroot op het forfaitaire bedrag van € 1.500,-.

8.8 Op grond van artikel 37 lid 7 van de Gerechtsdeurwaarderswet bepaalt de kamer dat de gerechtsdeurwaarders aan klager het betaalde griffierecht vergoeden.

8.9 Op grond van voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart het verzet niet-ontvankelijk ten aanzien van verzetsgrond 6.2;
  • verklaart het verzet voor het overige gegrond en vernietigt de bestreden beslissing;
  • verklaart de klacht gegrond;
  • legt de gerechtsdeurwaarders de maatregel van berisping op;
  • legt de gerechtsdeurwaarders tevens de maatregel op van een geldboete van
    € 500,-, te betalen aan het LDCR op de wijze en binnen de termijn als door het LDCR aan de gerechtsdeurwaarders wordt meegedeeld, nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden;
  • veroordeelt de gerechtsdeurwaarders hoofdelijk in de proceskosten van

klager, te begroten op € 50,-, te voldoen nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden;

  • veroordeelt de gerechtsdeurwaarders hoofdelijk in de kosten van de

behandeling van de klacht door de kamer, te begroten op € 1.500,-, met

aanzegging dat de ex artikel 43 lid 6 van de Gerechtsdeurwaarder te bepalen termijn en de wijze waarop de gerechtsdeurwaarders het bedrag van de

kostenveroordeling moeten voldoen, na het onherroepelijk worden van deze beslissing per brief aan de gerechtsdeurwaarders zal worden medegedeeld;

  • veroordeelt de gerechtsdeurwaarders hoofdelijk tot betaling aan klager van het griffiegeld van € 50,-, nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden.

Aldus gegeven door mr. L. van Berkum, plaatsvervangend-voorzitter,

mr. A.E. de Vos en mr. A.W. Veth, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 mei 2024, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.