ECLI:NL:TGDKG:2024:40 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/742717 / DW RK 23/424 LvB/WdJ

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2024:40
Datum uitspraak: 21-05-2024
Datum publicatie: 21-05-2024
Zaaknummer(s): C/13/742717 / DW RK 23/424 LvB/WdJ
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. Ongegrond. Klager heeft eerder een klacht over hetzelfde feitencomplex ingediend. Vordering is niet verjaard.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 15 mei 2024 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 21 november 2023 met zaaknummer C/13/734314 DW RK 23/183 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/742717 / DW RK 23/424 LvB/WdJ ingesteld door:

[  ],

wonende te [  ],

klager,

tegen:

[  ],

gerechtsdeurwaarder te [  ],

beklaagde,

gemachtigden: [  ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 26 mei 2023, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 4 augustus 2023, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 21 november 2023 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk niet-ontvankelijk afgewezen. Een afschrift van de beslissing van de voorzitter is bij brief van 23 november 2023 aan klager toegezonden. Bij e-mail, ingekomen op 24 november 2023, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Bij e-mail, ingekomen op 12 maart 2024, heeft de gerechtsdeurwaarder nadere stukken gestuurd. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 3 april 2024 alwaar klager en de gemachtigden van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. De uitspraak is bepaald op 15 mei 2024.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           De gerechtsdeurwaarder is belast met de executie van een notariële akte van geldlening van 1 september 2006 ten laste van klager.

-           Bij exploot van 31 mei 2016 is de akte aan klager betekend met gelijktijdig bevel aan de inhoud te voldoen.

-           Op 24 januari 2017 heeft de gerechtsdeurwaarder derdenbeslag gelegd onder

[  ] (hierna: [  ]) ten laste van klager.

-           Het beslag is bij exploot van 31 januari 2017 aan klager betekend.

-           Bij exploot van 19 november 2021 is een hernieuwd bevel tot betaling gedaan.

-           Bij brief 22 mei 2023 heeft klager verzocht om opheffing van het gelegde loonbeslag vanwege de verjaring van de vordering. Tevens heeft klager de vordering in zijn geheel betwist.

-           Hierop heeft de gerechtsdeurwaarder bij e-mail van 25 mei 2023 gereageerd.

4. De oorspronkelijke klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat de betreffende vordering op 31 mei 2021 is verjaard, aangezien de betekening van het exploot dateert van 31 mei 2016. Ondanks een eis tot stopzetting weigert de gerechtsdeurwaarder het loonbeslag, dat loopt sinds 2017, stop te zetten dan wel de onrechtmatig verkregen gelden terug te storten.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.1 De gerechtsdeurwaarder heeft naar oordeel van de voorzitter terecht gesteld dat aan de onderhavige klacht hetzelfde feitencomplex ten grondslag ligt als aan de eerdere klacht met C/13/627182 DW RK 17/410. De onderhavige klacht vindt namelijk opnieuw zijn grondslag in de vermeende verjaring van de vordering van de ABN AMRO uit hoofde van de notariële akte van geldlening. Dat was een van de onderdelen van de klacht in die procedure.

4.2 Dat klager een andersluidende beklag heeft ingediend doet niet af aan de essentie dat klager het niet eens is de werkwijze van de gerechtsdeurwaarder. En over die werkwijze heeft de voorzitter in de eerder genoemde beslissing al overwogen. Nu klager opnieuw de werkwijze van de gerechtsdeurwaarder ter discussie stelt, zal de klacht niet-ontvankelijk worden verklaart, omdat klager niet meerdere malen over hetzelfde feitencomplex kan klagen.

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als kennelijk niet-ontvankelijk afgewezen.

6. De gronden van het verzet

6.1 In verzet heeft klager aangevoerd dat de gerechtsdeurwaarder voor de meest kostbare methode heeft gekozen om klager te berichten over de vordering. De gekozen methode en gebruikte adressering hebben tot hoge kosten geleid en hebben klager niet tijdig bereikt, met als gevolg dat de vordering inmiddels is verjaard.

6.2 In verzet heeft klager verder - voor zover de voorzitter begrijpt – de betekening van het gelegde beslag onder de [  ] betwist.

6.3 Klager heeft tevens aangevoerd dat de gerechtsdeurwaarder een te lage beslagvrije voet hanteert.

6.4 Klager heeft ook nog aangevoerd dat de gerechtsdeurwaarder onzorgvuldig heeft gehandeld door foute en onvolledige informatie te betekenen, aangezien als “onderdeel” van de hypotheekakte een ongeldige offerte is mee betekend en ook als “onderdeel” van de hypotheekakte de voorwaarden onvolledig zijn. Het is dan ook de vraag in hoeverre de betekening rechtsgeldig is.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 Voor zover klager nieuwe klachten in verzet heeft aangevoerd kan hij daarin niet worden ontvangen. Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Amsterdam dient de kamer bij de behandeling van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter de oorspronkelijke klacht te toetsen. Dit betekent dat in verzet de oorspronkelijke klacht niet met nieuwe klachten kan worden aangevuld. Klager kan niet worden ontvangen in zijn klachten als vermeld onder 6.3. Voor zover klager zich op het standpunt stelt dat het klachtenformulier dusdanig is ingericht dat klager zijn oorspronkelijke klacht niet volledig heeft kunnen beschrijven, overweegt de kamer dat uit het klachtenformulier blijkt dat klager slechts vier regels heeft gebruikt om zijn klacht te omschrijven. Er was dan ook voldoende ruimte over om meer klachtonderdelen te omschrijven.

7.2 De kamer overweegt dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. In verzet heeft klager de gebreken in het (stuitings)exploot van 19 november 2021 toegelicht. De gerechtsdeurwaarder heeft ter zitting erkend dat in het exploot van 19 november 2021 per abuis is opgenomen “… en van de hierna te melden akte …”. Er is immers niks betekend, maar alleen een hernieuwd bevel tot betaling gedaan. Het door klager ter zitting aangevoerde levert geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen door de gerechtsdeurwaarder.

7.3 De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet dient dan ook ongegrond te worden verklaard.

7.4 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart het verzet niet-ontvankelijk ten aanzien van verzetsgrond 6.3;
  • verklaart het verzet voor het overige ongegrond.

Aldus gegeven door mr. L. van Berkum, plaatsvervangend-voorzitter,

mr. A.E. de Vos en mr. A.W. Veth, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 mei 2024, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.