ECLI:NL:TGDKG:2024:38 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/744652 / DW RK 24/16 LV/SM

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2024:38
Datum uitspraak: 08-05-2024
Datum publicatie: 10-05-2024
Zaaknummer(s): C/13/744652 / DW RK 24/16 LV/SM
Onderwerp: Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. Klaagster beklaagt zich er onder meer over dat de gerechtsdeurwaarder de rechtbank niet juist heeft geïnformeerd over het geld dat de gerechtsdeurwaarder voor de zitting heeft ontvangen met als gevolg dat er onnodige kosten zijn gemaakt. De voorzitter heeft onder meer geoordeeld dat geen onnodige (proces)kosten zijn gemaakt, nu klaagster niet het gehele verschuldigde bedrag voor de zitting heeft voldaan. De kamer acht de beslissing van de voorzitter juist en de door klaagster aangevoerde gronden geven geen aanleiding de motivering van de beslissing aan te passen.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 8 mei 2024 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 19 december 2023 met zaaknummer C/13/737316 / DW RK 23/264 MdV/WdJ en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/744652 / DW RK 24/16 LV/SM ingesteld door:

[   ],

wonende te [   ],

klaagster,

tegen:

[   ],

gerechtsdeurwaarder te [   ],

beklaagde,

gemachtigde: mr. [   ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 27 juli 2023, heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 15 september 2023, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 19 december 2023 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klaagster is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 21 december 2023. Bij brief, ingekomen op 4 januari 2024, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 20 maart 2024 alwaar klager (via een videoverbinding) en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. De uitspraak is bepaald op 8 mei 2024.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klaagster heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

  • Bij brieven van 21 april 2021 en 11 juni 2021 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster verzocht de openstaande vordering van Menzis Zorgverzekeraar N.V. te voldoen.
  • Bij exploot van 23 juni 2021 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster gedagvaard te verschijnen ter zitting van de kantonrechter te Arnhem tegen 21 juli 2021.       
  • Op 20 juli 2021 heeft klaagster een betalingsvoorstel van € 50,- per maand gedaan en een bedrag van € 224,- overgemaakt.
  • Bij brief van 21 juli 2021 is de met klaagster overeengekomen betalingsregeling aan haar bevestigd.
  • Bij verstekvonnis van 21 juli 2021 is klaagster veroordeeld tot betaling van een geldbedrag.
  • Bij brief van 12 november 2021 is een (nieuwe) met klaagster overeengekomen betalingsregeling van € 25,- per maand aan haar bevestigd.
  • Op 4 juli 2022 is executoriaal derdenbeslag op de zorgtoeslag van klaagster gelegd.

4. De oorspronkelijke klacht

Klaagster beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder:

a: de rechtbank niet juist heeft geïnformeerd over het geld dat de gerechtsdeurwaarder voor de zitting heeft ontvangen met als gevolg dat er onnodige kosten zijn gemaakt;

b: beslag op de zorgtoeslag van klaagster heeft gelegd, ondanks dat klaagster had gemeld dat er betalingen waren verricht en klaagster saneringskrediet heeft.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.1 Gerechtsdeurwaarders (waaronder mede wordt begrepen waarnemend gerechts­deur­waar­ders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat-gerechtsdeurwaar­ders en degenen die zijn toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid, bedoelde opleiding) zijn ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaar­ders­­wet aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechts­deur­waar­der, toegevoegd gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a overweegt de voorzitter dat uit de overgelegde producties blijkt dat klaagster een dag voor de geplande zitting bij de kantonrechter een bedrag van € 224,- aan de gerechtsdeurwaarder heeft overgemaakt. Omdat de gerechtsdeurwaarder de ontvangst van de betaling van klaagster na de zitting heeft gezien en verwerkt, heeft de gerechtsdeurwaarder de betaling niet door kunnen geven aan de kantonrechter. Het komt voor rekening en risico van klaagster dat zij pas een dag voor de zitting een betaling heeft verricht. Overigens zijn er geen onnodige (proces)kosten gemaakt, nu klaagster niet het gehele verschuldigde bedrag voor de zitting heeft voldaan. Een tuchtrechtelijk verwijt kan de gerechtsdeurwaarder op dit klachtonderdeel niet gemaakt worden.

4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel b overweegt de voorzitter dat uit de overgelegde producties blijkt dat de gerechtsdeurwaarder tweemaal een betalingsregeling met klaagster is overeengekomen, welke regelingen klaagster niet correct is nagekomen.

In de bevestigingsbrieven heeft de gerechtsdeurwaarder aangegeven dat indien klaagster de betalingsregeling niet nakomt, de regeling komt te vervallen en klaagster het totaal verschuldigde bedrag dient te betalen. Tevens is aangegeven dat de gerechtsdeurwaarder, naast dat klaagster direct moet betalen, verdere executiemaatregelen kan nemen. Nu klaagster de betalingsregelingen niet correct is nagekomen, kan de gerechtsdeurwaarder geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt dat hij derdenbeslag ten laste van klaagster heeft gelegd. De door de gerechtsdeurwaarder in rekening gebrachte kosten berusten op de door de overheid vastgestelde en in het Besluit tarieven ambtshandeling gerechtsdeurwaarders (Btag) neergelegde tarieven. Niet gebleken is dat de gerechtsdeurwaarder andere of hogere kosten in rekening heeft gebracht.

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klaagster als kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klaagster – samengevat – aangevoerd dat de betaling van de € 224,- vóór de zitting is betaald. Dat blijkt uit het historisch overzicht van de [   ] aan klaagster en is over de chat bevestigd door [   ]. Daarnaast was er geen schuld bij Menzis, omdat klaagster in 2020 een RUB-regeling had voltooid. Dit is bevestigd door Menzis. Klaagster vraagt zich af, gelet op de moeilijke situatie waarin klaagster verkeerde, of beslaglegging de enige optie was voor de gerechtsdeurwaarder.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 Het verzet kan naar het oordeel van de kamer niet slagen. Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de kamer niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter waarmee de kamer zich verenigt. De kamer merkt nog wel op dat de bevestiging van de betaling van € 224,00 op 20 juli 2021, en een mededeling daarvan aan de kantonrechter op 21 juli 2021, alsnog hadden geleid tot een vonnis. De procedure was immers al ingezet en daar komen (proces)kosten bij waarmee geen rekening is gehouden bij de betaling van € 224,00 door klaagster. De gerechtsdeurwaarder betreurt de uitkomst voor klaagster, maar heeft slechts de wet en het interne beleid gevolgd toen hij beslag heeft gelegd ten laste van klaagster. Dit leidt niet tot een tuchtrechtelijk laakbaar verwijt. De kamer acht de beslissing van de voorzitter daarom juist en de door klaagster aangevoerde gronden geven geen aanleiding de motivering van de beslissing aan te passen.

7.2 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. L. Voetelink, plaatsvervangend-voorzitter, en mr. C.W.D. Bom en M.F.J. Pijnenburg, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 mei 2024, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.