ECLI:NL:TGDKG:2024:37 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/742718 DW RK 23/425 LV/SM

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2024:37
Datum uitspraak: 08-05-2024
Datum publicatie: 10-05-2024
Zaaknummer(s): C/13/742718 DW RK 23/425 LV/SM
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. Klaagster beklaagt zich er over dat de gerechtsdeurwaarders geen akte van cessie hebben overgelegd of een machtiging van de partij die meent een vordering op klaagster te hebben. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet tegen die beslissing dient ongegrond te worden verklaard.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 8 mei 2024 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 14 november 2023 met zaaknummer C/13/733974 / DW RK 23/172 MdV/WdJ en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/742718 DW RK 23/425 LV/SM ingesteld door:

[   ],

wonende te [   ],

klaagster,

tegen:

1. [   ],

kandidaat gerechtsdeurwaarder te Amsterdam,

en

2. J. [   ],

gerechtsdeurwaarder te [   ],

beklaagden.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlage, ingekomen op 22 mei 2023, heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagden, hierna: de gerechtsdeurwaarders. Bij verweerschrift, ingekomen op 16 juni 2023, hebben de gerechtsdeurwaarders op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 14 november 2023 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klaagster is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 16 november 2023. Bij e-mail, ingekomen op 22 november 2023, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 20 maart 2024 alwaar gerechtsdeurwaarder sub 1 is verschenen. Klaagster is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen. De uitspraak is bepaald op 8 mei 2024.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klaagster heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

  • Klaagster is bij vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van 5 april 2023 veroordeeld tot het betalen van proceskosten.
  • Gerechtsdeurwaarder sub 2 heeft het vonnis van 5 april 2023 aan klaagster betekend met gelijktijdig bevel aan de inhoud van het vonnis te voldoen.
  • Op 9 mei 2023 heeft gerechtsdeurwaarder sub 1 beslag gelegd op onroerend goed van klaagster.
  • Op 24 mei 2023 is het gelegde beslag opgeheven.

4. De oorspronkelijke klacht

Klaagster beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarders geen akte van cessie hebben overgelegd of een machtiging van de partij die meent een vordering op klaagster te hebben. De gerechtsdeurwaarders moeten een originele akte van bewijs overleggen dat zij gemachtigd zijn ofwel dat zij geautoriseerd zijn om te stelen, te dwingen en wat al dies meer zij. Er is sprake van valse aktes. De gerechtsdeurwaarders behoren de feiten te kennen die vereist zijn voor enig rechtsgevolg.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.1 Gerechtsdeurwaarders (waaronder mede wordt begrepen waarnemend gerechts­deur­waar­ders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat-gerechtsdeurwaar­ders en degenen die zijn toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid, bedoelde opleiding) zijn ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaar­ders­­wet aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechts­deur­waar­der, toegevoegd gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarders een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 De voorzitter overweegt dat op een gerechtsdeurwaarder een ministerieplicht rust indien hem wordt verzocht een titel ten uitvoer te leggen. De gerechtsdeurwaarders hebben dan ook niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld door het vonnis van 5 april 2023 te executeren. Er was voor de gerechtsdeurwaarders geen aanleiding om de opdracht om het vonnis van 5 april 2023 te betekenen en ten uitvoer te leggen te weigeren. Indien klaagster het met de tenuitvoerlegging van de titel niet eens is dient zij een executiegeschil aan te spannen tegen de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarders. Het tuchtrecht biedt daarvoor niet de geëigende weg.

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klaagster aangevoerd dat de gerechtsdeurwaarders geen aanstellingsbesluit, koninklijk besluit of een machtiging hebben om hun werkzaamheden uit te voeren.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 De kamer overweegt dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht toekomt. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet tegen die beslissing dient ongegrond te worden verklaard.

7.2 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. L. Voetelink, plaatsvervangend-voorzitter, en mr. C.W.D. Bom en M.F.J. Pijnenburg, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 mei 2024, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.