ECLI:NL:TGDKG:2024:36 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/740329 DW RK 23/361 LV/SM

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2024:36
Datum uitspraak: 08-05-2024
Datum publicatie: 10-05-2024
Zaaknummer(s): C/13/740329 DW RK 23/361 LV/SM
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht gegrond. Maatregel: één maand schorsing. De gerechtsdeurwaarder heeft in de opdracht tot de uitvoering van een ambtshandeling díe taken, die ingevolge de Gerechtsdeurwaarderverordening van haar verwacht mochten worden, veronachtzaamd. Voorts heeft de gerechtsdeurwaarder te laat gereageerd op correspondentie van klaagster en heeft zij zich in haar bejegening richting (en over) klaagster op dusdanige wijze uitgelaten die, naar oordeel van de kamer, buiten de grenzen van fatsoen en professionaliteit vallen. De toon en de verwijten die de gerechtsdeurwaarder klaagster maakt is de kamer niet onbekend. Deze onprofessionele houding en wijze van uitlaten blijkt een terugkerend fenomeen te zijn waar de kamer de gerechtsdeurwaarder reeds eerder berispingen voor heeft opgelegd. De kamer acht de maatregel in dit geval passend en geboden. De reden hiervoor is gelegen in de omstandigheid dat er naast de op zichzelf reeds gegronde klachtonderdelen, sprake is van recidive ten aanzien van de (te) late reactie op e-mails en de wijze van bejegening. Eerdere (andere) maatregelen hebben tot dusver niet geleid tot verbetering.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 8 mei 2024 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/740329 DW RK 23/361 LV/SM ingesteld door:

drs. [   ],

wonende te [   ],

klaagster,

tegen:

[   ],

gerechtsdeurwaarder te [   ],

beklaagde,

gemachtigde: [   ].

Ontstaan en verloop van de procedure

Bij e-mail met bijlagen, ingekomen op 6 oktober 2023, heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagde (hierna: de gerechtsdeurwaarder). Bij verweerschrift, ingekomen op 18 maart 2024, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 20 maart 2024 alwaar klaagster en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. De uitspraak is bepaald op 8 mei 2024.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

  • op 25 augustus 2023 heeft klaagster als bestuurder van de [   ] te [   ] (hierna: de VvE) telefonisch geïnformeerd bij de gerechtsdeurwaarder over het betekenen van twee dagvaardingen;
  • op 29 augustus 2023 (08:44 uur) heeft klaagster telefonisch contact opgenomen met het kantoor van de gerechtsdeurwaarder. Om 09:04 uur heeft klaagster de opdracht per e-mail verstrekt en gevraagd of zij die dag kon langskomen om de bijlagen/producties te laten inscannen. Daarbij refereerde klaagster aan het telefoongesprek van 25 augustus 2023;
  • op 29 augustus 2023 heeft klaagster een bezoek gebracht aan het kantoor van de gerechtsdeurwaarder en zijn de bijlagen/producties bij de dagvaarding ingescand door een medewerker van het kantoor;
  • bij e-mail van 11 september 2023 heeft klaagster aan de gerechtsdeurwaarder gevraagd of al bekend is wanneer de dagvaardingen worden betekend;
  • bij e-mail van 27 september 2023 heeft klaagster opnieuw gevraagd naar de voortgang van de opdracht en daarbij aangegeven dat, indien zij binnen vijf dagen geen bericht hierover ontvangt, de opdracht zal worden ingetrokken.
  • bij e-mail van 28 september 2023 heeft de gerechtsdeurwaarder het volgende meegedeeld:

“De dagvaardingen worden betekend, no worries.”

  • bij e-mail van 28 september 2023 (12:07 uur) heeft klaagster de gerechtsdeurwaarder bericht dat zij de opdracht intrekt omdat de dagvaardingen niet zijn uitgebracht en evenmin een indicatie wordt gegeven wanneer deze wel zullen worden uitgebracht;
  • bij e-mail van 28 september 2023 heeft de gerechtsdeurwaarder een opdrachtbevestiging verzonden, waarbij zij vermeldt dat zij eerder had verzuimd die te versturen. Verder ging de gerechtsdeurwaarder in op de inhoud van de aangeleverde dagvaardingen.
  • bij e-mail van 28 september 2023 (12:31 uur) heeft klaagster gereageerd met de mededeling dat de opdracht reeds was ingetrokken;
  • bij e-mail van 28 september 2023 (12:32) heeft de gerechtsdeurwaarder als volgt gereageerd:

“Ik zal dan voor beide dossiers een rekening sturen voor de kosten die zijn gemaakt voor het redigeren van de dagvaarding en de kopieerkosten (…).

Het is jammer dat u op deze wijze reageert. U wist en weet dat wij ermee bezig zijn, maar dat uw dagvaarding behoorlijk wat aanpassingen behoefde. Of  had u liever gehad dat wij deze nietig hadden betekend?”

  • De correspondentie is tussen de gerechtsdeurwaarder en klaagster die dag voortgezet, waarbij klaagster de gerechtsdeurwaarder gebrekkige communicatie verweet.        

2. De klacht

Klaagster beklaagt zich samengevat over het volgende.

  1. de gerechtsdeurwaarder heeft beroepsfouten gemaakt door haar werk niet naar behoren uit te voeren;
  2. de gerechtsdeurwaarder heeft niet gecommuniceerd met klaagster;
  3. de gerechtsdeurwaarder heeft grensoverschrijdend gedrag vertoond toen zij werd aangesproken op haar beroepsfouten door het uiten van dreigementen, het uiten van onwaarheden en een rekening presenteren op basis van werkzaamheden waarvoor geen opdracht bestond;

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet (hierna: Gdw) zijn gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk handelend gerechtsdeurwaarder betaamt. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

4.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a. voert klaagster het volgende aan. Op 25 augustus 2023 is telefonisch met de gerechtsdeurwaarder gesproken over het betekenen van twee dagvaardingen. Op 29 augustus 2023 is klaagster op kantoor van de gerechtsdeurwaarder geweest om ten behoeve van de opdracht bijlagen/producties te laten inscannen. Eerst op 11 september 2023 informeerde klaagster naar de gang van zaken. Vervolgens op 27 september 2023, waarna eerst op 28 september 2023 een summiere reactie volgde van de gerechtsdeurwaarder (de dagvaardingen worden betekend, no worries). Deze reactie heeft klaagster doen besluiten de opdracht direct in te trekken. De gerechtsdeurwaarder stuurde hierop de opdrachtbevestiging. Op basis hiervan is klaagster van mening dat de gerechtsdeurwaarder beroepsfouten heeft gemaakt door haar werk niet goed uit te voeren.

4.3 Op het verwijt dat de gerechtsdeurwaarder een beroepsfout heeft gemaakt heeft de gerechtsdeurwaarder (primair) aangevoerd dat daar geen sprake van is, omdat er geen ambtshandeling is verricht. Voorts heeft de gerechtsdeurwaarder zich hiertegen verweerd door te stellen dat zowel telefonisch als tijdens het bezoek van klaagster op 29 augustus 2023 besproken is dat er veel aan de dagvaardingen aangepast moest worden. Zij heeft klaagster laten weten dat zij druk waren en tot een snelle betekening zouden kunnen overgaan onder de voorwaarde dat de aangeleverde dagvaardingen correct waren. Als dat niet het geval was dan had de gerechtsdeurwaarder niet direct de tijd om de dagvaarding aan te passen. Voorts stelt de gerechtsdeurwaarder dat klaagster tussen 29 augustus en 11 september 2023 herhaaldelijk heeft gebeld. Tijdens die telefoongesprekken is aan klaagster medegedeeld dat het opgepakt zou gaan worden zodra er tijd voor was. Ook kampte het kantoor van de gerechtsdeurwaarder met een langdurige zieke en onderbezetting. De mededeling: “(…) no worries” was bedoeld om klaagster gerust te stellen. Wel erkent de gerechtsdeurwaarder dat het slordig en vervelend was dat zij verzuimd heeft een opdrachtbevestiging te sturen.

4.4 De kamer merkt op dat de klacht van klaagster zijn oorsprong vindt in de opdracht die is gegeven aan de gerechtsdeurwaarder; namelijk het betekenen van twee dagvaardingen. Het verzoek tot het doen van betekenen van een dagvaarding valt direct onder het aangehaalde onder artikel 2 lid 1a Gdw en betreft daarom het verzoek tot het verrichten van een ambtshandeling, een ambtshandeling die de gerechtsdeurwaarder ingevolge artikel 11 Gdw, in beginsel, gehouden is uit te voeren. In elk geval ten aanzien van één van de dagvaardingen. Om te beoordelen of een gerechtsdeurwaarder een beroepsfout heeft begaan, dient te worden beoordeeld of de gerechtsdeurwaarder bij het gewraakte handelen díe taken of werkzaamheden heeft veronachtzaamd die bij wet of anderszins expliciet vallen onder het ambt van een gerechtsdeurwaarder. Of daarvan sprake is wordt verder bepaald aan de hand van wat van een redelijk bekwaam en behoorlijk handelend gerechtsdeurwaarder verwacht mag worden in de gegeven omstandigheden.

4.5 Ingevolge artikel 4.6 Gerechtsdeurwaarderverordening mocht klaagster verwachten dat aan haar inlichtingen werden vertrekt over de voor de dienstverlening relevante feiten (lid 1); dat aan haar (zo snel als mogelijk) een opdrachtbevestiging (lid 2) en een overeenkomst van opdracht waar de tarieven en omvang van de werkzaamheden in zijn vastgelegd zou worden verstrekt (lid 4) en regelmatig inzage in de stand van zaken van een dossier zou worden gegeven (lid 6). Anders dan de blote stelling dat de gerechtsdeurwaarder veelvoudig (telefonisch) contact heeft gehad met klaagster – hetgeen door klaagster wordt betwist – is op geen enkele wijze  aannemelijk gemaakt dat zij die mate van transparantie heeft verschaft die voornoemd artikel voorschrijft. Bovendien blijkt uit de uitlatingen van de gerechtsdeurwaarder zelf dat er van veelvuldig telefonisch contact met klaagster geen sprake is geweest (tweede citaat onder 4.12).

4.6 In de regel zal een dagvaarding binnen 7 tot 8 dagen worden uitgebracht. Een langere termijn kan worden afgesproken met de opdrachtgever, maar daarvan is hier niet gebleken. Als er omstandigheden zijn waardoor het uitbrengen van de dagvaarding op zich laat wachten dan heeft de gerechtsdeurwaarder de verplichting de opdrachtgever hiervan terstond op de hoogte te brengen. Daarvan is hier niet gebleken. Bovendien heeft de gerechtsdeurwaarder onvoldoende toegelicht waarom in het onderhavige geval de aangeleverde stukken een langere voorbereidingstijd zouden rechtvaardigen. Het argument van de gerechtsdeurwaarder over de capaciteitsproblemen van het kantoor, is een factor die betrokken had moeten worden bij het aangaan van de opdracht (volgt uit artikel 3.3 lid 2 Gerechtsdeurwaardersverordening) en is niet een omstandigheid die voor rekening van klaagster komt.

4.7 Op grond van het hiervoor aangehaalde komt het beeld naar voren dat de gerechtsdeurwaarder zich niets heeft aangetrokken van de verplichtingen die op haar rusten in de uitoefening van het ambt. Met niet naleving van de voor de beroepsgroep vastgestelde regelgeving heeft de gerechtsdeurwaarder bovendien de goede vervulling van het ambt van gerechtsdeurwaarder geschaad. Naar het oordeel van de kamer heeft klaagster voldoende aannemelijk gemaakt dat de gerechtsdeurwaarder op dit punt een tuchtrechtelijk verwijt gemaakt kan worden.

4.8 Ten aanzien van klachtonderdeel b. overweegt de kamer als volgt. Uit het hiervoor overwogene is voldoende helder geworden dat de communicatie aan de zijde van de gerechtsdeurwaarder tussen 29 augustus en 28 september 2023 nauwelijks heeft plaatsgevonden. Het moment dat de gerechtsdeurwaarder uiteindelijk heeft gereageerd ligt buiten de termijn die daarvoor staat. Ingevolge vaste jurisprudentie dient er binnen een redelijke termijn (van veertien dagen) te worden gereageerd op correspondentie aangaande een dossier dat bij de gerechtsdeurwaarder in behandeling is, dan wel een aan de gerechtsdeurwaarder verstrekte opdracht. In het onderhavige geval heeft klaagster op haar bericht van 29 augustus pas op 28 september 2023 een reactie ontvangen. Daarbij geldt dat het er de schijn van heeft dat dat is gebeurd onder de druk dat klaagster de opdracht zou intrekken.

4.9 Klachtonderdeel c, zo begrijpt de kamer, ziet enerzijds op bejegening en anderzijds op de vraag welke kosten redelijkerwijs in rekening gebracht mogen worden op basis van hetgeen is overeengekomen tussen partijen en de werkzaamheden die daar wel of niet onder vallen. Om met het laatstgenoemde te beginnen overweegt de kamer als volgt.

4.10 Klaagster verschilt met de gerechtsdeurwaarder van mening of de door de gerechtsdeurwaarder in rekening gebrachte kosten in verhouding staan tot de inspanning die de gerechtsdeurwaarder zou hebben geleverd. Dit is echter een civielrechtelijk geschil dat niet ter beoordeling staat van de tuchtrechter.

4.11 Ten aanzien van het verwijt over de bejegening overweegt de kamer als volgt. Van een gerechtsdeurwaarder en van justitiabelen mag worden verwacht dat zij communiceren op een wijze die in het algemeen als passend en fatsoenlijk mag worden beschouwd. Daarbij moet in aanmerking worden genomen dat er verschil van inzicht kan bestaan over de waarde die door beide partijen aan de gebruikte bewoordingen wordt toegekend.

4.12 Echter in dit geval heeft de gerechtsdeurwaarder zich schuldig gemaakt aan tuchtrechtelijk laakbaar handelen nu haar manier van communiceren – met een opdrachtgever– niet in lijn ligt met wat van een behoorlijk gerechtsdeurwaarder verwacht mag worden en buiten de grenzen van fatsoen en professionaliteit valt. Het gaat daarbij onder meer om de volgende uitlatingen:

"U wist en weet dat we ermee bezig zijn, maar dat uw dagvaarding behoorlijk wat aanpassingen behoefte. Of had u liever gehad dat wij deze nietig hadden betekend.”

“U had dus verwacht dat ik voortdurend u op de hoogte had gebracht op de vele aanpassingen in uw dagvaarding”

“U verwacht dat ik tijd, energie en aandacht voor u had terwijl u onaangekondigd op de stoep stond? Serieus (…) me dunkt dat mijn collega geheel onverplicht u aandacht heeft gegeven (…)”

4.13 Deze uitlatingen zijn niet alleen onprofessioneel, maar de gerechtsdeurwaarder spreekt zichzelf tegen met betrekking tot wat zij in haar verweerschrift heeft opgenomen. In het verweerschrift wordt immers gesteld dat klaagster middels telefoongesprekken op de hoogte is gehouden van de voortgang en de aanpassingen in de dagvaardingen. De geciteerde berichten bevestigen veeleer de stelling van klaagster dat er geen contact is geweest over (de inhoud van) de opdracht. Daarbij komt nog dat in het geheel niet is gebleken welke aanpassingen in de concept-dagvaardingen noodzakelijk waren.

4.14 De onheuse bejegening van de gerechtsdeurwaarder richting klaagster beperkt zich niet tot het mailverkeer tussen hen. De kamer merkt op dat de gerechtsdeurwaarder zich ook laatdunkend uitlaat over klaagster in haar verweerschrift. Klaagster (als klant/opdrachtgever) lijkt te worden weggezet als een kwaadwillende die erop uit is geweest het werk van de gerechtsdeurwaarder onmogelijk te maken.

4.15 De toon en de verwijten die de gerechtsdeurwaarder anderen maakt is de kamer niet onbekend. Deze onprofessionele houding en wijze van uitlaten blijkt een terugkerend fenomeen te zijn waar de kamer de gerechtsdeurwaarder reeds eerder berispingen voor heeft opgelegd: 16 januari 2023 (C/13/707654 / DW RK 21/429) en 5 oktober 2023 (C/13/720161 / DW RK 23/52 ). Bij uitspraak van 14 april 2023 (C/13/711882 DW RK 21/591) heeft de gerechtsdeurwaarder een waarschuwing gekregen voor het niet tijdig reageren, waarbij ook hier pas een reactie volgde onder de druk van het indiening van een klacht. Maar ook in dit verweerschrift én de verweerschriften van de (andere twee) klachten waarin de gerechtsdeurwaarder een maatregel (waarschuwing) opgelegd heeft gekregen, kiest de gerechtsdeurwaarder ervoor de benodigde professionele distantie te laten varen. Omdat al het voorgaande bijeen genomen niet past bij een gerechtsdeurwaarder als openbaar ambtenaar en belangrijke schakel in het rechtssysteem, is de kamer van oordeel dat een zwaardere sanctie ditmaal passend is.

5. Maatregel

5.1 Gelet op de gegronde klachtonderdelen zal de kamer de gerechtsdeurwaarder de maatregel van schorsing voor de duur van een maand opleggen. Deze maatregel acht de kamer in dit geval passend en geboden. De reden hiervoor is gelegen in de omstandigheid dat er naast de op zichzelf reeds gegronde klachtonderdelen, sprake is van recidive ten aanzien van de (te) late reactie op e-mails en de wijze van bejegening. Eerdere (andere) maatregelen hebben tot dusver niet geleid tot verbetering.

6. Kostenveroordeling

6.1 Nu de kamer de gerechtsdeurwaarder een maatregel oplegt, zal de kamer de gerechtsdeurwaarders op grond van artikel 43a lid 1 Gdw en de Tijdelijke Richtlijn kostenveroordeling kamer voor gerechtsdeurwaarders veroordelen tot betaling van de kosten van behandeling van de klacht door de kamer van € 1.500,00. De gerechtsdeurwaarder zal daarnaast worden veroordeeld tot betaling van de kosten van klaagster, die worden begroot op een forfaitair bedrag van € 50,00.

6.2 Omdat de kamer de klacht gegrond verklaart, stelt de kamer vast dat de gerechtsdeurwaarder op grond van artikel 37 lid 7 Gdw het door klaagster betaalde griffierecht (€ 50,00) aan haar dient te vergoeden.

6.3 Dit alles leidt tot de volgende beslissing.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart de klachtonderdelen gegrond;
  • legt de gerechtsdeurwaarder de maatregel van schorsing op voor de duur van een maand. Tot oplegging van de schorsingen wordt overgegaan na het onherroepelijk worden van deze beslissing en op een aan de gerechtsdeurwaarder meegedeelde datum van ingang;
  • veroordeelt de gerechtsdeurwaarder tot betaling van het door klaagster betaalde griffierecht, zijnde € 50,00, nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden;
  • veroordeelt de gerechtsdeurwaarder in de proceskosten van klaagster, te begroten op € 50,00, nadat deze uitspraak onherroepelijk is geworden;
  • veroordeelt de gerechtsdeurwaarder tot betaling van de kosten van behandeling van de klacht door de kamer, begroot op € 1.500,00, te betalen aan het LDCR op de wijze en binnen de termijn als door het LDCR aan de gerechtsdeurwaarders wordt meegedeeld, nadat deze uitspraak onherroepelijk is geworden.

Aldus gegeven door mr. L. Voetelink, plaatsvervangend-voorzitter, en mr. C.W.D. Bom en M.F.J. Pijnenburg, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 mei 2024, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.