ECLI:NL:TGDKG:2024:29 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/728182 / DW RK 23/20 MdV/RH

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2024:29
Datum uitspraak: 29-03-2024
Datum publicatie: 10-05-2024
Zaaknummer(s): C/13/728182 / DW RK 23/20 MdV/RH
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: De gerechtsdeurwaarder heeft niet gereageerd op een vraag van klager over de hoogte van de vordering en met name de berekening van de rente. Daarnaast heeft de gerechtsdeurwaarder pas na vijf weken het terug te betalen bedrag vanwege een onjuist berekende beslagvrije voet aan klager terugbetaald. Maatregel van berisping opgelegd. 

Beslissing van 29 maart 2024 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/728182 / DW RK 23/20 MdV/RH ingesteld door:

[..],

wonende te [..],

klager,

tegen:

[..],

toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [..],

beklaagde,

gemachtigde: [..].

Ontstaan en loop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 16 januari 2023, aangevuld op 20 januari 2023, heeft klager een klacht ingediend tegen de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op15 maart 2023, heeft de gerechtsdeurwaarder gereageerd.

De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 8 maart 2024 waar klager (digitaal), de gemachtigde en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. De uitspraak is bepaald op 29 maart 2024.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           klager is bij vonnis van 6 september 1996 veroordeeld een vordering te voldoen; na de betekening van dit vonnis, in 1996, liep het dossier bij gerechtsdeurwaarderskantoor [..] en is een betalingsregeling getroffen

-           na het faillissement van [..] heeft [..] (het kantoor van de beklaagde gerechtsdeurwaarder) het dossier overgenomen;

-           daarna is het dossier overgedragen aan [..], die op enig moment aan [..] opdracht heeft gegeven beslag te leggen;

-           dat beslag is gelegd op 24 oktober 2022 , onder de SVB op de uitkering van klager, de inhouding bedraagt € 716,81 per maand;

-           op 10 november 2022 heeft klager zich onder meer beklaagd over de hoogte van de inhouding en over de misverstanden die zijn ontstaan door de overdracht van de schuld van [..] naar [..];

-           op 11 november 2022 heeft de gerechtsdeurwaarder klager verzocht informatie te overleggen ter controle van de beslagvrije voet;

-           op 14 november 2022 heeft de gerechtsdeurwaarder aan klager de modelberekening doen toekomen;

-           op 14 november 2022 heeft klager meegedeeld dat de beslagvrije voet niet juist is en een betalingsvoorstel van € 125,00 per maand gedaan;

-           op 20 november 2022 heeft klager informatie verstrekt over zijn inkomen en uitgaven onder meer verzocht een specificatie te ontvangen van de resterende schuld. Tevens heeft hij gevraagd hoe het mogelijk is dat de rente bijna 100 % van de hoofdsom bedraagt. Daarnaast heeft klager weer het betalingsvoorstel gedaan;

-           op 5 december 2022 heeft de gerechtsdeurwaarder bericht de stukken van klager te hebben ontvangen en een correcte beslagvrije voet te zullen berekenen;

-           op 10 december 2022 heeft klager onder meer gemaild dat hij eerder altijd heeft voldaan aan een betalingsregeling en heeft hij bezwaar gemaakt tegen de hoogte van de inhouding, waardoor hij op straat zal komen te staan. Daarnaast heeft hij benadrukt dat hij heeft gevraagd naar het resterende bedrag en de hoogte van de rente, waarop niet is geantwoord. Ook heeft hij meegedeeld dat hij reeds bezwaar heeft gemaakt;

-           op 12 december 2022 heeft de gerechtsdeurwaarder klager en de SVB op de hoogte gesteld van de aangepaste beslagvrije voet, te weten € 675,00 per maand en heeft zij een specificatie van de vordering aan klager gestuurd;

-           op 19 december 2022 heeft klager zijn bankgegevens aan de gerechtsdeurwaarder gestuurd zodat het teveel betaalde geretourneerd kan worden;

-           op 29 december 2022 heeft de gerechtsdeurwaarder meegedeeld het teveel afgedragen bedrag op 23 december 2022 van de SVB te hebben ontvangen;

-           op 3 en 16 januari 2023 heeft klager de gerechtsdeurwaarder onder meer bericht dat hij het niet eens is met de gang van zaken en dat hij nog geen terugbetaling heeft ontvangen;

-           op 27 januari 2023 is het teveel ingehouden saldo aan klager terugbetaald.  

2. De klacht

Klager klaagt samengevat over het volgende.

a. de gerechtsdeurwaarder heeft geen antwoorden gegeven op het door hem gedane voorstel inzake een betalingsregeling en op diverse andere vragen;

b. na herhaalde verzoeken om het te veel ontvangen bedrag aan klager terug te betalen heeft klager op 20 januari 2023 nog niets ontvangen;

c. toegezegd telefonisch contact op 20 januari 2023 heeft niet plaatsgevonden.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht (deels) gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk handelend gerechtsdeurwaarder betaamt. Klachten kunnen niet worden gericht tegen een gerechtsdeurwaarderskantoor. In het verweer heeft bovengenoemde gerechtsdeurwaarder zich opgeworpen als beklaagde. Hiermee is in de aanhef van de beslissing rekening gehouden. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

4.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a. wordt het volgende overwogen. Klager heeft op 14 en 20 november 2022 een betalingsvoorstel gedaan van € 125,00 per maand. De gerechtsdeurwaarder is hier in het geheel niet op ingegaan. Op 20 november 2022 heeft klager ook verzocht om een specificatie van de resterende schuld en gevraagd hoe het mogelijk is dat op de laatste specificatie van [..] een rente is berekend van bijna 100% van de schuld. De gerechtsdeurwaarder heeft op 12 december 2022 een specificatie verzonden aan klager maar is niet ingegaan op de hoogte van de rente. Gelet op het feit dat het een vonnis betreft uit 1996, had van de gerechtsdeurwaarder mogen worden verwacht dat zij een toelichting had gegeven op het rentepercentage of deze vraag had teruggekoppeld aan de opdrachtgever. Volgens vaste jurisprudentie dient een gerechtsdeurwaarder vragen over een bij een bij haar in behandeling zijnd dossier binnen ongeveer twee weken te beantwoorden. Nu beantwoording geheel is uitgebleven moet worden vastgesteld dat klager de klacht terecht heeft voorgesteld.

4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel b. wordt overwogen dat de gerechtsdeurwaarder in het verweerschrift heeft erkend dat de uitbetaling van de te hoge inhouding door de herberekende beslagvrije voet langer heeft geduurd dan wenselijk is. De gerechtsdeurwaarder heeft daarom het door klager betaalde griffierecht aan klager geretourneerd. Dit neemt echter niet weg dat ook dit klachtonderdeel gegrond is.

4.4 Ten aanzien van klachtonderdeel c. wordt overwogen dat uit het verweerschrift blijkt dat ook al eerder getracht is telefonisch contact op te nemen met klager. Nu niet vast te stellen is waardoor het contact niet tot stand is gekomen en wie het gelijk aan zijn kant heeft, moet dit klachtonderdeel ongegrond worden verklaard.

4.5 Gelet op het feit dat klachtonderdelen a. en b. gegrond zijn, bestaat aanleiding de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op te leggen.

4.6 Nu de kamer de gerechtsdeurwaarder een maatregel oplegt, zal de kamer de gerechtsdeurwaarder op grond van artikel 43a lid 1 Gerechtsdeurwaarderswet en de Tijdelijke Richtlijn kostenveroordeling veroordelen tot betaling van:

  • € 50,00 (forfaitair) aan kosten van klager.
  • € 1.500,00 als kosten van behandeling van de klacht door de kamer.

Er zijn geen bijzondere omstandigheden gebleken die aanleiding geven tot een

andere beslissing.

4.7 Omdat de kamer de klacht gegrond verklaart, stelt de kamer vast dat de

gerechtsdeurwaarder op grond van artikel 37 lid 7 Gerechtsdeurwaarderswet het door klager betaalde griffierecht (€ 50,00) aan hem dient te vergoeden. De gerechtsdeurwaarder heeft het griffierecht echter al aan klager vergoed, zoals klager ter zitting heeft bevestigd, zodat een veroordeling tot betaling achterwege wordt gelaten.

4.8 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De kamer voor gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart de klachtonderdelen a en b. gegrond;
  • verklaart klachtonderdeel c. ongegrond;
  • veroordeelt de gerechtsdeurwaarder in de proceskosten van klager, begroot op € 50,00, nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden;
  • veroordeelt de gerechtsdeurwaarder tot betaling van de kosten van behandeling van de klacht door de kamer van € 1.500,00, te betalen aan het LDCR op de wijze en binnen de termijn als door het LDCR aan de gerechtsdeurwaarder wordt meegedeeld, nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden.

Aldus gegeven door mr. W.M. de Vries, voorzitter, mr. L. Voetelink en mr. O.J. Boeder, leden, uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 maart 2024, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.