ECLI:NL:TGDKG:2024:27 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/742818 / DW RK 23/428 MdV/RH

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2024:27
Datum uitspraak: 07-05-2024
Datum publicatie: 07-05-2024
Zaaknummer(s): C/13/742818 / DW RK 23/428 MdV/RH
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. Gebleken is dat de gerechtsdeurwaarder ambtshandelingen heeft verricht in 2005 en 2007. De termijn van drie jaren waarbinnen een klacht moet worden ingediend is dan ook ruimschoots verstreken. Klaagster heeft niets aangevoerd waaruit zou kunnen blijken dat de gevolgen van die ambtshandelingen pas recentelijk bekend zouden zijn geworden. Vastgesteld moet worden dat klaagsters klacht op juiste gronden niet ontvankelijk is verklaard.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 29 maart 2024 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 11 september 2023 met zaaknummer C/13/714175 / DW RK 22/81 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/742818 / DW RK 23/428 MdV/RH ingesteld door:

[klaagster],

wonende te [..],

klaagster,

tegen:

[..],

gerechtsdeurwaarder te [..],

beklaagde,

gemachtigde: [..].

Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief met bijlagen, ingekomen op 21 februari 2022, heeft klaagster een klacht ingediend tegen de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 24 januari 2023, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 11 september 2023 heeft de voorzitter de klacht kennelijk niet ontvankelijk verklaard. Aan klaagster is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 14 september 2023. Bij brief, ingekomen op 28 september 2023, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Klaagster heeft schriftelijk medegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 8 maart 2024 alwaar de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder is verschenen. De uitspraak is bepaald op 29 maart 2024.

1. De ontvankelijkheid van het verzet

Klaagster heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in het verzet kan worden ontvangen.

2. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

  • Bij exploot van 1 juni 2005 heeft (het kantoor van) de gerechtsdeurwaarder ten laste van klaagster executoriaal beslag gelegd.
  • Bij exploot van 7 maart 2007 heeft (het kantoor van) de gerechtsdeurwaarder ten laste van klaagster executoriaal derdenbeslag gelegd.

3. De oorspronkelijke klacht

Klaagster beklaagt zich erover dat de gerechtsdeurwaarder, zonder nader onderzoek, met één van de vele onjuiste vonnissen ten onrechte executoriale beslagen heeft gelegd ten laste van klaagster.

4. De beslissing van de voorzitter

4.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 37 lid 2 van de Gerechtsdeurwaarderswet wordt, indien de klacht wordt ingediend na verloop van drie jaren na de dag waarop de klager heeft kennisgenomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten van de gerechtsdeurwaarder waarop de klacht betrekking heeft, de klacht door de voorzitter niet-ontvankelijk verklaard. De beslissing tot niet-ontvankelijkverklaring blijft achterwege indien de gevolgen van het handelen of nalaten redelijkerwijs pas nadien bekend zijn geworden. In dat geval verloopt de termijn voor het indienen van een klacht een jaar na de datum waarop de gevolgen redelijkerwijs als bekend geworden zijn aan te merken.

4.2 Klaagster klaagt over (ambts)handelingen in een periode van langer dan drie jaar geleden. Klaagster dient dan ook niet-ontvankelijk te worden verklaard.

4.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klaagster niet ontvankelijk verklaard.

5. De gronden van het verzet

In verzet heeft klaagster (samengevat) onder meer aangevoerd dat in het verleden onjuiste vonnissen zijn gewezen. Klaagster betwist dat artikel 37 van de Gerechtsdeurwaarderswet van toepassing is. Vervolgens heeft klaagster allerlei procedures die in het verleden hebben gespeeld naar voren gebracht, zonder daarbij aan te geven wat de relevantie van die stukken is met betrekking tot de ontvankelijkheid van de door haar ingediende klacht.

6. Het verweer in verzet van de gerechtsdeurwaarder

In verzet heeft de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder benadrukt dat de gerechtsdeurwaarder slechts de bovengenoemde ambtshandelingen heeft verricht.  

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1 Gebleken is dat de gerechtsdeurwaarder ambtshandelingen heeft verricht in 2005 en 2007. De termijn van drie jaren waarbinnen een klacht moet worden ingediend is dan ook ruimschoots verstreken. Klaagster heeft evenmin iets aangevoerd waaruit zou kunnen blijken dat de gevolgen van die ambtshandelingen pas recentelijk bekend zouden zijn geworden. Vastgesteld moet worden dat klaagsters klacht op juiste gronden niet ontvankelijk is verklaard. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet dient dan ook ongegrond te worden verklaard.

6.2 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

BESLISSING:

De kamer voor gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. W.M. de Vries, voorzitter, mr. L. Voetelink en mr. O.J. Boeder, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 maart 2024, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.