ECLI:NL:TGDKG:2024:25 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/740342 / DW RK 23/364 MK/WdJ

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2024:25
Datum uitspraak: 24-04-2024
Datum publicatie: 25-04-2024
Zaaknummer(s): C/13/740342 / DW RK 23/364 MK/WdJ
Onderwerp: Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. Klaagster beklaagt zich onder meer over de hoogte van de beslagvrije voet en het gedrag van de gerechtsdeurwaarder richting zijn klanten. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 24 april 2024 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 26 september 2023 met zaaknummer C/13/728685 / DW RK 23/31 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/740342 / DW RK 23/364 MK/WdJ ingesteld door:

[  ],

wonende te [  ],

klaagster,

gemachtigde: [  ],

tegen:

[  ],

gerechtsdeurwaarder te [  ],

beklaagde.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlage, ingekomen op 24 januari 2023, heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 28 februari 2023, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 26 september 2023 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Een afschrift van de beslissing van de voorzitter is bij brief van 28 september 2023 aan klaagster toegezonden. Bij brief, ingekomen op 5 oktober 2023, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 13 maart 2024 alwaar de gerechtsdeurwaarder is verschenen. Klaagster is, met kennisgeving, niet verschenen. De uitspraak is bepaald op 24 april 2024.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klaagster heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           Bij vonnis van 10 augustus 2021 van de kantonrechter te Zwolle is klaagster veroordeeld tot het betalen van een geldbedrag.

-           Bij exploot van 20 augustus 2021 heeft de gerechtsdeurwaarder het vonnis van 10 augustus 2021 aan klaagster betekend met gelijktijdig bevel om aan de inhoud te voldoen.

-           Op 26 augustus 2021 heeft de gerechtsdeurwaarder executoriaal derdenbeslag gelegd onder de ING Bank N.V. ten laste van klaagster.

-           Op 26 augustus 2021 heeft de gerechtsdeurwaarder tevens executoriaal derdenbeslag gelegd onder het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) ten laste van klaagster.

-           Bij e-mail van 27 augustus 2021 heeft klaagster de gerechtsdeurwaarder verzocht om aanpassing van de beslagvrije voet.

-           Bij e-mail van 7 september 2021 heeft klaagster de gerechtsdeurwaarder de gevraagde stukken verstrekt.

-           Op 13 september 2021 heeft de gerechtsdeurwaarder de beslagvrije voet aangepast. Hiervan zijn klaagster en het UWV bij brief van 13 september 2021 op de hoogte gesteld.

-           Op 13 januari 2023 heeft de gerechtsdeurwaarder het UWV medegedeeld dat het ten laste van klaagster gelegde beslag als opgeheven kan worden beschouwd.

-           Bij e-mail van 19 januari 2023 heeft klaagster een nieuwe berekening van de beslagvrije voet gemaakt en de gerechtsdeurwaarder verzocht het teveel ingehouden bedrag terug te storten. Hierop heeft de gerechtsdeurwaarder bij e-mail van diezelfde dag gereageerd.

-           Bij e-mail van 23 januari 2023 heeft klaagster de gerechtsdeurwaarder verzocht de gelegde beslagen alsnog op te heffen en de teveel ontvangen gelden over 2022 en 2023 aan haar terug te storten.

-           Bij brief van 24 januari 2023 heeft het UWV de gerechtsdeurwaarder bericht dat het ten laste van klaagster gelegde beslag per 23 januari 2023 is opgeheven.

-           Bij e-mail van 3 februari 2023 heeft de gerechtsdeurwaarder op de e-mail van klaagster van 23 januari 2023 gereageerd.

4. De oorspronkelijke klacht

Klaagster beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder over 2022 en 2023 niet de juiste beslagvrije voet heeft toegepast en weigert het teveel geïnde bedrag terug te storten. Tevens weigert de gerechtsdeurwaarder de beslagen op de uitkering van klaagster en haar bankrekening op te heffen.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.2 De voorzitter stelt voorop dat de hoogte van de beslagvrije voet geen kwestie is die ter beoordeling van de kamer staat. Dit is slechts anders als sprake is van evidente fouten of handelen tegen beter weten in. Daarvan is niet gebleken. Na het verzoek van klaagster om aanpassing van de beslagvrije voet heeft de gerechtsdeurwaarder, na ontvangst van de benodigde bewijsstukken, de beslagvrije voet aangepast. Indien klaagster het met de uiteindelijk berekende beslagvrije voet niet eens is, dient zij zich te wenden tot de civiele rechter. Uit de door de gerechtsdeurwaarder overgelegde producties blijkt dat de gerechtsdeurwaarder, na aanpassing van de beslagvrije voet, steeds de teveel geïnde gelden die hij nog onder zich had aan klaagster heeft teruggestort. Van tuchtrechtelijk laakbaar handelen op dit deel van de klacht is niet gebleken.

4.3 Uit de door de gerechtsdeurwaarder overgelegde brief van de ING Bank N.V. van

9 september 2021 blijkt dat het ten laste van klaagster gelegde beslag geen doel heeft getroffen en het beslag om die reden als vervallen is beschouwd. Ten aanzien van het ten laste van klaagster gelegde beslag onder het UWV heeft de gerechtsdeurwaarder het UWV bij brief van 13 januari 2023 bericht dat het beslag als opgeheven kan worden beschouwd. Het UWV heeft op 23 januari 2023 bevestigd dat het beslag is opgeheven. De teveel ontvangen gelden heeft de gerechtsdeurwaarder aan klaagster teruggestort. Hoewel het netter had geweest als de gerechtsdeurwaarder klaagster op de hoogte had gesteld dat de gelegde beslagen waren opgeheven, kan de gerechtsdeurwaarder op dit deel van de klacht geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt.

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klaagster als kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klaagster aangevoerd dat de gerechtsdeurwaarder zich schriftelijk heeft mogen verweren, zonder dat klaagster in de gelegenheid is gesteld om haar visie op de stukken te geven, waardoor het menselijke aspect van de gehele procedure niet ter sprake is gekomen. De gerechtsdeurwaarder heeft alles volgens de regels afgehandeld, maar niet dan nadat daarvoor een grote hoeveelheid e-mails en telefoongesprekken zijn uitgewisseld. De telefonische contacten met de gerechtsdeurwaarder laten ernstig te wensen over. Hij schoffeert de beller en insinueert zaken. De gerechtsdeurwaarder zou zelfs beweerd hebben dat klaagster geen kanker zou hebben en heeft gezegd dat dit wel weer een smoesje zou zijn om onder de betaling uit te komen. Ook grijpt de gerechtsdeurwaarder alle (wettelijke) mogelijkheden aan om klaagster het leven zo zuur mogelijk te maken. Pas nadat klaagster een klacht bij de kamer had ingediend kon ineens alles rechtgezet worden en zijn de beslagvrije voet, 5% regelingen en terugbetalingen als bij toverslag geregeld. Het gaat niet alleen om de woorden die de gerechtsdeurwaarder gebruikt, maar ook over de arrogantie waarmee de gerechtsdeurwaarder zijn klanten benadert, aldus klaagster.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 In artikel 8 van het Reglement omtrent de werkwijze van de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders is opgenomen dat de wet niet de mogelijkheid biedt voor het indienen van een nadere schriftelijke reactie na ontvangst van het verweerschrift, maar dat daarvoor de mondelinge behandeling is bedoeld.

7.2 De kamer overweegt dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer tot een andere beslissing komt. De gerechtsdeurwaarder heeft ter zitting uitdrukkelijk ontkend dat klaagster dan wel haar gemachtigde telefonisch onheus zijn bejegend. Zonder nadere onderbouwing van het tegendeel ziet de kamer geen aanleiding om aan het standpunt van de gerechtsdeurwaarder ter zitting te twijfelen.

7.3 De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet dient dan ook ongegrond te worden verklaard.

7.4 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. M.L.S. Kalff, plaatsvervangend-voorzitter, mr. C.W.D. Bom en M.F.J. Pijnenburg, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 april 2024, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.