ECLI:NL:TGDKG:2024:24 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/735405 / DW RK 23/218 MK/WdJ

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2024:24
Datum uitspraak: 24-04-2024
Datum publicatie: 25-04-2024
Zaaknummer(s): C/13/735405 / DW RK 23/218 MK/WdJ
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht is niet-ontvankelijk. Belang van klaagster is niet duidelijk geworden.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 24 april 2024 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/735405 / DW RK 23/218 MK/WdJ ingesteld door:

[  ],

klaagster,

gemachtigde: [  ],

tegen:

[  ],

gerechtsdeurwaarder te [  ],

beklaagde.

1. Ontstaan en loop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 21 juni 2023, heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 30 juli 2023, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 13 maart 2024 alwaar de gemachtigde van klaagster en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. De uitspraak is bepaald op 24 april 2024.

2. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           Bij beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 17 december 2021 heeft de voorzieningenrechter verlof verleend voor het leggen van conservatoir bewijsbeslag ten laste van vier (rechts)personen en het in gerechtelijke bewaring nemen van de in beslag te nemen bescheiden.

-           Op 22 december 2021 is conservatoir bewijsbeslag gelegd.

3. De klacht

Klaagster beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder bewijsbeslag heeft gelegd zonder het overleggen dan wel kunnen overleggen van een legaal document.

4. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

5. De beoordeling van de klacht

5.1 Gerechtsdeurwaarders (waaronder mede wordt begrepen waarnemend gerechts­deur­waar­ders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat-gerechtsdeurwaar­ders en degenen die zijn toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid, bedoelde opleiding) zijn ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaar­ders­­wet aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechts­deur­waar­der, toegevoegd gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

5.2 De kamer merkt allereerst dat op het klachtenformulier tevens de naam [  ] vermeld staat. De kamer stelt vast dat er niemand namens [  ] ter zitting is verschenen. Ter zitting heeft de gemachtigde van klaagster aangegeven dat hij klaagster ([  ]]) vertegenwoordigt, maar niet [  ]. De kamer overweegt dat voor zover [  ] wel tevens als klager dient te worden aangemerkt, de klacht van [  ] niet-ontvankelijk wordt verklaard, omdat uit niets blijkt dat [  ] door de beslaglegging is getroffen.

5.3 De kamer merkt vervolgens op dat het belang van klaagster bij de klacht ook niet duidelijk is geworden. Zij is geen partij ten laste van wie het beslag is gelegd en de mededeling op het klachtformulier dat op een adres in [  ] beslag is gelegd geeft op zichzelf geen belang voor klaagster nu een link tussen klaagster en dit adres niet is toegelicht en ook niet uit het dossier volgt. Dit betekent dat de klacht niet- ontvankelijk wordt verklaard.

5.4 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart de klacht, voor zover die is ingediend door [  , niet-ontvankelijk;
  • verklaart de klacht ook voor het overige niet-ontvankelijk.

Aldus gegeven door mr. M.L.S. Kalff, plaatsvervangend-voorzitter, mr. C.W.D. Bom en M.F.J. Pijnenburg, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 april 2024, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.