ECLI:NL:TGDKG:2024:21 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/740279 / DW RK 23/359 MK/WdJ

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2024:21
Datum uitspraak: 24-04-2024
Datum publicatie: 25-04-2024
Zaaknummer(s): C/13/740279 / DW RK 23/359 MK/WdJ
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. Klaagster stelt dat er geen sprake is van een schuld en beklaagt zich over de hoogte van de beslagvrije voet. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 24 april 2024 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 19 september 2023 met zaaknummer C/13/730288 DW RK 23/63 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/740279 / DW RK 23/359 MK/WdJ ingesteld door:

[  ],

wonende te [  ],

klaagster,

tegen:

1. [  ],

gerechtsdeurwaarder te [  ],

2. [  ],

3. [  ],

gerechtsdeurwaarders te [  ],

beklaagden.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 27 februari 2023, heeft klaagster een klacht ingediend tegen (het kantoor van) de gerechtsdeurwaarders. Bij verweerschrift, ingekomen op 8 mei 2023, heeft gerechtsdeurwaarder sub 2 op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 19 september 2023 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Een afschrift van de beslissing van de voorzitter is bij brief 21 september 2023 aan klaagster toegezonden. Bij e-mail, ingekomen op

3 oktober 2023, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 13 maart 2024 alwaar gerechtsdeurwaarder sub 2 is verschenen. Klaagster is, met kennisgeving, niet verschenen. De uitspraak is bepaald op 24 april 2024.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klaagster heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           Bij exploot van 17 januari 2022 heeft gerechtsdeurwaarder sub 3 een arrest van 21 december 2021 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden aan klaagster betekend.

-           Bij exploot van 21 maart 2022 heeft gerechtsdeurwaarder sub 3 een bevel tot betaling aan klaagster betekend.

-           Bij vonnis van 12 mei 2022 van de voorzieningenrechter te Arnhem zijn vorderingen van klaagster jegens haar ex-echtgenoot afgewezen.

-           Bij e-mail van 30 augustus 2022 heeft klaagster een klacht ingediend bij het kantoor van de gerechtsdeurwaarders.

-           Bij exploot van 14 september 2022 heeft gerechtsdeurwaarder sub 3 een bevel tot betaling aan klaagster betekend.

-           Bij e-mail van 14 september 2022 heeft klaagster bezwaar gemaakt tegen het bevel tot betaling.

-           Hierop hebben de gerechtsdeurwaarders bij e-mail van 14 september 2022 gereageerd.

-           Op 31 januari 2023 heeft gerechtsdeurwaarder sub 2 executoriaal derdenbeslag gelegd onder ABN AMRO Bank N.V. ten laste van klaagster.

-           Bij exploot van 7 februari 2023 is het gelegde beslag door gerechtsdeurwaarder sub 1 aan klaagster betekend.       

-           Bij brief van 14 februari 2023 hebben de gerechtsdeurwaarders klaagster verzocht een concreet betalingsvoorstel te doen teneinde verdere beslagmaatregelen te voorkomen.

4. De oorspronkelijke klacht

Klaagster beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarders:

a: onzorgvuldig handelen (geen duidelijkheid gegeven reden zaak, geen bewijs, geen contract);

b: de klacht van klaagster niet serieus nemen;

c: de beslagvrije voet niet respecteren;

d: de voormalige werkgever van klaagster hebben opgebeld, zonder dat de klacht van klaagster is afgewikkeld. Er is sprake van een onnodige poging tot intimidatie.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a. wordt het volgende overwogen. Aan klaagster zijn een aantal exploten betekend. De gerechtsdeurwaarders hebben deze exploten aan klaagster betekend in opdracht van de advocaat van klaagsters ex-partner omdat klaagster niet meewerkte aan de omgangsregeling, waardoor dwangsommen zijn verbeurd. Het betreft hier een klacht ten aanzien van de tenuitvoerlegging van een aan de gerechtsdeurwaarder ter hand gestelde executoriale titel en de verdere tenuitvoerlegging daarvan. Bij een geschil met betrekking tot de (verdere) tenuitvoerlegging van een executoriale titel geeft artikel 438 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering een algemene regeling. Krachtens deze bepaling dienen geschillen met betrekking tot de executie voorgelegd te worden aan de bevoegde rechter. Het tuchtrecht biedt daarvoor niet de geƫigende weg. Niet is gebleken dat klaagster contact heeft opgenomen met de gerechtsdeurwaarders om uitleg te vragen over aan haar betekende exploten. Dat de gerechtsdeurwaarders geen uitleg hebben gegeven valt hen daarom niet te verwijten.

4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel b. wordt het volgende overwogen. Op 30 augustus 2022 heeft klaagster een korte e-mail verzonden aan het kantoor van de gerechtsdeurwaarders waarin onder meer staat dat het een klacht is over de handelwijze. Hierop is op 14 september (kort) uitleg gegeven. Klaagster heeft in haar e-mail een aantal punten aangestipt zonder enige toelichting. Dat de gerechtsdeurwaarders dit niet hebben opgevat als een serieuze klacht valt hen dan ook niet te verwijten.

4.4 Ten aanzien van klachtonderdeel c. wordt het volgende overwogen. Afgezien van het feit dat klaagster geen stukken heeft overgelegd van de vaststelling van de beslagvrije voet, is de vraag of de beslagvrije voet juist is vastgesteld niet relevant aangezien bij het bankbeslag geen positief saldo werd aangetroffen.

4.5 Ten aanzien van klachtonderdeel d. wordt het volgende overwogen. In artikel 8 van de Beroeps en gedragsregels gerechtsdeurwaarders (oud) is het volgende bepaald: De gerechtsdeurwaarder oefent geen druk uit door het aankondigen van maatregelen, welke hij niet uit hoofde van zijn opdracht, de wet en de hem verstrekte titel daadwerkelijk kan nemen.

De gerechtsdeurwaarders kunnen executiemaatregelen nemen waaronder ook beslag op het inkomen van klaagster. Het opvragen van informatie bij een werkgever wordt daarom niet beoordeeld als intimidatie, of het uitoefenen van ongeoorloofde druk.

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klaagster als kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

6.1 In verzet heeft klaagster aangevoerd dat haar klacht niet de aandacht heeft gekregen die deze verdient. Klaagster heeft gevraagd naar bewijs waaruit blijkt dat er niet aan de omgangsregeling is voldaan en stelt dat zij helemaal niets verschuldigd is. Als het voor de gerechtsdeurwaarders niet duidelijk was hadden deze klaagster er naar kunnen vragen. Klaagster vraagt zich af of een korte e-mail per definitie niet serieus te nemen is als klacht over de handelswijze van een gerechtsdeurwaarder.

6.2 Klaagster heeft verder aangevoerd dat zij spreekt over een foutieve beslagvrije voet, los van het feit dat er geen sprake is van een schuld. De gerechtsdeurwaarders weten dat sprake is van een heksenjacht. Klaagster heeft geen contract, geen schuld en de gerechtsdeurwaarders hebben geen recht op welk geldbedrag dan ook.

6.3 Klaagster heeft tevens aangevoerd dat het opbellen naar haar werkgever wel intimidatie is en eigenlijk oplichting, omdat de gerechtsdeurwaarders weten dat ze verkeerd bezig zijn en weten dat er geen recht is op het geld van klaagster. Klaagster wil graag alle documentatie ontvangen van iedereen die de gerechtsdeurwaarders benaderd hebben en met welk doel.

6.4 Ten slotte stelt klaagster in het verzet aan dat de opstelling van degene die namens de gerechtsdeurwaarders aan de deur was ook niet professioneel was en haar dochter daar helaas meerdere keren getuige van is geweest. Dit is in strijd met behoorlijk handelen van een gerechtsdeurwaarder.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 Voor zover klaagster nieuwe klachten in verzet heeft aangevoerd kan zij daarin niet worden ontvangen. Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Amsterdam dient de kamer bij de behandeling van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter de oorspronkelijke klacht te toetsen. Dit betekent dat in verzet de oorspronkelijke klacht niet met nieuwe klachten kan worden aangevuld. Klaagster kan daarom niet worden ontvangen in haar klachten als vermeld onder 6.4.

7.2 De kamer overweegt dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer tot een andere beslissing komt.  

7.3 De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet dient dan ook ongegrond te worden verklaard.

7.4 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. M.L.S. Kalff, plaatsvervangend-voorzitter, mr. C.W.D. Bom en M.F.J. Pijnenburg, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 april 2024, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.