ECLI:NL:TGDKG:2024:20 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/739725 / DW RK 23/340 EV/SM

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2024:20
Datum uitspraak: 05-04-2024
Datum publicatie: 15-04-2024
Zaaknummer(s): C/13/739725 / DW RK 23/340 EV/SM
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. Een deel van de klachten van klager kunnen niet meer in behandeling worden genomen nu de gewraakte handelingen de (redelijke) termijn van drie jaar overschrijden nadat klager hiervan kennis heeft kunnen nemen. Voor het overige is niet gebleken dat de gerechtsdeurwaarder kosten heeft gemaakt die hij niet heeft mogen maken. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet dient dan ook ongegrond te worden verklaard.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 5 april 2024 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 5 september 2023 met zaaknummer C/13/728017 / DW RK 23/10 MdV/WdJ en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/739725 / DW RK 23/340 EV/SM ingesteld door:

[   ],

wonende te [   ],

klager,

tegen:

[   ],

toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [   ],

beklaagde,

gemachtigde: [   ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlage, ingekomen op 11 januari 2023, heeft klager een klacht ingediend tegen (het kantoor van) beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 20 maart 2023, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 5 september 2023 heeft de voorzitter de klacht als deels niet-ontvankelijk en deels kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 7 september 2023. Bij brief, ingekomen op 22 september 2023, heeft klager pro-forma verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter, die op 22 september 2023 is aangevuld met de gronden van het verzet. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 23 februari 2023 alwaar klager, mw. [   ] en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. De uitspraak is bepaald op 5 april 2024.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

  • De gerechtsdeurwaarder is sinds december 2017 belast met een vordering van Tele2 Nederland B.V. op klager.
  • Op 23 april 2018 is klager gedagvaard te verschijnen ter zitting van de kantonrechter te Zwolle tegen 22 mei 2018.
  • Bij vonnis van de kantonrechter te Zwolle van 22 mei 2018 is klager veroordeeld tot het betalen van een geldbedrag.
  • Bij exploot van 20 juli 2018 is het vonnis van 22 mei 2018 aan klager betekend met gelijktijdig bevel aan de inhoud te voldoen.
  • Bij brief van 18 februari 2019 heeft de gerechtsdeurwaarder aangekondigd op 5 maart 2019 beslag op de inboedel van klager te leggen. Hiertegen is op 21 februari 2019 namens klager bezwaar gemaakt.
  • Bij vonnis in verzet van de kantonrechter te Zwolle van 1 oktober 2019 is het vonnis van 22 mei 2018 gedeeltelijk vernietigd voor zover daarin van een onjuiste ingangsdatum van de wettelijke rente is uitgegaan. Het vonnis van 22 mei 2018 is voor het overige bekrachtigd.
  • Bij brief van 8 oktober 2019 is klager gesommeerd tot betaling van de openstaande vordering over te gaan.
  • Bij e-mail van 1 november 2019 is de door klager voorgestelde betalingsregeling afgewezen.
  • Bij exploot van 19 november 2019 is het vonnis van 1 oktober 2019 aan klager betekend met gelijktijdig bevel aan de inhoud te voldoen.
  • Op 7 januari 2020 is beslag gelegd onder de gemeente Deventer ten laste van klager.
  • Bij exploot van 13 januari 2020 is het proces-verbaal van het gelegde beslag aan klager betekend.
  • Bij e-mail van 29 juni 2020 is het namens klager op 22 juni 2020 gedane betalingsvoorstel afgewezen.

4. De oorspronkelijke klacht

Klager beklaagt zich er - voor zover de voorzitter begrijpt - samengevat over

dat de gerechtsdeurwaarder hem niet op de hoogte heeft gesteld van de behandeling van zijn zaak bij de rechtbank, met als gevolg dat klager zich niet kon verweren. Verder heeft de gerechtsdeurwaarder klager onnodig op kosten gejaagd bij het leggen van het beslag op de auto van klager. Ook heeft klager een brief van de gerechtsdeurwaarder ontvangen in een envelop van [   ]. De gerechtsdeurwaarder is niet akkoord gegaan met het betalingsvoorstel van klager, omdat het saldo te hoog is, maar heeft vervolgens wel beslag op de uitkering van klager gelegd met als gevolg dat het verschuldigde bedrag nog meer is opgelopen. De gerechtsdeurwaarder is kennelijk ook nog voornemens om beslag op de roerende zaken van klager te leggen. Klager stelt zich op het standpunt dat de vordering niet in verhouding staat tot de oorspronkelijke schuld en de persoonlijke schade van klager.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk handelend gerechtsdeurwaarder betaamt. Klachten kunnen niet worden gericht tegen een gerechtsdeurwaarderskantoor. In het verweer heeft bovengenoemde gerechtsdeurwaarder zich opgeworpen als beklaagde. Hiermee is in de aanhef van de beslissing rekening gehouden. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

4.2 De voorzitter overweegt dat indien de klacht wordt ingediend na verloop van drie jaren na de dag waarop de klager heeft kennisgenomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten van de gerechtsdeurwaarder waarop de klacht betrekking heeft, de klacht op grond van het bepaalde in artikel 37 lid 2 van de Gerechtsdeurwaarderswet door de voorzitter niet-ontvankelijk wordt verklaard. De beslissing tot niet-ontvankelijkverklaring blijft achterwege indien de gevolgen van het handelen of nalaten redelijkerwijs pas nadien bekend zijn geworden. In dat geval verloopt de termijn voor het indienen van een klacht een jaar na de datum waarop de gevolgen redelijkerwijs als bekend geworden zijn aan te merken. Gelet op voorgaande dienen de klachtonderdelen die zien op het handelen of nalaten van de gerechtsdeurwaarder over een periode van langer dan drie jaar geleden niet-ontvankelijk te worden verklaard.

4.3 Ten aanzien van het beslag op de uitkering van klager op 7 januari 2020 overweegt de voorzitter dat de gerechtsdeurwaarder gelet op zijn ministerieplicht niet tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld. Indien klager het met de tenuitvoerlegging van de titel niet eens is dient hij een executiegeschil aan te spannen tegen de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder. Het tuchtrecht biedt daarvoor niet de geëigende weg.

4.4 Een betalingsregeling is een gunst van de opdrachtgever en een regeling die onder voorwaarden kan worden getroffen. Het is geen recht van de schuldenaar. Klager kan het de gerechtsdeurwaarder niet verwijten indien de opdrachtgever niet akkoord heeft willen gaan met de betalingsvoorstellen van klager.

4.5 De voorzitter begrijpt dat de situatie van klager ingrijpend en zowel financieel en emotioneel heel zwaar is, maar van tuchtrechtelijk laakbaar handelen door de gerechtsdeurwaarder is niet gebleken. De gemaakte kosten voor de executie van de titels berusten op vaste, door de overheid in het Besluit tarieven ambtshandeling gerechtsdeurwaarders vastgelegde, tarieven die bij klager in rekening mogen worden gebracht. Die kosten zijn marktconform, niet buitenproportioneel en het in rekening brengen van deze kosten is niet tuchtrechtelijk laakbaar. Of de hoogte van de kosten in verhouding staat met de hoogte van de hoofdsom wordt door de kamer derhalve niet getoetst. Pas wanneer de kosten volledig onnodig zijn gemaakt, is er sprake van tuchtrechtelijk laakbaar handelen. Hiervan is niet gebleken.

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager deels niet-ontvankelijk en deels kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager aangevoerd dat:

  1. het handelen waartegen de klacht is ingediend een dermate invloed heeft (gehad) op de psychische gezondheid van klager waardoor hij simpelweg (psychisch) niet in staat was in een eerder stadium zijn klacht op te stellen. Klager doet een beroep op de kamer de termijn overschrijding om die reden als verschoonbaar aan te merken. Dit moet ertoe leiden dat de kamer tot het oordeel komt dat er sprake is (geweest) van onzorgvuldigheid in zijn reinste vorm rondom de betekening van het beslagexploot van 5 maart 2019, alsmede de betekening van het exploot van 19 november 2019.
  2. hij zich machteloos voelt  als, enerzijds, de gerechtsdeurwaarder aanvoert in opdracht van zijn opdrachtgever niet akkoord te kunnen gaan met een betalingsregeling terwijl, anderzijds, Tele2 verklaard heeft zich niet te herkennen in dat standpunt.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 Ten aanzien van de verzetsgrond onder a. overweegt de kamer als volgt. De kamer stelt voorop dat de Gerechtsdeurwaarderswet geen termijn kent waarbinnen een klager een klacht tegen een gerechtsdeurwaarder ten aanzien van zijn handelen of nalaten kan indienen. Niettemin kan in redelijkheid niet worden aanvaard dat de mogelijkheid om een klacht in te dienen aan geen enkele termijn gebonden zou zijn. In de verhouding tussen partijen in tuchtrechtelijke procedures als deze, geldt – mede gelet op het bepaalde in artikel 6 EVRM – dat een gerechtsdeurwaarder er in zijn algemeenheid aanspraak op kan maken dat een klacht binnen een redelijke termijn na het bekend worden van het beweerdelijk klachtwaardige handelen of nalaten wordt ingediend. Volgens rechtspraak van het gerechtshof Amsterdam wordt in tuchtprocedures tegen gerechtsdeurwaarders in het algemeen een termijn van drie jaar gehanteerd, te rekenen vanaf het moment dat de klager op de hoogte was of redelijkerwijs had moeten zijn van de gedraging waarop de klacht betrekking heeft (ECLI:NL:GHAMS:2008:BC8315).

7.2 Dat klager mentaal niet eerder in staat was zijn klacht in te dienen is spijtig. De kamer wil ervan wegblijven in hoeverre de gerechtsdeurwaarder hier een aandeel in zou hebben gehad, maar heeft uit het relaas ter zitting meegekregen hoe de hele situatie klager diep heeft geraakt. Dit neemt niet weg dat de beklaagde gerechtsdeurwaarder een belang heeft bij een redelijk termijn waartegen een klacht tegen hem kan worden ingediend.

7.3 De kamer hecht er aan nog wel op te merken dat ter behandeling is gebleken, anders dan de gerechtsdeurwaarder heeft doen voorkomen, dat wel sprake is geweest van de beslaglegging op de auto van klager (op 5 maart 2019). Maar gelet op het hiervoor genoemde termijn van drie jaren kunnen hier geen tuchtrechtelijke gevolgen aan worden verbonden.

7.4 Ten aanzien van de verzetsgrond onder b. overweegt dat de kamer dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht toekomt.

7.5 Het verzet kan naar het oordeel van de kamer niet slagen. Op grond van hiervan wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. A.E. de Vos, plaatsvervangend-voorzitter, en mr. S.N. Schipper en M.J.C. van Leeuwen, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 april 2024, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.