ECLI:NL:TGDKG:2024:18 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/726763 / DW RK 22/458 EV/SM

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2024:18
Datum uitspraak: 05-04-2024
Datum publicatie: 15-04-2024
Zaaknummer(s): C/13/726763 / DW RK 22/458 EV/SM
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht gedeeltelijk gegrond. Maatregel: waarschuwing. Hoewel niet wettelijke verplicht, kan het overgaan tot de toepassing van een ingrijpend middel als derdenbeslag reden (genoeg) zijn om klager daarvan vooraf in kennis te stellen. Het geval wil dat hier gaat om een niet uitvoerbaar bij voorraad verklaarde uitspraak, waarvan klager in een vroeg stadium heeft aangegeven hoger beroep in te stellen. Bij klager informeren wat de huidige stand van stand van zaken daaromtrent was, had de mogelijkheid om alsnog over te gaan tot het beslag niet in de weg gestaan. Terwijl aan de andere kant de mogelijkheid bestond dat het derdenbeslag, welke sowieso ingrijpt in de privésfeer, de arbeidsverhouding (nodeloos) op scherp had kunnen zetten.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 5 april 2024 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/726763 / DW RK 22/458 EV/SM ingesteld door:

[   ],

wonende te [   ],

klager,

tegen:

[   ],

toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [   ],

beklaagde,

gemachtigde: [   ].

Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 15 december 2022, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen per e-mail van 27 januari 2023, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 23 februari 2024 alwaar klager en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. De uitspraak is bepaald op 5 april 2024.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

  • De gerechtsdeurwaarder is belast met de tenuitvoerlegging van een vonnis van rechtbank Gelderland van 29 juni 2022, waarbij klager is veroordeeld tot betaling van de proceskosten van de wederpartij, vastgesteld tot aan dat vonnis op € 2.167,00.
  • Op 28 juli 2022 heeft de gerechtsdeurwaarder het vonnis aan klager betekend. Dezelfde dag heeft klager de gerechtsdeurwaarder telefonisch laten weten dat hij in hoger beroep gaat tegen het vonnis.
  • Bij brief van 22 augustus 2022 heeft de gerechtsdeurwaarder inkomensgegevens opgevraagd bij de werkgever van klager.
  • Op 30 augustus 2022 hebben klager en (een medewerker van het kantoor van) de gerechtsdeurwaarder telefonisch afspraken gemaakt, die de gerechtsdeurwaarder heeft bevestigd bij e-mail van 30 augustus 2022, waarin (voor zover van belang) het volgende aan klager is geschreven.

“Zoals telefonisch besproken het volgende:

1. Wij houden het dossier aan in afwachting van uw e-mail inzake het Hoger Beroep in deze zaak en het antwoord van onze opdrachtgever hierop.

2. U zult een bedrag van € 2.431,31 (…) voldoen op een van onze derdengelden rekeningen ovv het dossiernummer met het verzoek het geld op deze rekening te laten staan en niet af te dragen aan onze opdrachtgever.”
 

  • Klager heeft dezelfde dag per e-mail gereageerd dat

“Zoals telefonisch te hebben besproken hebben wij (…) aan[ge]geven dat er een hoger beroep zou worden ingesteld, en heeft een medewerker aan[ge]geven dat de executie zou worden uitgesteld omdat wij het recht hebben om beroep in te stellen en hiervoor 3 maanden de tijd hebben (…) maar tot mij[n] verbazing leek u met een loonbelasting bezi[g] te zijn.”

  • Bij e-mail van 1 september 2022 heeft de gerechtsdeurwaarder (voor zover van belang) als volgt gereageerd.

“Het klopt inderdaad dat er al is geïnformeerd naar uw inkomsten en hierover informatie is opgevraagd. Deze actie hadden wij nog niet in gang mogen zetten.”

2. De klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat:

  1. de gerechtsdeurwaarder een loonbeslag heeft betekend, dan wel geïnformeerd heeft naar loon bij de werkgever, terwijl dit nog niet uitgevoerd had mogen worden. Klager heeft hierdoor schade geleden en heeft extra kosten gemaakt;
  2. het binnen de organisatie van de gerechtsdeurwaarder schort aan communicatie en het vastleggen van afspraken;
  3. de gerechtsdeurwaarder geen klachten afhandelt, zoals de klacht van klager, verwoord in de e-mail van 30 augustus 2022.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

Klager heeft zijn klacht ingediend tegen de organisatie van gerechtsdeurwaarders [   ]. Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet (Gdw) kan een gerechtsdeurwaarderskantoor niet als beklaagde worden aangemerkt. Bij het onderzoek wie als beklaagde kan worden aangemerkt geldt als leidraad de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 25 juni 2013, (ECLI:NL:GHAMS:2013:2450). Uit dit arrest volgt dat bij klachten tegen een samenwerkingsverband de tuchtrechter zelf dient te onderzoeken tegen welke gerechtsdeurwaarder(s) van het samenwerkingsverband de klacht zich richt. Nu de in aanhef genoemde gerechts­deur­­waarder de ambtshandeling van het betekenen van het vonnis van 29 juni 2022 heeft verricht, zal hij als beklaagde worden aangemerkt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van voornoemd oplevert.

4.2  Voor zover klager zich met klachtonderdeel a. op het standpunt stelt dat de proceskostenveroordeling van het vonnis van 29 juni 2022 niet uitvoerbaar is omdat hij hoger beroep heeft aangezegd, overweegt de kamer als volgt. Het vonnis (met daarin de proceskostenveroordeling ten laste van klager) is niet uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dit betekent dat tenuitvoerlegging van het vonnis wordt geschorst wanneer daartegen hoger beroep wordt ingesteld (artikel 350 van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering). Klager heeft echter geen hoger beroep ingesteld, zodat de uitvoerbaarheid van het vonnis niet is geschorst. Het aanzeggen van hoger beroep is niet voldoende om de uitvoerbaarheid van een vonnis te schorsen.

4.3 Na de gemaakte afspraken op 30 augustus 2022 heeft de gerechtsdeurwaarder de tenuitvoerlegging van het vonnis niettemin stilgelegd. Dit brengt, volgens de deurwaarder, niet mee dat het met terugwerkende kracht tuchtrechtelijk verwijtbaar is dat de gerechtsdeurwaarder eerder de inkomensgegevens van klager (bevoegd) had opgevraagd. In het e-mailbericht van 1 september 2022 heeft (een medewerker van het kantoor van) de gerechtsdeurwaarder klager bericht dat het opvragen van de inkomensgegevens niet had gemogen. In het verweerschrift heeft de gerechtsdeurwaarder gesteld dat dit bericht onjuist is. Klager heeft het verschuldigde bedrag op de derdengeldenrekening van de gerechtsdeurwaarder gestort, die het op verzoek van zijn opdrachtgever – na het verlopen van het termijn voor het instellen van hoger beroep – aan zijn opdrachtgever heeft overgemaakt. Tot het leggen van loonbeslag is het dus nooit gekomen.

4.4 Vooropgesteld wordt dat de gerechtsdeurwaarder het vonnis van 29 juni 2022 ten uitvoer mocht leggen. Klager had op 22 augustus 2022 nog niet aan de (proceskosten)veroordeling van dat vonnis voldaan, zodat de gerechtsdeurwaarder bevoegd was om de inkomensgegevens van klager bij de werkgever op te vragen op grond van artikel 475g lid 3 Rv. De kamer is echter van oordeel – en dit vindt steun in vaste jurisprudentie – dat er een hoge mate van zorgvuldigheid betracht moet worden als het gaat om (het leggen van) een derdenbeslag.

4.5 Klager heeft expliciet te kennen gegeven in hoger beroep te (willen) gaan. Hoewel wettelijke niet is bepaald dat de gerechtsdeurwaarder de hoger beroep termijn had moeten afwachten nu klager had aangezegd dat hij van plan was hoger beroep in te stellen, maar deze omstandigheid vormt genoeg reden, aangezien in dit geval sprake is van  een niet uitvoerbaar bij voorraad verklaarde uitspraak, om even bij klager, dan wel bij de opdrachtgever te informeren wat daarvan de status is vóórdat een derde in kennis wordt gesteld van de situatie van de debiteur. Het betreft een beslissing die (mogelijk ten onrechte) ingrijpt in zijn privésfeer en de arbeidsverhouding op scherp kan zetten. Daarnaast is de interne én externe communicatie van de gerechtsdeurwaarder erg ongelukkig uitgevallen en is het voorstelbaar dat dit tot verwarring heeft geleid bij klager. Ook dit mag de gerechtsdeurwaarder zich aantrekken. Dit leidt ertoe dat ten aanzien van dit klachtonderdeel tuchtrechtelijk verwijtbaar is gehandeld.

4.6 Ten aanzien van klachtonderdeel b. overweegt de kamer dat uit de overgelegde telefoonnotities blijkt dat de afspraken met klager zijn vastgelegd door de gerechtsdeurwaarder. Niet is gebleken dat de gerechtsdeurwaarder in strijd met de afspraken met klager heeft gehandeld, of dat hij in strijd met de wet heeft gehandeld.

4.7 Ten aanzien van klachtonderdeel c. overweegt de kamer dat de gerechtsdeurwaarder bij e-mail van 1 september 2022 heeft gereageerd op de e-mail van 30 augustus 2022 van klager, en tevens heeft toegezegd overgemaakte gelden van klager op zijn derdenrekening te laten staan, in afwachting van de uitkomst van een hoger beroep procedure, zoals verzocht door klager. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is ten aanzien van dit klachtonderdeel niet gebleken.

4.8 De kamer verklaart de klacht, zoals hiervoor overwogen, gedeeltelijk gegrond en zal volstaan met het opleggen van maatregel van waarschuwing. Met het opleggen van deze maatregel wordt de gerechtsdeurwaarder in de gelegenheid gesteld zich te verbeteren, terwijl tevens de verwachting wordt uitgesproken dat een dergelijke handelwijze niet opnieuw plaatsvindt. Bij die stand van zaken ziet de kamer geen aanleiding om de gerechtsdeurwaarder te veroordelen in de kosten van de procedure. Omdat de klacht deels gegrond is, dient de gerechtsdeurwaarder wel aan klager het betaalde griffierecht te vergoeden, alsmede de door klager gemaakte (forfaitair vast te stellen) kosten.

4.9 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart de klachtonderdeel a. gegrond;
  • verklaart de klacht voor het overige ongegrond.
  • legt aan de gerechtsdeurwaarder de maatregel van waarschuwing op;
  • veroordeelt de gerechtsdeurwaarder in de proceskosten van klager, te begroten op € 50,00, te betalen nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden;
  • veroordeelt de gerechtsdeurwaarder tot betaling aan klager van het door hem betaalde griffierecht van € 50,00, nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden.

Aldus gegeven door mr. A.E. de Vos, plaatsvervangend-voorzitter, en mr. S.N. Schipper en M.J.C. van Leeuwen, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 april 2024, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.