ECLI:NL:TGDKG:2024:16 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/ 725548 DW RK 22/423 EV/SM

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2024:16
Datum uitspraak: 08-03-2024
Datum publicatie: 14-03-2024
Zaaknummer(s): C/13/ 725548 DW RK 22/423 EV/SM
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht gegrond. Maatregel: berisping. De gerechtsdeurwaarder heeft verzuimd te controleren wat de status van de openstaande vordering was voordat hij “met een druk op de knop” beslag heeft gelegd.   

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 8 maart 2024 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/ 725548 DW RK 22/423 EV/SM ingesteld door:

[ onderneming x. ],

gevestigd te [   ],

klaagster,

gemachtigde: [   ],

tegen:

[   ],

gerechtsdeurwaarder te [   ],

beklaagde,

gemachtigde: [   ].

Ontstaan en verloop van de procedure

Bij e-mail met bijlagen, ingekomen op 16 november 2022, heeft klaagster een klacht ingediend tegen de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 28 december 2022, heeft de gerechtsdeurwaarder gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 26 januari 2024 alwaar de gemachtigden van zowel klaagster als de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. De uitspraak is bepaald op 8 maart 2024.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

  • Op 19 juli 2021 is [onderneming y.] aangemaand tot betaling van een vordering van DIGITAL REVOLUTION/123INKT (hierna: de schuldeiser). De brief is geadresseerd aan het adres [   ] 9-B.
  • Bij exploot van dagvaarding van 13 april 2022 is klaagster opgeroepen te verschijnen ter terechtzitting van 25 mei 2022. De dagvaarding is betekend aan het adres [   ] 9-B te [   ].
  • Bij brief van 24 mei 2022 heeft klaagster zich bij de gerechtsdeurwaarder erover beklaagd dat een onjuiste rechtspersoon is gedagvaard en dat het exploot (en eerdere correspondentie) aan het verkeerde adres is achtergelaten. Maar omdat [onderneming y.] bekend is met de geleverde goederen én zij een dochtermaatschappij is van klaagster is klaagster zij bereidt de factuur (á € 672,75) te voldoen aan de schuldeiser.
  • Op 25 mei 2022 is klaagster in rechte verschenen.
  • Op 17 augustus 2022 heeft de kantonrechter vonnis gewezen, die op 24 augustus 2022 aan klaagster is betekend.
  • Bij brief van 1 november 2022 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster in de gelegenheid gesteld de vordering te voldoen.
  • Bij e-mail van 8 november 2022 heeft de gerechtsdeurwaarder de tussen klaagster en de gerechtsdeurwaarder overeengekomen betalingsregeling bevestigd, waarbij de eerste betaling uiterlijk op 30 november 2022 door de gerechtsdeurwaarder ontvangen  zou moeten zijn.
  • Bij brief van 15 november 2022 heeft de Rabobank klaagster ervan in kennis gesteld dat er (bank)beslag is gelegd ten laste van klaagster.
  • Bij e-mail van 16 november 2022 (10:04 uur) heeft klaagster de gerechtsdeurwaarder gewezen op de overeengekomen betalingsregeling.
  • Bij e-mail van 16 november 2022 (10:38 uur) heeft klaagster een klacht ingediend bij deze kamer.
  • Op 16 november 2022 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster meegedeeld dat het beslag ten onrechte was gelegd en dat het is opgeheven.

2. De klacht

Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarder - samengevat - dat de gerechtsdeurwaarder:

  1. de verkeerde rechtspersoon heeft gedagvaard op een onjuist adres. De stukken zijn achtergelaten bij de buren. Klaagster kon nog net tijdig reageren naar de rechtbank;
  2. ten onrechte beslag heeft gelegd onder de bank, terwijl klaagster een betalingsregeling was aangegaan met de gerechtsdeurwaarder. Daardoor is klaagster bij de bank in een kwaad daglicht gezet.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk handelend gerechtsdeurwaarder betaamt. Klachten kunnen niet worden gericht tegen een gerechtsdeurwaarderskantoor. In het verweerschrift, alsmede ter zitting, is gerechtsdeurwaarder [   ] nadrukkelijk naar voren geschoven als beklaagde. Hiermee is in de aanhef van de beslissing rekening gehouden. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

4.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a. overweegt de kamer als volgt. Klaagster heeft gesteld gevestigd te zijn op het adres [   ] 9-C te [   ], in plaats van [   ] 9-B. Dit blijkt ook uit de gegevens van de Kamer van Koophandel (hierna: de KvK). In het verweerschrift beroept de gerechtsdeurwaarder zich op de omstandigheid dat zijn incassogemachtigde klaagster (steeds) heeft aangeschreven op [   ] 9-B en dat dat aanleiding voor hem is geweest om die adressering aan te (blijven) houden. Voorts heeft de gerechtsdeurwaarder aangevoerd dat het om een bedrijfsverzamelgebouw zou gaan en dat post die bestemd is voor 9-C (ook) wel aankomt als het op 9-B wordt bezorgd én dat de dagvaarding klaagster tijdig bekend is geworden.

4.3 Ter zitting is erkend dat “met de kennis achteraf” de dagvaarding betekend had moeten worden op [   ] 9-C. Volgens de (gemachtigde van de) gerechtsdeurwaarder is er wel uittreksel KvK getrokken, maar is niet gesignaleerd dat ‘B’ eigenlijk ‘C’ had moeten zijn. De gerechtsdeurwaarder heeft zich wel de vrijheid veroorloofd om de naam van de initiële debiteur [onderneming y.] te vervangen in het dagvaardingsexploot naar [onderneming x.] omdat het naar eigen zeggen, “zo in het uittreksel KvK stond”.

4.4 In vaste tuchtrecht jurisprudentie is uitgemaakt dat de gerechtsdeurwaarder verplicht is om te controleren of hij over de juiste gegevens beschikt voordat er wordt overgegaan tot een ambtshandeling. Dat de kantonrechter artikel 122 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering heeft toegepast, ontslaat de gerechtsdeurwaarder niet van deze verplichting.

4.5 Ten aanzien van klachtonderdeel b. overweegt de kamer als volgt.

Volgens de gerechtsdeurwaarder is op 1 november 2022 – dezelfde dag waarop de laatste aankondiging van executiemaatregelen werd gedaan – een automatisch gegenereerd beslag aangemaakt. Het moment van het aanmaken is op zichzelf genomen al merkwaardig, aangezien de brief nadrukkelijk vermeldt dat klaagster zeven dagen de tijd had om beslaglegging(en) te voorkomen. Vervolgens heeft klaagster binnen die termijn, op 8 november 2022 (via een medewerker), een betalingsregeling getroffen met het kantoor van de gerechtsdeurwaarder. Hierover heeft de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder aangevoerd dat het enerzijds aan die betreffende medewerker is om op te merken dat er een (automatisch gegeneerd) beslag klaarligt. Anderzijds heeft hij aangevoerd zelf te hebben ondervonden dat het “hondsmoeilijk” is om te zien of er een concept bankbeslag voor het leggen gereed staat. “Daar lees je makkelijk overheen”, aldus de gemachtigde. Op 15 november 2022 heeft de gerechtsdeurwaarder met ‘een druk op de knop’ bankbeslag gelegd. Naar nu blijkt, niet wetende dat er een betalingsregeling was aangegaan. Hierover heeft de gemachtigde desgevraagd onomwonden gesteld dat een controle door de gerechtsdeurwaarder voordat daadwerkelijk het beslag wordt gelegd niet plaats vindt. Het is in de optiek van de gerechtsdeurwaarder de medewerker die de regeling trof om (door het weghalen van het concept beslag) de gerechtsdeurwaarder had moeten informeren. Zolang dat niet gebeurt mag de gerechtsdeurwaarder erop vertrouwen dat de status van twee weken eerder (het moment van aanmaken van het concept beslag) nog precies dezelfde is op het moment van beslag leggen. In aanvulling hierop heeft de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder aangevoerd dat niet van de gerechtsdeurwaarder gevergd kan worden dat hij tientallen, zo niet een honderdtal beslagen controleert voordat hij op de spreekwoordelijke knop drukt.

4.6 Dat de gerechtsdeurwaarder onvoldoende zorgvuldigheid heeft betracht bij het dagvaarden van de juiste rechtspersoon aan het juiste adres is op zichzelf staand kwalijk genoeg. Het gaat hier om een kerntaak van de gerechtsdeurwaarder die met zijn ambtelijke bevoegdheden een belangrijke rol heeft in het functioneren van de rechtstaat. Daar past een onverschillige houding als hier is ingenomen niet bij. Daar komt bij dat de gerechtsdeurwaarder met het feitelijk “blindelings” leggen van beslagen – alsof de opdracht daartoe niet aan verandering onderhevig kan zijn gedurende 15 dagen – onvoldoende doordrongen is van zijn verantwoordelijkheid op dat punt. Dat blijkt wel nu hij die verantwoordelijkheid kennelijk volledig heeft belegd bij zijn medewerkers. Het argument dat dit maar één keer is gebeurd op de hoeveelheid beslagen die op deze wijze worden gelegd kan op weinig begrip rekenen van de kamer en lijkt, gelet op het automatisme dat wordt geschetst, een onwaarschijnlijke voorstelling van zaken. Dit enkele geval legt alleen bloot dat er (slechts) één keer over is geklaagd.

4.7 Dat de gerechtsdeurwaarder de kosten van het beslag heeft gecrediteerd en zijn excuses heeft aangeboden is naar oordeel van de kamer niet meer dan logisch. De gerechtsdeurwaarder stelt dat klaagster daarnaast geen nadeel zou hebben ondervonden. Dit laatste is geen toetsingscriterium. Maar die stellingname geeft goed weer dat de gerechtsdeurwaarder de impact miskent dat een (ten onrechte gelegd) beslag kan hebben op de relatie tussen de onderneming en de bank. Dat de technische vooruitgang het mogelijk maakt een beslag op elektronische wijze te leggen is mooi. Maar als datzelfde systeem geen foutmelding produceert als relevante dossier informatie conflicteert met de opdracht tot het te leggen beslag, dan behoeft dat aandacht. En dan nog mag van de gerechtsdeurwaarder, die immers het beslag legt, mogen worden gevergd dat hij daarop (een laatste) controle toepast. De kamer stelt vast dat de (gemachtigde van de) gerechtsdeurwaarder geen maatregelen heeft aangekondigd waardoor dit in de toekomst niet meer kan voorkomen, noch aanleiding heeft gezien een controle moment in te lassen voordat de druk op de knop wordt gegeven.

4.8 Gelet op het voorgaande verklaart de kamer de klacht gegrond en zal aan de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping worden opgelegd.

5. Kosten(veroordeling)

5.1 Nu de kamer de gerechtsdeurwaarder tevens een maatregel oplegt, zal de kamer de gerechtsdeurwaarder op grond van artikel 43a lid 1 Gdw en de Tijdelijke Richtlijn kostenveroordeling kamer voor gerechtsdeurwaarders daarnaast veroordelen tot betaling van:

  • een forfaitair bedrag van € 50,00 aan kosten van klaagster;
  • de kosten van behandeling van de klacht door de kamer van € 1.500,00.

Er zijn geen bijzondere omstandigheden gebleken die aanleiding geven tot een

andere beslissing.

5.2 Omdat de kamer de klacht gegrond verklaart, stelt de kamer vast dat de

gerechtsdeurwaarder op grond van artikel 37 lid 7 Gdw het door klaagster betaalde

griffierecht (€ 50,00) aan haar dient te vergoeden.

5.3 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart klacht gegrond;
  • legt aan de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op;
  • veroordeelt de gerechtsdeurwaarder in de proceskosten van klaagster, te begroten op € 50,00, nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden;
  • veroordeelt de gerechtsdeurwaarder tot betaling aan klaagster van haar kosten van de procedure in eerste aanleg, bestaande uit € 50,00 aan griffierecht, nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden;
  • veroordeelt de gerechtsdeurwaarder tot betaling van de kosten van behandeling van de klacht door de kamer van € 1.500,00, te betalen aan het LDCR op de wijze en binnen de termijn als door het LDCR aan de gerechtsdeurwaarder wordt meegedeeld, nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden.

Aldus gegeven door mr. A.E. de Vos, plaatsvervangend-voorzitter, mr. S.N. Schipper en mr. J.M. Wisseborn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 maart 2024, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.