ECLI:NL:TGDKG:2024:159 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/748029 / DW RK 24/117 LV/RH

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2024:159
Datum uitspraak: 20-12-2024
Datum publicatie: 24-09-2025
Zaaknummer(s): C/13/748029 / DW RK 24/117 LV/RH
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klaagster beklaagt zich er over dat de gerechtsdeurwaarder ten onrechte beslag op haar bankrekening heeft gelegd, omdat de gerechtsdeurwaarder geen rechtsvorderingsvragen heeft beantwoord. De kamer overweegt dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet dient dan ook ongegrond te worden verklaard.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 20 december 2024 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 12 maart 2024 met zaaknummer C/13/744788 / DW RK 24/28 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/748029 / DW RK 24/117 LV/RH ingesteld door:

[ ],

ook bekend onder de naam [ ] vdf [ ],

wonende te [ ],

klaagster,

tegen:

[ ],

gerechtsdeurwaarder te [ ],

beklaagde.

Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief met bijlagen, ingekomen op 9 januari 2024, heeft klaagster een klacht ingediend tegen de gerechtsdeurwaarder. Klaagster heeft haar klacht aangevuld bij brieven met bijlage(n), ingekomen op 12 en 19 januari 2024 en 5 februari 2024. Bij verweerschrift, ingekomen op 12 februari 2024, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd.

Bij beslissing van 12 maart 2024 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Aan klaagster is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 14 maart 2024. Bij brief, ingekomen op 19 maart 2024, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 15 november 2024 alwaar klaagster (digitaal) en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. De uitspraak is bepaald op 20 december 2024.

1. De ontvankelijkheid van het verzet

Klaagster heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in het verzet kan worden ontvangen.

2. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

- de gerechtsdeurwaarder is belast met een ten laste van klaagster uitgevaardigd dwangbevel van het Centraal Justitieel Incassobureau van

28 september 2023;

- bij brief van 28 september 2023 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster verzocht het verschuldigde bedrag te voldoen teneinde rechtsmaatregelen te voorkomen;

- bij exploot van 11 oktober 2023 is het dwangbevel aan klaagster betekend met gelijktijdig bevel aan de inhoud te voldoen;

- op 8 december 2023 is executoriaal derdenbeslag gelegd onder de Rabobank ten laste van klaagster;

- bij exploot van 15 december 2023 is het proces-verbaal van het gelegde beslag aan klaagster betekend.

3. De oorspronkelijke klacht

Klaagster beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder beslag op haar bankrekening heeft gelegd, terwijl op dat moment haar salaris werd gestort en het salaris van klaagster ver onder het bestaansminimum zit. Verder is het gelegde bankbeslag onrechtmatig, omdat de gerechtsdeurwaarder geen rechtsvorderingsvragen heeft beantwoord.

4. De beslissing van de voorzitter

4.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.1 Gerechtsdeurwaarders (waaronder mede wordt begrepen waarnemend gerechts deur waar ders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat-gerechtsdeurwaar ders en degenen die zijn toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid, bedoelde opleiding) zijn ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaar ders wet aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechts deur waar der, toegevoegd gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Een gerechtsdeurwaarder is op grond van artikel 11 van de Gerechtsdeurwaarderswet in beginsel verplicht om ambtshandelingen, waartoe hij bevoegd is, te verrichten indien hierom wordt verzocht. De gerechtsdeurwaarder heeft dan ook niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld door het ten laste van klaagster uitgevaardigde dwangbevel van 28 september 2023 ten uitvoer te leggen. De kosten die aan het gelegde bankbeslag zijn verbonden komen voor rekening van klaagster. Verder blijkt uit de overgelegde producties dat de gerechtsdeurwaarder steeds op schrijven van klaagster heeft gereageerd. Dat klaagster niet de door haar gewenste antwoorden heeft gekregen maakt niet dat sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen. De door klaagster aangevoerde standpunten geven geen aanleiding om enig tuchtrechtelijk laakbaar handelen van de gerechtsdeurwaarder vast te stellen.

4.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klaagster als kennelijk ongegrond afgewezen.

5. De gronden van het verzet

In verzet heeft klaagster het volgende aangevoerd.

5.1 De tenaamstelling in de aanhef van de beslissing is onjuist. De voorzitter heeft de bijlage waarin dit is vermeld, niet opgenomen bij de beslissing.

5.2 De heer [ ] handelt niet als gerechtsdeurwaarder, maar op persoonlijke titel en niet rechtmatig als hij geld steelt van [ ], de rechtspersoon.

5.3 De gerechtsdeurwaarder was op de hoogte van het lage inkomen van klaagster. Het bedrag op haar spaarrekening was een kleine buffer en was nog van klaagsters moeder.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1 De kamer overweegt dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer tot een andere beslissing komt. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet dient dan ook ongegrond te worden verklaard. Wel zal de kamer de naam [ ] vdf vermelden in deze beslissing.

6.2 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

BESLISSING:

De kamer voor gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. L. Voetelink, plaatsvervangend-voorzitter, mr. J.H.J. Evers en mr. O.J. Boeder, leden, uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 december 2024, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.