ECLI:NL:TGDKG:2024:15 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/739527 / DW RK 23/330 EV/SM

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2024:15
Datum uitspraak: 08-03-2024
Datum publicatie: 14-03-2024
Zaaknummer(s): C/13/739527 / DW RK 23/330 EV/SM
Onderwerp: BFT
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht (gedeeltelijk) gegrond. Maatregel: geen. Het BFT beklaagt zich erover dat de gerechtsdeurwaarder haar toegevoegd-gerechtsdeurwaarder, die tevens directeur van zijn eigen incassobureau is, gefaciliteerd heeft in werkzaamheden die enkel de gerechtsdeurwaarder toebehoort. De kamer overweegt dat zowel de gerechtsdeurwaarder als de toegevoegd gerechtsdeurwaarder een eigen tuchtrechtelijke verantwoordelijkheid hebben en daarom kunnen worden aangesproken voor het eigen handelen of nalaten. Oftewel de beklaagde handelingen die de toegevoegd gerechtsdeurwaarder heeft verricht, buiten het (feitelijk) zicht van de gerechtsdeurwaarder, komen voor rekening van de toegevoegd gerechtsdeurwaarder. Maar daarnaast geldt dat op grond van art. 27 lid 1 Gdw de gerechtsdeurwaarder een verantwoordelijkheid heeft voor de namens hem door de toegevoegd gerechtsdeurwaarder verrichte ambtshandelingen en wordt hij geacht daar toezicht op uit te oefenen. De kamer stelt vast dat het toezicht in die mate tekortgeschoten is dat de toegevoegd gerechtsdeurwaarder de schijn heeft kunnen opwekken een zelfstandig gerechtsdeurwaarder te zijn.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 8 maart 2024 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/739527 / DW RK 23/330 EV/SM ingesteld door:

HET BUREAU FINANCIEEL TOEZICHT (hierna:BFT),

gevestigd te Utrecht,

klaagster,

gemachtigden: mr. A. van den Brink, mr. J. Feikema en S. Bong

tegen:

mr. [   ],

gerechtsdeurwaarder te [   ],

beklaagde,

gemachtigde: [   ].

Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief met bijlagen, ingekomen op 18 september 2023, heeft het BFT een klacht ingediend tegen de gerechtsdeurwaarder. Bij e-mail met bijlagen, ingekomen op 12 december 2023 heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd.
De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 26 januari 2024. Namens klaagster zijn verschenen mrs. A. van den Brink, J. Feikema en S. Bong.
De gerechtsdeurwaarder, haar partner en haar gemachtigde zijn verschenen.
De uitspraak is bepaald op 8 maart 2024.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

  • Tussen de gerechtsdeurwaarder en de heer [   ] (hierna: [x.]) is op 12 april 2019 een overeenkomst gesloten die betrekking heeft op de verrichten van werkzaamheden als bedoeld in artikel 2 van de Gerechtsdeurwaarderswet.
  • Op 10 mei 2019 is [x.] toegevoegd aan de gerechtsdeurwaarder. [x.] is (tevens) werkzaam vanuit zijn eigen incassobureau [kantoor x.] (hierna: [kantoor x.]) te [   ].
  • Op 26 oktober 2020 is [x.] benoemd tot gerechtsdeurwaarder.
  • Naar aanleiding van een signaal dat sprake was van een gerechtsdeurwaarder die op freelancebasis ambtshandeling voor de gerechtsdeurwaarder verrichtte is door het BFT een onderzoek gestart.
    Op 29 september 2021 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen de gerechtsdeurwaarder en het BFT.
  • Bij brief van 31 januari 2023 heeft de gerechtsdeurwaarder een reactie gegeven op het conceptrapport.

2. De klacht

Het BFT verwijt de gerechtsdeurwaarder het volgende:

  1. het faciliteren van het verrichten van gerechtsdeurwaarderswerkzaamheden door een toegevoegd gerechtsdeurwaarder;
  2. voor zaken van [kantoor x.] BRP-informatie opvragen en verstrekken.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 De gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechtsdeurwaarder, toegevoegd gerechtsdeurwaarder, kandidaat-gerechtsdeurwaarder en degene die is toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet bedoelde opleiding, zijn aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechtsdeurwaarder, toegevoegd gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt.

Het faciliteren van het verrichten van gerechtsdeurwaarderswerkzaamheden door een toegevoegd gerechtsdeurwaarder,

4.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a. overweegt de kamer als volgt. Het BFT heeft een aantal voorbeelden aangehaald waaruit zou blijken dat de gerechtsdeurwaarder [x.] zou hebben gefaciliteerd om gerechtsdeurwaarders werkzaamheden te verrichten:

1. Aanbieden gerechtsdeurwaardersdiensten (o.a. middels de Algemene voorwaarden van [kantoor x.]).

2. Dossier 20200228: toestaan dat een werkgever als derde beslagene rechtstreeks gelden aan [x.] afdroeg en onder zich liet houden.

4. Dossier L2000703: haar derdengeldenrekening laten gebruiken door [x.];

7. Dossier 20200128: een door [x.] opgestarte executieverkoop.

11. Melding artikel 3a Gdw: [x.] pretendeert, vanuit [kantoor x.] een ambtshandeling te gaan verrichten

16. [x.] heeft exploten uitgebracht al voordat ze waren ingevoerd bij de gerechtsdeurwaarder;

22. [x.] heeft exploten uitgebracht op [kantoor x.] briefpapier.

4.3 Bij haar brief van 31 januari 2023 is de gerechtsdeurwaarder uitvoerig ingegaan op deze stellingen. Deze brief betrof een reactie op de conceptrapportage van 17 november 2022. Hieronder is de reactie van de gerechtsdeurwaarder - kort zakelijk – weergegeven.

Ten aanzien van punt 1 heeft de gerechtsdeurwaarder aangevoerd dat het oprichten van de vennootschap ter voorbereiding van de benoeming noodzakelijk was. Het is immers vereist een volledige organisatiestructuur op te starten en daarover informatie te verschaffen.

Ten aanzien van punt 2 onderschrijft de gerechtsdeurwaarder dat het hier niet goed is gegaan, maar spreekt daarbij ook over een misvatting aan de zijde van de derde beslagene. Ook stelt de gerechtsdeurwaarder gepoogd te hebben deze vergissing te laten corrigeren (door [x.]). Daarnaast heeft de gerechtsdeurwaarder aangegeven dat het gepast was geweest als [x.] direct na ontvangst de gelden had doorgestort.

Ten aanzien van punt 3 heeft de gerechtsdeurwaarder aangevoerd dat [x.] conform de wet gelden heeft laten overmaken naar de derdengeldenrekening van de gerechtsdeurwaarder.

Ten aanzien van punt 4 heeft de gerechtsdeurwaarder aangevoerd dat dit dossier volledig via haar kantoor is verlopen.

Ten aanzien van punt 5 heeft de gerechtsdeurwaarder aangevoerd dat de hoedanigheid van [x.] in dit geval een ander was, namelijk die van adviseur. Bovendien betrof het geen expliciete opdracht.

Ten aanzien van punt 6 heeft de gerechtsdeurwaarder aangevoerd dat het in de deurwaarderij niet ongebruikelijk is om een digitaal dossier op een (iets) later moment aan te maken. Bovendien is dit gebeurd in de Corona-periode, waarbij het beschikken over weinig personeel veroorzaakt heeft dat zaken vertraging opliepen. Maar in deze zaken heeft [x.]zich niet geprofileerd als gerechtsdeurwaarder.

Ten aanzien van punt 7 heeft de gerechtsdeurwaarder aangevoerd dat het niet verboden is, noch uitzonderlijk, dat exploten worden uitgebracht op ander papier dan dat van de gerechtsdeurwaarder.

4.4 Niet in geschil is dat [x.] per 10 mei 2019 aan de gerechtsdeurwaarder toegevoegd was tot zijn benoeming tot gerechtsdeurwaarder op 26 oktober 2020.
[x.] hield kantoor in [   ] waar hij, naast het uitvoeren van zijn werkzaamheden als toegevoegd-gerechtsdeurwaarder, een eigen incassobureau bestierde: [kantoor x.] Ingevolge artikel 27 Gdw werkte [x.] onder de ambtelijke verantwoordelijkheid van de gerechtsdeurwaarder en is tussen hen een arbeidsovereenkomst opgesteld en aangegaan. De afspraak bestond dat [x.] alle ambtelijke werkzaamheden met de gerechtsdeurwaarder afstemde. Voorts hadden zij regelmatig, zo niet, dagelijks contact over het werk.

4.5 Hoe de (arbeids-)overeenkomst tussen de gerechtsdeurwaarder en [x.] ook bestempeld mogen worden, er is in voldoende mate komen vast te staan dat er werkafspraken tussen hen waren gemaakt, zoals het afstemmen van de ambtelijke werkzaamheden. De gerechtsdeurwaarder heeft er, in beginsel, op mogen vertrouwen dat deze werden nageleefd ondanks de fysieke afstand tussen beiden. Dat de praktijk uitwijst dat de gemaakte afspraken van de zijde van [x.] niet altijd werden nageleefd, heeft ertoe geleid dat het BFT de gerechtsdeurwaarder daar ook verantwoordelijk voor houdt.

4.6 Zoals de gerechtsdeurwaarder heeft aangegeven heeft zij zich op punten naïef opgesteld. Zij erkent dat zij mogelijk gekleurd heeft gekeken naar de manier hoe [x.] zijn rol vervulde van directeur incassobureau én toegevoegd-gerechtsdeurwaarder, omdat zij op dezelfde manier is begonnen. Ook had zij graag gezien – en had zij er belang bij – dat hij slaagde in aanloop naar zijn benoeming. Het was immers de insteek een samenwerking aan te gaan voor nu en in de toekomst, gelet op de expertise van [x.] op het gebied van internationaal recht. 

4.7 Hetgeen het BFT heeft aangevoerd ziet primair op de bevindingen over het handelen van de toegevoegd-gerechtsdeurwaarder. Zowel de gerechtsdeurwaarder als de toegevoegd-gerechtsdeurwaarder hebben volgens artikel 34 Gdw een eigen tuchtrechtelijke verantwoordelijkheid en kunnen daarom ieder worden aangesproken voor het eigen handelen of nalaten. Daarnaast geldt dat op grond van art. 27 lid 1 Gdw de gerechtsdeurwaarder een verantwoordelijkheid heeft voor de namens hem door de toegevoegd gerechtsdeurwaarder verrichte ambtshandelingen en wordt hij geacht daar toezicht op uit te oefenen. Dat de gerechtsdeurwaarder verantwoordelijkheid draagt voor de aan hem toegevoegde gerechtsdeurwaarder(s) vloeit dus voort uit de wet, maar het BFT heeft wat de kamer betreft in dit geval wel erg zwaar ingezet op de verantwoordelijkheid van de gerechtsdeurwaarder.

4.8 Het is [x.] geweest die besloot sommige dingen wel te delen met zijn gerechtsdeurwaarder en sommige dingen niet. Hij heeft de ene keer briefpapier van de gerechtsdeurwaarder gebruikt voor ambtshandelingen en de andere keer niet. Hij heeft ervoor gekozen zijn algemene voorwaarden toekomstbestendig te maken ook al liep hij daarmee vooruit op zijn benoeming. Hij heeft verwarring gewekt over zijn hoedanigheid door derden te leiden naar de kantoorrekening van [kantoor x.] of door te corresponderen over een opdracht om een ambtshandeling uit te voeren op briefpapier van zijn incassobureau. Dit alles kan [x.] aangerekend worden. Als hij zich op deze wijze of anderszins als zelfstandig gerechtsdeurwaarder heeft gepresenteerd, dan is dat buiten de feitelijke invloedsfeer van de gerechtsdeurwaarder gebeurd. En hoewel fysieke afstand dat in de hand werkt, is dat gegeven onvoldoende om de gerechtsdeurwaarder zonder meer medeverantwoordelijk te maken voor deze gedragingen, dan wel te stellen dat zij dat gefaciliteerd heeft.

4.9 Dit neemt niet weg dat de kamer van oordeel is dat van de gerechtsdeurwaarder iets meer toezicht verwacht mocht worden en dat er concretere afspraken zouden zijn gemaakt, bijvoorbeeld over het gebruik van eigen briefpapier. Vertrouwen is de basis, maar verifiëren had de gerechtsdeurwaarder meer inzicht verschaft in het handelen van [x.] wiens werkzaamheden voor een deel uitvoering waren van háár ambtelijke bevoegdheid. Niet alleen droeg zij de verantwoordelijkheid voor haar toegevoegd-gerechtsdeurwaarder, maar ook had zij een verantwoordelijkheid naar de justitiabelen die met haar toegevoegd gerechtsdeurwaarder werden geconfronteerd. Dat een derde beslagene geld blijft storten naar een andere rekening dan de kwaliteitsrekening betekent dat de rechthebbende van die gelden blootgesteld wordt aan risico’s die een kwaliteitsrekening beoogt weg te nemen. Dat dit risico niet is verwerkelijkt maakt dat niet anders. Artikel 19 Gdw dient te worden nageleefd, ook al wordt er ‘niemand enig nadeel berokkend’. Het is op dit punt dat het toezicht van de gerechtsdeurwaarder een fermere aanpak had kunnen gebruiken. Uit de door het BFT overgelegde producties blijkt dat deze situatie in elk geval over een periode van bijna vijf maanden heeft geduurd.

4.10 Tegelijkertijd hoeft de gerechtsdeurwaarder niet elke handeling of elk exploot van zijn toegevoegd gerechtsdeurwaarder na te gaan. De kamer stelt vast dat het niet stelselmatig is misgegaan onder het toezicht van de gerechtsdeurwaarder en evenmin dat sprake is geweest van technisch verkeerd uitgevoerde ambtshandelingen. Maar aan de andere kant heeft [x.] veel ruimte gekregen waarmee hij de schijn heeft kunnen opwekken zelfstandig gerechtsdeurwaarder te zijn. Hoewel de kamer ervan overtuigt is dat er geen sprake is geweest van opzet, is de gerechtsdeurwaarder wel mede debet aan deze schijn.

Voor zaken van [kantoor x.] BRP-informatie opvragen en verstrekken

4.11 Ten aanzien van klachtonderdeel b. overweegt de kamer als volgt. De gerechtsdeurwaarder heeft aangevoerd te hebben geweten dat [x.] middels zijn incassobureau werkzaamheden verrichtte voor zijn opdrachtgever. Ook was de gerechtsdeurwaarder op de hoogte van de overeenkomst die [x.] met zijn opdrachtgevers had; wanneer aan te manen en een regeling treffen of zodra de vordering meer dan een bepaald bedrag betrof een dagvaarding laten uitbrengen. In zaken waar een voornemen tot het uitbrengen van een dagvaarding was werd een BRP getrokken. Dat is volgens de gerechtsdeurwaarder zo’n 70 keer gebeurd en zijn meer dan 50 exploten daadwerkelijk uitgereikt. In enkele gevallen waren betrokkenen niet meer in Nederland ingeschreven. In die gevallen is geen ambtshandeling verricht. In de zaken waarin dat wel is gebeurd zijn die ambtshandelingen door de gerechtsdeurwaarder, [x.] of door andere collega's in het land gebeurd.         

4.12 De gerechtsdeurwaarder heeft er in goed vertrouwen vanuit mogen gaan dat de verzoeken om BRP-informatie bedoeld waren voor ambtshandelingen die zouden volgen. De gerechtsdeurwaarder was op de hoogte van de afspraken tussen [x.] en zijn opdrachtgevers en waar die toe zouden kunnen leiden. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

4.13 De kamer is van oordeel dat kan worden volstaan met de constatering dat klachtonderdeel a. gegrond is zonder daar een maatregel aan te verbinden. Hieraan ligt het volgende ten grondslag.

4.14 De gerechtsdeurwaarder heeft erkend dat er dingen mis zijn gegaan. Zij heeft ingezien dat sommige handelingen, zoals het niet ingrijpen bij het gebruik van [kantoor x.] briefpapier met het eigen rekening nummer, betrokkenen op het verkeerde been hebben kunnen zetten. De gerechtsdeurwaarder heeft aangegeven dat zij het met de kennis van nu anders zou hebben gedaan of misschien helemaal niet zou hebben gedaan. Het onderzoek naar de vermeende betrokkenheid van hetgeen [x.] wordt verweten heeft zichtbaar een zware tol geëist van de gerechtsdeurwaarder. Vooral de duur van het onderzoek (iets meer dan twee jaren) waarin het feitelijk gaat over slecht 55 exploten in een periode van 17 maanden heeft de gerechtsdeurwaarder diep geraakt. De kamer neemt in ogenschouw dat de situatie ziet op omstandigheden van lang geleden en dat de omvang van de betreffende zaken zeer klein is. Voor de kamer is dit aanleiding om de klacht weliswaar gedeeltelijk gegrond te verklaren, maar af te zien van het opleggen van een maatregel.

4.15 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart de klacht gedeeltelijk gegrond en ziet af van het opleggen van een
    maatregel;

Aldus gegeven door mr. A.E. de Vos, plaatsvervangend-voorzitter, mr. S.N. Schipper en mr. J.M. Wisseborn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 maart 2024, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.