ECLI:NL:TGDKG:2024:139 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/742570 / DW RK 23/418 MdV/RH

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2024:139
Datum uitspraak: 29-11-2024
Datum publicatie: 12-12-2024
Zaaknummer(s): C/13/742570 / DW RK 23/418 MdV/RH
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klager heeft bevrijdend betaald aan de opdrachtgever. De opdrachtgever heeft echter bedragen terug gestort. De gerechtsdeurwaarder heeft vervolgens executiemaatregelen genomen. Dat de gerechtsdeurwaarder geen contact kan krijgen met de opdrachtgever mag niet op klager worden afgewenteld. De gerechtsdeurwaarder heeft een onjuist standpunt ingenomen en heeft hardnekkig daaraan vastgehouden, terwijl hij wist dat klager bereid was om te betalen en dat ook verschillende keren heeft gedaan. Onder deze omstandigheden is het voortzetten van de tenuitvoerlegging van het vonnis met ingrijpende middelen zoals beslag leggen en het dreigen met het aanvragen van een faillissement, tuchtrechtelijk laakbaar.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 29 november 2024 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/742570 / DW RK 23/418 MdV/RH ingesteld door:

[..],

wonende te [..],

klager,

tegen:

[..],

toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [..],

beklaagde,

gemachtigde: [..].

Ontstaan en loop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 20 november 2023, heeft klager een klacht ingediend tegen de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift van 20 december 2023 heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd.

De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 18 oktober 2024 alwaar klager en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder, met kantoorgenoot [..], zijn verschenen. De uitspraak is bepaald op 29 november 2024.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

- de gerechtsdeurwaarder is belast met een ten laste van klager gewezen vonnis van de kantonrechter te Nijmegen van 3 januari 2020, aan klager betekend op 6 oktober 2020, waarin klager is veroordeeld een vordering van de ANWB te voldoen;

- klager heeft op 2 en 8 januari 2020, 20 februari 2020, 28 en 30 augustus 2023 betalingen gedaan aan de ANWB;

- de gerechtsdeurwaarder heeft op 26 januari, 2 maart. 2 april, 3 mei, 24 september, 25 oktober en 1 december 2021, 21 maart, 2 mei en 16 augustus 2022 klager aangeschreven tot betaling over te gaan;

- op 2 juni 2021 en 22 mei 2022 heeft de gerechtsdeurwaarder beslag gelegd onder de ING bank. Deze beslagen troffen geen doel;

- op 16 februari 2023 heeft de gerechtsdeurwaarder getracht beslag op roerende de zaken van klager te leggen;

- bij brief van 23 maart 2023 heeft de gerechtsdeurwaarder klager verzocht het verschuldigde bedrag ad € 994,51 te voldoen teneinde een faillissementsaanvraag te voorkomen;

- bij brief van 9 augustus 2023 heeft de gerechtsdeurwaarder klager verzocht het verschuldigde bedrag ad € 896,40 te voldoen teneinde beslaglegging op de inboedel en overige roerende zaken op 31 augustus 2023 te voorkomen;

- bij brief van 30 augustus 2023 heeft de gerechtsdeurwaarder klager geïnformeerd dat de aangekondigde beslaglegging op 31 augustus 2023 om organisatorische redenen niet doorgaat;

- bij brief van 7 november 2023 heeft klager een klacht bij het gerechtsdeurwaarderskantoor ingediend;

- hierop heeft de gerechtsdeurwaarder bij brief van 9 november 2023 gereageerd;

- bij brief van 14 november 2023 is een aankondiging beslaglegging aan klager verzonden waarin hij wordt gesommeerd een bedrag van € 897,99 te voldoen.

2. De klacht

Klager beklaagt zich samengevat over het volgende:

a: De gerechtsdeurwaarder heeft de communicatie met de opdrachtgever met betrekking tot betalingen niet op orde.

b: De gerechtsdeurwaarder heeft onterecht brieven aan klager verzonden;

c: De gerechtsdeurwaarder gaat slordig om met het op schrift stellen van bedragen.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk handelend gerechtsdeurwaarder betaamt. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

4.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a wordt het volgende overwogen. Op 20 februari 2020 heeft klager de volledige vordering aan de ANWB voldaan. De gerechtsdeurwaarder stelt zich echter op het standpunt dat dat niet het geval is omdat de ANWB bedragen aan klager heeft terugbetaald, waardoor de vordering is blijven openstaan. Het was niet mogelijk voor de gerechtsdeurwaarder contact op te nemen met de ANWB om een en ander kort te sluiten, aldus de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder. Indien dat wel het geval zou zijn geweest, had vastgesteld moeten worden dat de vordering op 20 februari 2020 was voldaan. Klager had echter moeten betalen aan de gerechtsdeurwaarder of aan de incassogemachtigde [..] en niet aan de ANWB, volgens de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder.

4.3 Met klager moet worden vastgesteld dat hij op 20 februari 2020 bevrijdend heeft betaald. De gerechtsdeurwaarder heeft dit niet onderkend, ondanks daarop te zijn gewezen door klager. Evenmin is gebleken dat de gerechtsdeurwaarder het standpunt van klager juridisch heeft laten toetsen. Dit betekent dat de betekening van het vonnis ten onrechte heeft plaatsgevonden. Dat de gerechtsdeurwaarder geen contact kon krijgen met de ANWB waardoor de door klager betaalde bedragen steeds werden teruggestort aan klager is een omstandigheid die niet aan klager kan worden tegengeworpen. Het is aan de gerechtsdeurwaarder contact met de opdrachtgever te organiseren, zo nodig via de incassogemachtigde [..]. Door te stellen dat dit niet mogelijk is en de gevolgen hiervan op klager af te wentelen, heeft de gerechtsdeurwaarder tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld.

4.4 Naar aanleiding van klachtonderdelen b en c wordt het volgende overwogen. De brief van 23 maart 2023 waarin wordt gesteld dat cliënte kan overgaan tot het aanvragen van klagers faillissement indien klager het bedrag van € 994,51 niet binnen twee dagen voldoet, is gelet op bovenstaande in strijd met het bepaalde in artikel 3.6 lid 2 van de Gerechtsdeurwaardersverordening. Hierin is bepaald dat de gerechtsdeurwaarder geen druk uitoefent door maatregelen aan te kondigen die voor het beoogde doel in redelijkheid niet worden getroffen. Daartoe is mede van belang dat de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder ter zitting heeft meegedeeld dat nog nooit een faillissement is aangevraagd op verzoek van de ANWB.

4.5 In de brief van 9 augustus 2023 wordt beslaglegging met politie op 31 augustus 2023 aangekondigd indien niet binnen drie dagen het bedrag van € 896,40 wordt voldaan. Klager heeft tussentijds geen betalingen gedaan, waardoor het verschil met het bedrag van € 994,51 niet duidelijk is. Daarnaast heeft de gerechtsdeurwaarder in de behandeling van klagers klacht op 9 november 2023 de executiekosten (maar niet de kosten van de betekening van het vonnis) kwijtgescholden en vastgesteld dat klager nog een bedrag € 317,39 is verschuldigd. Vervolgens is klager op 14 november 2023 gesommeerd binnen drie dagen € 897,99 te voldoen teneinde verdere executiemaatregelen te voorkomen. De kamer concludeert naar aanleiding van het bovenstaande dat klachtonderdelen b en c eveneens doel treffen.

4.6 De kamer ziet gelet op het hiervoor overwogene aanleiding tot het opleggen van twee maatregelen, namelijk een berisping en een boete. De gerechtsdeurwaarder heeft een onjuist standpunt ingenomen en heeft hardnekkig daaraan vastgehouden, terwijl hij wist dat klager bereid was om te betalen en dat ook verschillende keren heeft gedaan. Onder deze omstandigheden is het voortzetten van de tenuitvoerlegging van het vonnis met ingrijpende middelen zoals beslag leggen en het dreigen met het aanvragen van een faillissement, niet passend. Het spreekt voor zich dat dit alles voor klager zeer ingrijpend is geweest. Daaraan doet niet af dat klager een en ander wellicht had kunnen voorkomen door aan [..] of de gerechtsdeurwaarder te betalen; klager had nu eenmaal al (bevrijdend) aan de ANWB betaald.

4.7 De kamer zal de gerechtsdeurwaarder op grond van artikel 43a lid 1 onder a en b van de Gerechtsdeurwaarderswet jo de Tijdelijke Richtlijn kostenveroordeling kamer voor gerechtsdeurwaarders (Staatscourant 1 februari 2018, nr. 5882) tevens veroordelen in de proceskosten. Voor klager worden die begroot op het forfaitaire bedrag van € 50,00. Voor de procedure worden de kosten begroot op het forfaitaire bedrag van € 1.500,-.

4.8 Op grond van artikel 37 lid 7 van de Gerechtsdeurwaarderswet bepaalt de kamer dat de gerechtsdeurwaarder aan klager het betaalde griffierecht vergoedt.

4.9 Op grond van voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De kamer voor gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart de klacht gegrond;
  • legt de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op;
  • legt de gerechtsdeurwaarder tevens de maatregel op van een geldboete van
    € 750,00, te betalen aan het LDCR op de wijze en binnen de termijn als door het LDCR aan de gerechtsdeurwaarder wordt meegedeeld, nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden;
  • veroordeelt de gerechtsdeurwaarder in de proceskosten van klager, te begroten op € 50,00, te betalen na onherroepelijk worden van deze uitspraak;
  • bepaalt dat de gerechtsdeurwaarder aan klager het betaalde griffierecht ad

€ 50,00 vergoedt, na onherroepelijk worden van deze uitspraak;

  • veroordeelt de gerechtsdeurwaarder in de kosten van de behandeling van de klacht door de kamer, te begroten op € 1.500,00, te betalen aan het LDCR op de wijze en binnen de termijn als door het LDCR aan de gerechtsdeurwaarder wordt meegedeeld, nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden.

Aldus gegeven door mr. W.M. de Vries, voorzitter, mr. J.H.J. Evers en mr. O.J. Boeder, leden, uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 november 2024, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.