ECLI:NL:TGDKG:2024:135 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/733348 / DW RK 23/146 MK/WdJ
ECLI: | ECLI:NL:TGDKG:2024:135 |
---|---|
Datum uitspraak: | 20-11-2024 |
Datum publicatie: | 20-11-2024 |
Zaaknummer(s): | C/13/733348 / DW RK 23/146 MK/WdJ |
Onderwerp: | Ambtshandelingen (art. 2 Gdw) |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | De gerechtsdeurwaarder heeft zonder overleg met klaagster dan wel het incassobureau beslag gelegd op de woning van de ex-partner van klaagster. De woning stond niet op de door klaagster ingevulde lijst van mogelijke verhaalsobjecten en de lopende alimentatieverplichting liep nog. Klacht gegrond. Maatregel van berisping opgelegd en veroordeling in proceskosten. |
KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM
Beslissing van 20 november 2024 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/733348 / DW RK 23/146 MK/WdJ ingesteld door:
[ ],
wonende te [ ],
klaagster,
tegen:
[ ],
toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [ ],
beklaagde,
gemachtigde: [ ].
1. Ontstaan en loop van de procedure
Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 8 mei 2023, heeft klaagster een klacht ingediend tegen (een medewerker van het kantoor van) beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift met bijlagen, ingekomen op 16 juni 2023, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. De gerechtsdeurwaarder heeft zijn verweer aangevuld bij e-mail met bijlagen, ingekomen op 30 september 2024. Klaagster heeft haar klacht aangevuld bij e-mails met bijlagen, ingekomen op 1, 2, 5 en 6 oktober 2024. Deze nagekomen stukken zullen bij de klacht worden betrokken. De nagekomen stukken van klaagster, die klaagster per e-mail op 8 oktober 2024 om 22:20 uur aan de kamer heeft verzonden, zullen niet bij de klacht worden betrokken. Deze stukken zijn te laat ingediend en derhalve in strijd met een goede procesorde. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 9 oktober 2024 alwaar klaagster en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. De uitspraak is bepaald op 20 november 2024.
2. De feiten
Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:
- De gerechtsdeurwaarder is belast geweest met de inning van achterstallige partneralimentatie bij de ex-partner van klaagster.
- Op 28 mei 2021 is beslag gelegd op de hypotheekvrije onroerende zaak van de ex-partner van klaagster.
- Klaagster heeft vervolgens nadrukkelijk opdracht gegeven om het beslag op de onroerende zaak op te heffen om vervolgens beslag te leggen onder de bankinstelling ten laste van de ex-partner van klaagster.
- Op 10 juni 2021 is het beslag op de onroerende zaak opgeheven en is beslag gelegd onder de ABN AMRO bank ten laste van de ex-partner van klaagster.
Dit beslag heeft na aftrek van kosten nog geen € 200 opgebracht.
- Klaagster heeft de opdracht vervolgens ingetrokken.
3. De klacht
Klaagster beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder een te zwaar beslagmiddel heeft gebruikt, met als gevolg dat haar ex-partner de lopende partneralimentatie is gestaakt. Klaagster heeft een klacht ingediend en de zaak ingetrokken. Klaagster moet 12% afwikkelingskosten betalen terwijl er niets is afgedragen. Het nieuwe dossier om de lopende partneralimentatie te gaan innen is te lang blijven liggen.
4. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder
De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.
5. De beoordeling van de klacht
5.1 De kamer stelt het volgende voorop. Klager heeft het [ ], een incassobureau dat op een van de adressen van het kantoor van de gerechtsdeurwaarder is gevestigd, ingeschakeld voor het innen van achterstallige partneralimentatie. Zoals ter zitting ook aan de orde is geweest oordeelt de kamer over het handelen van gerechtsdeurwaarders en niet over het handelen van het [ ]. Voor zover klaagster zich erover beklaagt dat het [ ] het (nieuwe) dossier van de lopende partneralimentatie maanden heeft laten liggen, kan de kamer deze klacht dus niet behandelen. Dit geldt ook voor de klacht over de in rekening gebrachte kosten. Dat is een discussie tussen klaagster en het [ ]. Niet gesteld of gebleken is dat de gerechtsdeurwaarder hier een rol heeft vervuld. Voor zover het [ ] (het kantoor van) de gerechtsdeurwaarder heeft ingeschakeld kan de kamer het handelen van gerechtsdeurwaarder beoordelen. Dat komt hierna aan de orde.
5.2 Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk handelend gerechtsdeurwaarder betaamt. Klachten kunnen niet worden gericht tegen medewerkers van een gerechtsdeurwaarderskantoor. In het verweer heeft bovengenoemde gerechtsdeurwaarder zich opgeworpen als beklaagde. Hiermee is in de aanhef van de beslissing rekening gehouden. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.
5.3.1 De kamer overweegt dat uit de door de gerechtsdeurwaarder overgelegde producties blijkt dat het [ ] klaagster bij e-mail van 19 april 2021 heeft verzocht of zij ermee akkoord gaat dat het [ ] de gerechtsdeurwaarder inschakelt voor het innen van achterstallige partneralimentatie. In de e-mail is aangegeven dat de gerechtsdeurwaarder de ex-partner van klaagster zal bezoeken om hem te vertellen dat het openstaande bedrag dient te worden voldaan en dat de gerechtsdeurwaarder bij het uitblijven van betaling naar eigen inzicht zal overgaan tot beslaglegging. Klaagster is bij e-mail van 21 april 2021 akkoord gegaan met de overdracht aan de gerechtsdeurwaarder.
5.3.2 Klaagster ontkent ter zitting uitdrukkelijk dat zij ervan op de hoogte was dat beslaglegging op deze woning van haar ex-partner ook tot de mogelijkheden behoorde en zou hier nooit akkoord mee zijn gegaan. Ter zitting is vast komen te staan dat deze woning van de ex-partner van klaagster niet op een door klaagster ingevulde lijst met mogelijke verhaalsobjecten stond en dat klaagster ook niet bekend was met deze woning, die naar haar later bekend werd uit een erfenis van een zus was verkregen. De gerechtsdeurwaarder is dus, na eigen onderzoek naar verhaalmogelijkheden, overgegaan tot beslaglegging op deze woning van de ex-partner van klaagster. Niet gebleken is dat de gerechtsdeurwaarder het beslag op deze woning vooraf met het [ ] of met klaagster als belanghebbende heeft besproken, dan wel dat er een afspraak met het [ ] was gemaakt dat zonder nader overleg beslag op andere verhaalsobjecten mocht worden gelegd dan de objecten zoals die door klaagster waren aangegeven. Deze handelswijze is tuchtrechtelijk verwijtbaar. Het leidt er immers toe dat beslag is komen te liggen op een woning wat klaagster niet gewild heeft. De bevestiging uit de e-mail dat de gerechtsdeurwaarde naar eigen inzicht zal overgaan tot beslaglegging betekent evenmin een vrijbrief dat de gerechtsdeurwaarder alles kan doen wat mogelijk is. Juist nu gebruik is gemaakt van een door klaagster ingevulde lijst van mogelijke verhaalsobjecten waar deze woning niet op stond en er nog lopende alimentatieverplichtingen liepen had het op de weg van de gerechtsdeurwaarder gelegen vooraf te overleggen met het [ ] of met klaagster.
5.4 De kamer zal de klacht gelet op voorgaande deels gegrond verklaren. De kamer acht de maatregel van berisping in dit geval passend en geboden. Daarbij betrekt de kamer dat als gevolg van de beslaglegging de nog lopende alimentatiebetalingen direct zijn stopgezet zodat klaagster negatieve gevolgen heeft ondervonden van het ongewenste beslag.
5.5 De kamer zal de gerechtsdeurwaarder op grond van artikel 43a lid 1 onder a en b van de Gerechtsdeurwaarderswet jo de Tijdelijke Richtlijn kostenveroordeling kamer voor gerechtsdeurwaarders (Staatscourant 1 februari 2018, nr. 5882) tevens veroordelen in de proceskosten. Voor de procedure worden de kosten begroot op het forfaitaire bedrag van € 1.500.
5.6 Op grond van artikel 37 lid 7 van de Gerechtsdeurwaarderswet bepaalt de kamer dat de gerechtsdeurwaarder aan klaagster het betaalde griffierecht vergoedt.
5.7 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
BESLISSING
De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:
- verklaart de klacht ten aanzien van het gelegde beslag op de woning gegrond;
- verklaart de klacht voor het overige ongegrond;
- legt aan de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op;
- veroordeelt de gerechtsdeurwaarder in de kosten van de behandeling van de klacht door de kamer, te begroten op € 1.500, met aanzegging dat de ex artikel 43 lid 6 van de Gerechtsdeurwaarder te bepalen termijn en de wijze waarop de gerechtsdeurwaarder het bedrag van de kostenveroordeling moet voldoen, na het onherroepelijk worden van deze beslissing per brief aan de gerechtsdeurwaarder zal worden medegedeeld;
- veroordeelt de gerechtsdeurwaarder tot betaling aan klaagster van het griffiegeld van € 50, nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden.
Aldus gegeven door mr. M.L.S. Kalff, plaatsvervangend-voorzitter, mr. J.H.J. Evers en mr. A.M. Veth, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
20 november 2024, in tegenwoordigheid van de secretaris.
Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.