ECLI:NL:TGDKG:2024:134 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/750824 / DW RK 24/197 MK/WdJ
ECLI: | ECLI:NL:TGDKG:2024:134 |
---|---|
Datum uitspraak: | 20-11-2024 |
Datum publicatie: | 20-11-2024 |
Zaaknummer(s): | C/13/750824 / DW RK 24/197 MK/WdJ |
Onderwerp: | Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw) |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Beslissing op verzet. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond. |
KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM
Beslissing van 20 november 2024 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 30 april 2024 met zaaknummer C/13/746462 DW RK 24/74 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/750824 / DW RK 24/197 MK/WdJ ingesteld door:
[ ],
wonende te [ ],
klaagster,
tegen:
[ ],
gerechtsdeurwaarder te [ ],
beklaagde,
gemachtigde: [ ].
1. Ontstaan en verloop van de procedure
Bij brief met bijlagen, ingekomen op 13 februari 2024, heeft klaagster een klacht ingediend tegen (het kantoor van) beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift met bijlagen, ingekomen op 21 maart 2024, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 30 april 2024 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Een afschrift van de beslissing van de voorzitter is bij brief van 2 mei 2024 aan klaagster toegezonden. Bij brief met bijlagen, ingekomen op 15 mei 2024, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De gerechtsdeurwaarder heeft bij e-mail, ingekomen op 8 oktober 2024, op het verzetschrift gereageerd. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 9 oktober 2024 alwaar klaagster is verschenen en een pleitnota heeft overgelegd. De gerechtsdeurwaarder is, met kennisgeving, niet ter zitting verschenen. De uitspraak is bepaald op 20 november 2024.
2. De ontvankelijkheid van het verzet
Klaagster heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in het verzet kan worden ontvangen.
3. De feiten
Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:
- De gerechtsdeurwaarder is belast geweest met een vordering uit hoofde van een kredietovereenkomst op klaagster.
4. De oorspronkelijke klacht
Klaagster beklaagt zich er - voor zover de voorzitter begrijpt - samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder onbetrouwbaar heeft gehandeld.
5. De beslissing van de voorzitter
5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:
4.2 De voorzitter overweegt dat de enkele niet nader door klaagster onderbouwde stelling onvoldoende is om tuchtrechtelijk laakbaar handelen van de gerechtsdeurwaarder vast te stellen. Klaagster volstaat met algemeenheden en een grote hoeveelheid producties zonder toelichting, waarin op deze manier geen lijn valt te ontdekken. De klacht voldoet aldus niet aan de eisen die daaraan redelijkerwijs mogen worden gesteld.
4.3 Klaagster dient haar klachten over het handelen dan wel nalaten van [ ] en [ ] aan die betreffende partijen te richten. Dit staat niet ter beoordeling aan de tuchtrechter.
4.4 Ten aanzien van het verzoek van klaagster om schadevergoeding, dient klaagster zich te wenden tot de civiele rechter. Het tuchtrecht is hiervoor niet de geëigende weg.
5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klaagster als kennelijk ongegrond afgewezen.
6. De gronden van het verzet
In verzet heeft klaagster - kort samengevat - aangevoerd dat de gerechtsdeurwaarder verplicht was om tijdig en correct te handelen, wat niet is gebeurd. Klaagster beklaagt zich er verder onder meer over dat de renteopbouw onredelijk hoog is in verhouding met de oorspronkelijke vordering. Klaagster stelt verder dat zij reeds een bedrag van € 38.000 heeft betaald.
7. Het verweer in verzet van de gerechtsdeurwaarder
In verzet heeft de gerechtsdeurwaarder de door klaagster aangevoerde gronden gemotiveerd betwist. Voor zover nodig wordt hierna op dat verweer ingegaan.
8. De beoordeling van de gronden van het verzet
8.1 De kamer overweegt dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer tot een andere beslissing komt. Het door klaagster ter zitting aangevoerde maken dit niet anders.
8.2 De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet dient dan ook ongegrond te worden verklaard.
8.3 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.
BESLISSING:
De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:
- verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gegeven door mr. M.L.S. Kalff, plaatsvervangend-voorzitter, mr. J.H.J. Evers en mr. A.W. Veth, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
20 november 2024, in tegenwoordigheid van de secretaris.
Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.