ECLI:NL:TGDKG:2024:132 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/746139 / DW RK 24/63 MK/WdJ

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2024:132
Datum uitspraak: 20-11-2024
Datum publicatie: 20-11-2024
Zaaknummer(s): C/13/746139 / DW RK 24/63 MK/WdJ
Onderwerp:
  • Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
  • Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. De gerechtsdeurwaarder heeft haar eigen verantwoordelijkheid de opdracht marginaal te toetsen terzijde geschoven. Verzet en klacht gegrond. Maatregel van waarschuwing opgelegd.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 20 november 2024 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 23 januari 2024 met zaaknummer C/13/739502 / DW RK 23/329 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/746139 / DW RK 24/63 MK/WdJ ingesteld door:

[ ],

wonende te [ ],

klager,

gemachtigde: [ ],

tegen:

[ ],

kandidaat-gerechtsdeurwaarder te [ ],

beklaagde,

gemachtigde: [ ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief met bijlagen, ingekomen op 18 september 2023, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 27 oktober 2023, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 23 januari 2024 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Een afschrift van de beslissing van de voorzitter is bij brief van 25 januari 2024 aan klager toegezonden. Bij brief van 2 februari 2024, ingekomen op 6 februari 2023, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 9 oktober 2024 alwaar klager met zijn gemachtigde en de gerechtsdeurwaarder met haar gemachtigde zijn verschenen. De uitspraak is bepaald op 20 november 2024.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

- Bij arrest van het gerechtshof te Den Bosch van 20 april 2021 is klager veroordeeld om binnen twee dagen na schriftelijke mededeling van de door de gemeente [ ] in te schakelen notaris dat de levering van [ ] van de openbare gronden van de gemeente wordt voorbereid, de notaris te machtigen om het recht van hypotheek in de openbare register door te halen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000 per dag of gedeelte van een dag dat klager nalaat aan de veroordeling te voldoen, met een maximum aan te verbeuren dwangsommen van € 100.000.

- Bij exploot van 29 maart 2023 zijn verbeurde dwangsommen aan klager aangezegd.

- Klager heeft bij e-mail van 31 maart 2023 op het exploot van 29 maart 2023 gereageerd.

- Bij e-mail van 20 april 2023 heeft de gerechtsdeurwaarder namens haar opdrachtgever op de brief van klager van 31 maart 2023 gereageerd.

- Bij e-mail van 24 april 2023 heeft klager uitgebreid op deze reactie van de gerechtsdeurwaarder van 20 april 2023 gereageerd. Hierop heeft de gerechtsdeurwaarder, opnieuw namens haar opdrachtgever, bij brief van

2 juni 2023 gereageerd.

- Op 7 juni 2023 heeft klager een royementsvolmacht ondertekend.

- Bij exploot van 25 juli 2023 zijn verbeurde dwangsommen aan klager aangezegd.

- Bij e-mail van 31 augustus 2023 heeft de gerechtsdeurwaarder klager medegedeeld dat de opdrachtgever van mening is dat klager niet voldoet aan het arrest en is aan klager verzocht binnen zeven werkdagen na heden tot doorhaling van de betreffende hypotheken over te gaan.

- Hierop heeft klager bij e-mail van 31 augustus 2023 verzocht om uitstel van minimaal een week. Klager heeft zijn e-mail op 5 september 2023 gerappelleerd.

- Bij e-mail van 11 september 2023 heeft de gerechtsdeurwaarder klager medegedeeld dat de opdrachtgever niet akkoord gaat met het verlenen van uitstel en dat de executie zal worden voortgezet.

- Op 11 september 2023 heeft de gerechtsdeurwaarder executoriaal derdenbeslag gelegd onder de Rabobank ten laste van klager.

4. De oorspronkelijke klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder beslag heeft gelegd terwijl zij na een marginale toetsing tot de conclusie had moeten komen dat de vermelde dwangsom nimmer is gaan lopen en het arrest geen grond biedt voor een executoriale titel. De gerechtsdeurwaarder had haar ministerieplicht moeten weigeren.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.2 De voorzitter stelt voorop dat op een gerechtsdeurwaarder een ministerieplicht rust indien hem wordt verzocht ambtshandelingen, waartoe hij bevoegd is, te verrichten. De gerechtsdeurwaarder heeft dan ook niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld door het arrest van 20 april 2021 te executeren. Het is noch aan de gerechtsdeurwaarder noch aan de voorzitter van de kamer om inhoudelijk in te gaan op de vordering. Uit de overgelegde producties blijkt dat de gerechtsdeurwaarder de bezwaren van klager steeds met zijn opdrachtgever heeft besproken en de reactie van de opdrachtgever steeds heeft teruggekoppeld aan klager. Een tuchtrechtelijk verwijt kan de gerechtsdeurwaarder hier niet gemaakt worden.

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

6.1 In verzet heeft klager aangevoerd dat de voorzitter bij de beslissing niet van juiste en volledige feiten is uitgegaan.

6.2 Klager heeft verder aangevoerd dat de voorzitter miskent dat op de gerechtsdeurwaarder de plicht rust om zelfstandig te beoordelen of en in hoeverre zij een opdracht zal uitvoeren. De ministerieplicht gaat niet zo ver dat de gerechtsdeurwaarder als willoos werktuig van haar opdrachtgever moet of mag handelen.

6.3 Klager heeft tevens aangevoerd dat het principe van hoor en wederhoor is geschonden.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 De kamer stelt voorop dat een gerechtsdeurwaarder marginaal dient te toetsen of de aan de gerechtsdeurwaarder verstrekte gegevens voldoende grond bieden voor het gevorderde. Uit de overgelegde producties en het verhandelde ter zitting is niet gebleken dat de gerechtsdeurwaarder invulling heeft gegeven aan haar verantwoordelijkheid om marginaal te toetsen of de aan haar verstrekte titel grond gaf voor executiemaatregelen. De gerechtsdeurwaarder heeft weliswaar steeds de bezwaren van klager voorgelegd aan haar opdrachtgever, maar heeft vervolgens slechts namens de opdrachtgever richting klager gereageerd en daarbij volstaan met het verwoorden van het standpunt van haar opdrachtgever, zonder een eigen oordeel te vormen. De kamer is van oordeel dat de gerechtsdeurwaarder ten onrechte blindelings heeft vertrouwd op de informatie van haar opdrachtgever en daarbij haar eigen verantwoordelijkheid de opdracht marginaal te toetsen terzijde heeft geschoven. De kamer zal de bestreden beslissing vernietigen en de klacht gegrond verklaren.

7.2 Ten aanzien van het beroep van klager op hoor en wederhoor verwijst de kamer naar artikel 8 van het Reglement omtrent de werkwijze van de kamer voor gerechtsdeurwaarders. Hierin is opgenomen dat de gerechtsdeurwaarderswet geen mogelijkheid kent voor het indienen van een nadere schriftelijke reactie, nadat de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift heeft ingediend, tenzij de voorzitter van de kamer daartoe uitdrukkelijk de mogelijkheid toe biedt.

7.3 Gelet op het voorgaande bestaat aanleiding de gerechtsdeurwaarder de maatregel van waarschuwing op te leggen. Daarbij betrekt de kamer dat de gerechtsdeurwaarder klager – terecht – heeft gewezen op de mogelijkheid een executiegeschil te starten wat hij later ook gedaan heeft en het bovendien een omvangrijk en langlopend geschil betrof tussen partijen die juridisch werden bijgestaan en zodoende in staat waren ook hun eigen belangen te bewaken. De kamer ziet bij deze maatregel geen aanleiding om de gerechtsdeurwaarder te veroordelen in de kosten van de procedure. Omdat de klacht gegrond is, dient de gerechtsdeurwaarder wel aan klager het betaalde griffierecht te vergoeden, alsmede de door klager gemaakte (forfaitair vast te stellen) kosten.

7.4 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart het verzet gegrond en vernietigt de bestreden beslissing;
  • verklaart de klacht gegrond;
  • legt de gerechtsdeurwaarder de maatregel van waarschuwing op;
  • veroordeelt de gerechtsdeurwaarder in de proceskosten van klager, te begroten op € 50, te betalen nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden;
  • bepaalt dat de gerechtsdeurwaarder aan klager het betaalde griffierecht

ad € 50 vergoedt, nadat de beslissing onherroepelijk is geworden.

Aldus gegeven door mr. M.L.S. Kalff, plaatsvervangend-voorzitter, mr. J.H.J. Evers en mr. A.W. Veth, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van

20 november 2024, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.